Fenomenaal Van Baerle Trio in Rotterdamse Jurriaanse Zaal 1


Beethoven: Pianotrio nr. 5 in D, op. 70 nr. 1
MacMillan: Fourteen Little Pictures (1997)
Saint-Saëns: Pianotrio nr. 2 in e, op. 92
Van Baerle Trio: Hannes Minnaar (piano), Maria Milstein (viool), Gideon den Herder (cello)
Gehoord: 10 maart 2020, Jurriaanse Zaal, De Doelen, Rotterdam

Het werd weer eens tijd: een concertbezoek aan de Jurriaanse Zaal, de kamermuziekzaal van de Rotterdamse Doelen; en dan ook nog wel optreden van het Van Baerle Trio dat met een boeiend programma niet alleen weer en wind, maar ook het de gemoederen sterk bezighoudende coronavirus trotseerde. Gelukkig, want wat in Brabant althans voorlopig niet meer kan, kan in de andere provincies en dus ook in de Randstad (nog) wel, want van afgelastingen van grote evenementen is  geen sprake.

Overigens: moet een concert in het domein van de kamermuziek tot een ‘groot’ evenement worden gerekend? Qua inhoud misschien wel, maar qua publieksaantallen meestal niet. De zalen zijn immers doorgaans klein, wat het intieme karakter ervan alleen maar onderstreept.  

Geen intimiteit
Het is een merkwaardig fenomeen: instrumentalisten in de rol van solist, optredende in grote zalen met een repertoire dat daarvoor nooit en te nimmer bedoeld is geweest. Wég intimiteit!  Zo zijn er allerlei ‘meesterseries’ in binnen- en buitenland met de pianist of violist eenzaam op het podium, spelend voor een zaal met minstens 2000 toehoorders. Wie daarvan nog enige intimiteit verwacht is wel heel naïef. Voorstanders van een dergelijk concept zullen echter ongetwijfeld beweren dat op deze manier meer mensen van het desbetreffende concert kunnen genieten en dat het de solist toch niet uitmaakt. Terwijl het natuurlijk ook goed is voor gage en kassa. Bovendien: niet iedereen zit op intimiteit te wachten en is de drempel naar de grote zaal lager dan die naar de kleine zaal (zo is de gedachte). 

Alles hoorbaar
Hoe het ook zij, in een relatief klein bemeten zaal als de Jurriaanse worden muzikale details hoorbaar die in een voor dit doel (te) grote ruimte hopeloos verdrinken. Musici beseffen dat ook en zijn zich er voortdurend van bewust dat ook geringe technische hiaten in het spel onder deze omstandigheden nog onverbiddelijker waarneembaar zijn. Waarbij ik niet beweer dat de Jurriaanse Zaal de ideale akoestiek biedt voor onverschillig welke kamermuziekuitvoering of welk solo -of liedrecital ook. Toegeeflijk is zij in ieder geval niet, waardoor het aankomt op – in dit geval het pianotrio –  vlekkeloos intoneren en het creëren van de ideale balans tussen de drie instrumenten. ‘Ideaal’ betekent dan dat de twee strijkinstrumenten volkomen evenwichtig zijn gepositioneerd ten opzichte van de  dominante pianopartij (het wordt niet zonder reden pianotrio genoemd). Maar die akoestiek kan ook helpen om een volkomen natuurlijke dispositie te bereiken. Of anders gezegd: dat de pianist zich niet nodeloos hoeft in te houden ten gunste van de beide strijkinstrumenten en dus de pianistische dynamiek niet hoeft te worden opgeofferd aan de van nature nu eenmaal zachtere strijkinstrumenten. Ik heb menige kamermuziekuitvoering meegemaakt waarin dat tot zeer ongunstige effecten in de interpretatie leidde.

Sterke variaties
Ik herinner me een liedrecital in de Doelen door het duo Mark Padmore en Kristian Bezuidenhout. Ik was uitgenodigd voor de repetities en was naast het fameuze tweetal de enige in de zaal. De vraag kwam eerst van de Britse tenor: hij zou bepaalde frases zingen  en of ik op verschillende plekken in de zaal het akoestisch effect ervan wilde beoordelen, waarbij het hem met name ging om de balans tussen zangstem en fortepiano (uit de fraaie collectie van Edwin Beunk). Ik wierp tegen dat mijn oordeel ten eerste subjectief was en ten tweede dat het ‘experiment’ in een nog volkomen lege zaal plaatsvond. Kristian bemoeide er zich mee: “Aart, gewoon doen, voor ons is het echt belangrijk.” Wat bleek? Het klankbeeld varieerde sterk, niet alleen afhankelijk van de ingenomen positie in de zaal, maar ook die van de beide musici op het podium. Niet alleen wisselde de balans, maar ook de stemkleuring, terwijl de klank van de pianoforte wel vrij stabiel bleef. Een toch wel merkwaardig fenomeen dat beide musici ‘meenamen’ in het recital dat twee uur daarna zou beginnen: ze stemden hun positie op het podium erop af. 

