DVD-recensie © Paul Korenhof, maart 2025
|
De visie van Niccolò Antonio Zingarelli (1752-1837) op het befaamde Veronese liefdespaar ging op 30 januari 1796 in de Milanese Scala in première op een libretto van Giuseppe Maria Foppa. Diens tekst was gebaseerd op originele versies van het verhaal die in Italië de ronde deden, maar eveneens op de toen populaire tragedie Roméo et Juliette van Jean François Ducis die op zijn beurt weer een eigen draai had gegeven aan de bewerking van Shakespeare. De daaruit ontstane opera is geheel gericht op de liefde van de beide hoofdpersonen en op het conflict tussen Giulietta en haar vader (hier Everardo genoemd). De afloop is weliswaar even tragisch als bij Shakespeare, maar van de vete tussen de Montagues en de Capulets is weinig te merken. Romeo is hier gewoon als persoon onacceptabel voor Everardo, die helemaal zijn zinnen heeft gezet op een huwelijk van zijn dochter met Teobaldo. Vergelijken we deze opera met de latere versies van Vaccai (1825) en Bellini (1830), die evenmin op het stuk van Shakespeare als basis hebben, dan zien we zelfs dat in de versie van Zingarelli het conflict tussen Giulietta en haar vader veel meer aandacht krijgt en minstens zo belangrijke is als heer relatie met Romeo. In Parijs, waar het werk in het eerste decennium van de 19de eeuw groot succes had, groeide deze Giulietta e Romeo zelfs uit tot een favoriete opera van Napoleon en dat inspireerde het productieteam dat de opera in 2023 in Versailles op de planken bracht, om het werk ook in die tijd te laten spelen. Voor zowel de kostuums als het kapsel van Romeo en Giulietta lijken afbeeldingen van Napoleon en zijn echtgenote Joséphine de Beauharnais zelfs als voorbeeld voor dit liefdespaar te hebben gediend. Leuk bedacht, maar dat maakt de associatie met twee in een eerste liefdesextase ontvlammende pubers, wat Romeo en Julia toch zijn, voor de toeschouwers niet makkelijker. Overigens moet hetzelfde worden gezegd van de Romeo van Franco Fagioli. In deze rol, geschreven voor de castraat Girolamo Crescentini, levert hij technisch een uitmuntende prestatie en alle coloraturen realiseert hij met grote precisie, maar zijn kleuring mist romantiek, zijn countertenor klinkt te krachtig en in spel en uiterlijk is hij veel te volwassen voor een smoorverliefde jongeling. Een sopraan of lichte mezzosopraan zou hier meer op haar plaats zijn geweest en waarschijnlijk in de duetten met zowel Giulietta als Everardo ook dramatischer en expressiever geklonken hebben. Beter op haar plaats is de mezzosopraan Adèle Charvet die in eerdere opnamen van zowel Château de Versailles als Bru Zane al meermalen de aandacht trok in kleinere partijen, onder meer in Benvenuto Cellini van Berlioz en Grisélidis van Massenet. Hier kan zij in een dragende rol bewijzen wat zij waard is en dankzij haar warme, trefzekere en zelfbewuste vertolking groeit haar Giulietta uit tot het centrale personage. Met een andere Romeo had ik misschien aan een lichter timbre de voorkeur gegeven, maar in combinatie met die van Fagioli werkt haar stem hier voortreffelijk. De tenor Krystian Adam zet tegenover haar een krachtige vaderfiguur neer, zij het in zijn spel wat houterig, in zijn zang een tikje monochroom en niet altijd met de souplesse die we verwachten in het pre-rossiniaanse bel canto. Als de menslievende Gilberto, de tegenhanger van Shakespeare's Friar Laurence en Bellini's Lorenzo, horen we de countertenor Nicolò Balducci, sympathiek van klank en voordracht maar soms wat klein van stem, en het kleine rolletje van Teobaldo wordt naar behoren vertolkt door de tenor Valentino Buzza. Op één lijn met de Giulietta van Charvet staat de sprankelende Matilde (Giulietta's vriendin en gedienstige) van Florie Valiquette. Deze jonge Frans-Canadese die momenteel een leuke carrière maakt als coloratuursopraan en in het lyrische (Mozart-)repertoire, kwamen we eerder tegen in opnamen van onder meer Le Postillon de Lonjumeau van Adam, Phryné van Saint-Saëns, en als een lichte maar opmerkelijk overtuigende Donna Anna in Don Giovanni. Wel een gemis dat in het begeleidende boekje (118 pagina's op redelijk groot formaat) het productieteam in tekst en foto's alle ruimte krijgt, maar dat over de zangers niet meer te vinden is dan hun naam in de rolverdeling. In de directie van Stefan Plewniak had ik graag meer aandacht gehoord voor dramatiek en frasering en ook had het kleurrijke authentieke instrumentarium van het levendig spelende orkest van de Opéra Royal in de opname wat meer ruimte verdiend. Nu kabbelt het muzikaal soms een beetje voort, muzikaal maar ook dramatisch, want de regie van Gilles Rico komt weinig verder dan een beetje fantasieloos doen wat er gedaan moet worden. Tot de weinige uitzonderingen daarop behoren de volstrekt overbodige geestverschijningen die we tijdens de aria van Romeo in het tweede bedrijf plotseling in de lucht zien hangen. Op de technisch uitmuntende Blu-ray Disc is helaas niet zo veel te zien van dat schitterende theatertje in Versailles, en dus ook niet hoeveel mensen er in de zaal zaten. Afgaande op het niet altijd echt enthousiaste applaus, dat soms zelfs een beetje afgedwongen klinkt, zal het niet uitverkocht zijn geweest. De bijgevoegde dvd bevat weer een audiospoor van slechts 192kbps en schakelt bovendien tijdens recitatief na track 17 met flinke onderbreking over naar de tweede laag. Dat had beter gekund! index |
|