![]() DVD-recensie Damrau en Flórez in Rigoletto
© Paul Korenhof, oktober 2010
|
||
Verdi: Rigoletto. Juan Diego Flórez (Duca), Zeljko Lucic (Rigoletto), Diana Damrau (Gilda), Marcus Marquardt (Monterone), Markus Butter Ceprano), Kyung-Hae Kang (Contessa di Ceprano), Matthias Henneberg (Marullo), Oliver Ringelhahn (Borsa), Georg Zeppenfeld (Sparafucile), Christa Meyer (Maddalena), Angela Liebold (Giovanna), Dominik Licht (Usciere), LinLin Fan (Paggio), Sächsische Staatsoper Dresden., Sächsische Staatskapelle Dresden. Virgin Classics 5099964186894 Opname: juni 2008 Toen ik een tijdje geleden een solo-cd van Diana Damrau besprak (klik hier), refereerde ik aan deze Rigoletto, die ooit door Arte rechtstreeks was uitgezonden. Bij voorbaat ging toen ieders belangstelling uit naar de Peruviaanse tenor Juan Diego Flórez, die hier zijn Europees roldebuut in deze opera maakte. Tijdens de voorstelling verschoof de aandacht echter steeds meer naar de toen nog redelijk onbekende Duitse sopraan Diana Damrau en aan aan het slot bleek zij de absolute ster van de avond - en terecht! Damrau is niet alleen een groot zangeres met een solide techniek, grote virtuositeit in de coloraturen en een sterke vocale expressie, maar zij is ook een toneelpersoonlijkheid van allure die volledig in de huid van haar personages weet te kruipen. Fysiek lijkt zij misschien iets te fors voor een jong meisje, maar als actrice speelt zij daar finaal overheen en bovendien past dat toch bij haar stem, die evenmin die van een kanariepietje is. Hoewel Damrau ook uitstekend overweg kan met lyrische rollen (haar Fille du régiment uit de Scala bewees dat onlangs nog), behoort zij tot de meer dramatisch getinte coloratuursopranen en dat is voor Gilda ook nodig, zeker in de tweede en derde akte. In de eerste akte overheerst nog meisjesachtige lyriek, maar bij 'Tutte le feste' komt daarin verandering en een zangeres moet heel wat in huis hebben om in de daarop volgende duetten tegen een Verdi-orkest en een bariton-op-volle-kracht op te kunnen, of de dirigent moet flink aan het dempen slaan. Tot slot volgt dan nog de laatste akte, waar zij in de stormscène ook vocaal in het centrum moet blijven staan. Damrau is daartegen volledig opgewassen en overtuigt in ieder muzikaal en scenisch detail, ondanks de regie van Nikolaus Lehnhoff, die haar in het eeste bedrijf bijvoorbeeld met een bijna ridicule 'bedscène' in de door Raimund Bauer ontworpen 'meisjeskamer' niet echt helpt. De geactualiseerde regie kan verder weinig kwaad, al kan ik me een visueel minder saaie laatste akte voorstellen, een indruk die nog versterkt wordt door het feit dat de opmerkelijk jong ogende Sparafucile van Matthias Henneberg, bezitter bovendien van een indrukwekkende bas, in Christa Meyer een wel heel saaie, soms nauwelijks hoorbare zuster heeft gevonden. Ook de kleinere rollen zijn niet atijd mijn smaak: er wordt prima gezongen en goed geacteerd, maar ondanks de de zuidelijke glans die Fabio Luisi aan het orkest weet te geven, ontbreekt in het ensemblewerk toch iets van de vereiste 'italianità'. Alle details vallen echter in het niet naast de prestaties van Damrau, Henneberg en gelukkig ook de beide mannelijke protagonisten, al was Flórez twee jaar geleden misschien toch een fractie te licht voor de hertog. Met zijn heldere timbre, zijn elegante frasering en zijn stralende hoogte overtuigt hij even sterk als met zijn geloofwaardige, bijna jongensachtige spel, maar ik mis iets van de autoriteit en het 'joie de vivre' die bijvoorbeeld doorklinken in de vertolkingen van zangers als Bergonzi en Pavarotti, maar die toch ook onmiskenbaar aanwezig zijn bij Alfredo Kraus, eveneens een geboren 'tenore leggiero'. Heel fraai is ook de titelrol van Zeljko Lucic, in ons land al lang geen onbekende meer. Toen ik hem voor het eerst hoorde (als Germont in La traviata), overtuigde hij mij als een uitermate begaafde, fraai getimbreerde lyrische Verd-bariton en in dat repertoiredeel liggen ook zijn sterkste punten. Rigoletto vraagt echter om een iets donkerder timbre en iets meer stemkracht, zeker om op de dramatische momenten de vereiste expressiviteit te kunnen bieden, maar daar moet Lucic merkbaar alle zeilen bijzetten. Hij komt er goed doorheen, scoort daarbij op alle fronten ook ruim voldoende, maar wie bijvoorbeeld onlangs in Opera Actueel nog de vertolking van Giuseppe Taddei heeft gehoord, begrijpt wat ik bedoel als ik stel dat Lucic het dat 'beetje extra' mist - of nóg mist, wangt een goede bariton kan wel lang doorgroeien. De uitgave van Virgin combineert een helder en scherp beeld met een cameraregie die volledig op de enscenering is afgestemd, terwijl de klank (stereo pcm en 5.0 dts) bij een diepte en een helderheid die ook op een grote installatie goed doorkomen, toch een fraaie weergave biedt van het klankbeeld in een theaterakoestiek. De begeleidende documentatie bleef beperkt tot een inlegvelletje met de gegevens en een paar foto's. index |
||