Proef op de som
Ook het Van Baerle Trio zal ongetwijfeld de akoestiek van de Jurriaanse Zaal eerst hebben beproefd, al gold ook voor hen dat het plaats moest vinden in een lege zaal. Hoe dit proef ook mag zijn verlopen, het publiek zal hebben gesmuld van een fenomenaal uitgevoerd programma, waarbij de volmaakte speltechniek zo als vanzelfsprekend leek dat het uitsluitend om de muziek kon gaan. Geen wonder, want daar zaten drie prijswinnaars (talloze malen genomineerd en in de prijzen gevallen) die ook in onze recensies voor hun spel uitbundig werden geprezen.

Aparte kunst
Geen drie musici die nauwlettend naar elkaar moeten omzien, maar die frank en vrij het volmaakte samenspel etaleren. Geen gelegenheidstrio, maar wel een ensemble dat elkaar de ruimte geeft in een onophoudelijke, elektriserende stroom van spiritualiteit, inventiviteit, passie en lyriek. Het betaalt zich volledig uit, deze jeugdige frisheid en dit muzisch speelplezier in samenhang met een krachtige ritmische puls en een sterk ontwikkeld gevoel voor dynamische gradatie. Ja, deze stukken zijn door en door ingestudeerd, maar er is die indruk van improvisatie en intuïtie die als het ware boven deze drie werken hangt. Die aparte kunst ook van de indruk van het zich erin verliezen en toch permanent bij de les te zijn. Het lukt alleen als je elkaar tot in het kleinste detail aanvoelt, elkaars speelwijze tot in het kleinste detail kent en het discours van begin tot eind beheerst, want pas dan laat het zich spontaan ontvouwen.

Veertien staties
Dat het trio de ‘Fourteen Little Pictures’ van de Schotse componist James MacMillan (1959) in het programma had opgenomen toont moed. In de zin van ruim twintig minuten ver weg van de gebaande paden. Wie het werk (in opdracht van de BBC) voor het eerst hoorde zal mogelijk  moeite hebben gehad met het ontwarren van de onderliggende structuur; en te meer omdat de veertien deeltjes zonder onderbreking in elkaar overvloeien. Het stuk ging op 21 mei 1997 in première in het Londense Wigmore Hall en maakt sindsdien deel uit van het eigentijdse repertoire van menig pianotrio.

James MacMillan

Hoewel MacMillan een aantal gemeenschappelijke elementen, met name verwijzingen en herhalingen, in de deeltjes heeft verwerkt, is het lastig om die binnen de context van het eigentijdse componeren op slag te herkennen, laat staan te herleiden. De musici die het stuk hebben ingestudeerd en het van binnen en van buiten kennen, realiseren zich niet altijd dat het met het merendeel van het publiek bepaald anders is gesteld.  Daarom was het goed dat Minnaar vóór de uitvoering naar de microfoon greep om niet de technische aspecten uit de doeken te doen, maar om de met het stuk verbonden gedachtegang van de componist toe te lichten. Dat stond namelijk – vreemd genoeg – niet in het programmaboekje, terwijl dat nu juist wel sfeerbepalend is. Immers, die veertien ‘little pictures’ staan model voor de veertien kruiswegstaties, de aldus in beeld gebrachte lijdensweg van Jezus, in dit geval door MacMillan afwisselend weerbarstig, wreed, wild, percussief, teder, breekbaar en troosteloos gesymboliseerd. Als is het – in Beethovens termen – meer ‘Ausdruck der Empfindung als Malerei’. De enorme contrasten liegen er niet om, zoals blijkt uit de aanduidingen in de partituur: ‘feroce’, ‘delicato e fragile’, ‘strepitoso’, ‘teneroso’, ‘martellato’, ‘teneroso’ en ‘virtuoso’. In de elfde statie (Jezus wordt aan het kruis genageld) gaan werkelijk alle luidheidsregisters open: ffff luidt het voorschrift van de componist.

Dat het publiek in de goed bezette zaal grote waardering had voor MacMillans pianotrio zegt ook iets over de wijze waarop het Van Baerle Trio het werk moet hebben voorbereid. De appreciatie van eigentijdse muziek begint weliswaar bij de muziekvinder, maar dient zich wel voort te zetten in de technische en interpretatieve kwaliteiten van het ensemble. Strikte helderheid in de stemvoering, precisie in de fraseringen, de scherp geprofileerde ritmiek en de dynamische inschaling bepalen in hoge mate het succes. De uitvoering bracht de toehoorders op de spreekwoordelijke punt van de stoel, wat tevens duidelijk maakt dat de voortdurende angst voor publieke afkalving door progressief te programmeren feitelijk ongegrond is (wat de NTR ZaterdagMatinee overigens al decennialang ruimschoots heeft bewezen).

Beethoven en Saint-Saëns
Ook de beide grote pianotrio’s die MacMillans ‘pictures’ omlijstten mochten rekenen op een modelvertolking. Beethovens ‘Geistertrio’ werd breed en diep verkend, in die zo bijzondere combinatie van fonkelende energie en diepe ernst, maar ook van lyrische diepgang naar briljante bezieling. Hetzelfde gold voor het Tweede pianotrio van Saint-Saëns, gecomponeerd in 1892 tijdens diens verblijf in Algerije (de componist had ‘iets’ met het oriëntalisme, getuige onder andere het ‘Egypische’ pianoconcert). Groot aangelegd, vijfdelig, stilistisch het midden houdend tussen drukke chromatiek en klassieke helderheid, is het een werk dat blijft verbazen door zijn vindingrijkheid en thematische expansie. Opvallend zijn de reminiscenties aan Schumann (deel 3) en de ludieke snelle wals (deel 4). In de contrapuntisch complexe fuga dat het uitermate virtuoze slotdeel domineert, moeten werkelijk alle hands aan dek. Treffend te horen hoezeer het Van Baerle de techniek ook hier volkomen is ontstegen en dus alle aandacht kon richten op de onderliggende, gelaagde structuur.

Toegift
Er was nog een toegift en wel uit onverwachte hoek. De blijkbaar haastig samengestelde toelichting bevatte een nogal merkwaardige fout die Minnaar na afloop van het officiële programmagedeelte aan de orde stelde. Er viel in de door Clemens Romijn geschreven toelichting op Beethovens ‘Geistertrio’ te lezen dat met Kerstmis 1808 Beethoven zijn zojuist voltooide twee pianotrio’s op. 70 voorspeelde aan gravin Erdödy, in aanwezigheid van de componist Johann Friedrich Reichardt. Die was er verrukt over: ‘Daarin kwam een zo hemels en zangerig deel voor, zoals ik nog nooit gehoord had; iedere keer als ik er weer aan denk smelt ik opnieuw […]’ Volgens Romijn repte Reichardt hier over het ‘Geistertrio’, ‘vanwege haar geheimzinnige onderhuidse spanning (vooral in het tweede deel, Largo)’. Maar volgens Minnaar moet Reichardt hebben verwezen naar het derde deel van op. 70 nr. 2 (Allegretto ma non troppo). ‘En dat gaan we nu voor u spelen,’ met grote grote bijval tot gevolgd.

Er stond in de toelichting overigens nog een grote fout: ‘Na een tweede cd met de pianotrio’s van Mendelssohn neemt het Van Baerle Trio momenteel de verzamelde pianotrio’s van Beethoven op, waarvan inmiddels de eerste cd is verschenen’. Pardon? Onze lezers weten gelukkig beter!


Een gedachte over “Fenomenaal Van Baerle Trio in Rotterdamse Jurriaanse Zaal

  • clemens romijn

    Geachte redactie,

    Wat betreft het Geister-trio van Beethoven lijkt de anonieme recensent over een eigen bananenschil te zijn uitgegleden, want de bijnaam die uiteraard niet van de componist is en ook nogal discutabel, slaat inderdaad op het Largo, zoals in de Beethoven-literatuur veelvuldig beschreven is, en ook op deze site in bijdragen van Aart van der Wal. Het was Beethovens leerling Carl Czerny die in 1842 bij dit spookachtige Largo de associatie kreeg met de geestenscène aan het begin van Shakespeares Macbeth.

    Clemens Romijn

Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.