DVD-recensie

Een gouden bladzijde

 

© Paul Korenhof, mei 2022

 

Puccini: Manon Lescaut

Kiri Te Kanawa (Manon), Plácido Domingo (Des Grieux), Thomas Allen (Lescaut), Forbes Robinson (Geronte di Ravoir), Robin Leggate (Edmondo), Anna Cooper (Musico), John Fryatt (Maestro di ballo), George Macpherson (L'Oste), Handel Thomas (Sergente), Mark Curtis (Lampionaio), Paschal Allen Sergente), Roderick Earle (Comandante)
Royal Opera Covent Garden
Dirigent: Giuseppe Sinopoli
Regie: Götz Friedrich
Opus Arte OA1342D
Opname: Londen, 17 mei 1983

 

Natuurlijk kende ik deze opname al lang en natuurlijk stond die bij mij altijd al hoog genoteerd, maar dat voorkwam niet dat ik bij het draaien van de heruitgave midscheeps werd getroffen. Wat een verschil met de enscenering waarop wij enkele jaren geleden bij DNO werden onthaald door Andrea Breth, specialiste in scenische onzin maar kennelijk op handen gedragen door Pierre Audi die haar zelfs haar opera's liet uitkiezen. En wat een verschil met de pedante jonge dirigenten en eenheidsworstzangers die nu in toenemende mate de operawereld onveilig maken!

Laat ik beginnen bij de regie van Götz Friedrich, grootmeester op het punt van karaktertekening, details en - het belangrijkste - analyse van de partituur. Terecht karakteriseert de toelichting zijn enscenering als 'largely traditional', iets wat in dit geval een bewuste keuze was, want deze geniale leerling van Felsenstein kon in zijn toneelbeelden wel degelijk minder traditioneel zijn. Met hem ben ik van mening dat de opera's van Puccini te realistisch zijn voor toneelbeelden die niet in relatie staan tot de handeling. Zelfs fysieke kenmerken van personages worden soms in de muziek aangegeven, zoals hier in het derde bedrijf het manke lopen van de lantaarnaansteker.
(N.B. In Tosca doet Puccini iets dergelijks met de koster, maar in zijn recente regie bij DNO werd dit genegeerd door Barrie Koski, die de koster vervolgens wel mank liet lopen op een moment waarop de muziek geheel andere zaken aanduidde. En dat is dan een regisseur die zich naar eigen zeggen 'door de muziek laat inspireren'!)

Hoewel ik Friedrich's werk goed genoeg ken om te weten dat het spel in ieder geval niet echt clichématig was, verwachtte ik wel dat het toneelbeeld na veertig jaar ietwat kneuterig zou overkomen. Niets daarvan. Weliswaar is het 'huisje-boompje-beestje', maar ik heb weer even gefascineerd zitten kijken als ik zou doen bij films van Fellini, Visconti of Coppola. Waar het om gaat is dat ieder beeld niet alleen overtuigt en bijdraagt aan de sfeer, maar dat het ook verheldert en onderstreept wat in tekst en muziek te horen is.
(Klik hier voor meer informatie en een interview dat ik met Friedrich had toen hij aan de Nederlandse Operastichting verbonden was.)

Met andere woorden: Friedrich doet veel meer dan ons in fraaie beelden en op begrijpelijke wijze het verhaal vertellen. Dat blijkt meteen al met scènes van koorleden die ieder voor zich individueel geregisseerd zijn en soms de allure krijgen van stersolisten. Centraal daarbij staat de student Edmondo (uitmuntende rol van de ondergewaardeerde tenor Robin Leggate) die in woord, gebaar en mimiek uitgroeit tot een personage op het eerste plan zonder wie het verdere verloop onmogelijk was geweest.

Nog duidelijker wordt het bij de kostelijk uitgewerkte Lescaut van Thomas Allen, decennia lang een van de topsolisten in Covent Garden, en een bariton die hier als opportunistische bon vivant preludeert op zijn Beckmesser onder Haitink, misschien wel de knapste vertolking die ik van hem heb meegemaakt. Knap ook de zonder chargeren en nadrukkelijk komische gebaartjes geregisseerde Geronte van de bas Forbes Robinson, overigens een van de weinig personages op het toneel van wie de maquillage nu enigszins achterhaald aandoet.

Centraal staan natuurlijk de beide hoofdrollen, in het eerste bedrijf als herkenbare jonge mensen neergezet, ook in hun reacties op elkaar, en in het tweede bedrijf uitgewerkt tot karakters die de aandrijfmotoren van de verdere handeling worden. Duidelijk omlijnd is deze Manon in haar verveling die haar eerst een loopje laat nemen met alle rijkdoem en luxe, en dan opeens, als haar passies weer de overhand nemen (en Friedrich maakt dat duidelijk met één blik op haar armband), panisch bij de wetenschap dat zij na haar vlucht met des Grieux dat alles zal moeten missen.

De reacties van Lescaut en Des Grieux op haar opeenvolgende gemoedstoestanden zijn al even scherp getekend. Niemand zingt gewoon maar zijn eigen rol, maar constant is er sprake van communicatie tussen de personages en wederzijds reageren, en dat gebeurt altijd op basis van woorden of noten in de partituur, nooit als puur door de regisseur bedachte handeling zoals we dat tegenwoordig al te vaak zien. Treffend is bijvoorbeeld de wanhoop van Des Grieux als hij Manon zegt dat liefde belangrijker is dan rijkdom ('Con te portar dei sol il cor!') en tegelijk beseft dat zijn smeekbede vergeefs is. Als hij haar aan zich wil binden, zal hij aan haar verlangens moeten toegeven.

Het belangrijkste verschil tussen Friedrich en veel hedendaagse regisseurs is echter dat hij de aandacht niet van de muziek afleidt. Je kunt met zijn aanpak mee gaan of niet, je kunt het 'mooi' vinden of niet, maar je hoeft je nooit af te vragen wat hij bedoelt. In het derde bedrijf is de inscheping van de meisjes van plezier misschien wat overdadig en het vierde bedrijf had het ook met minder zand en stenen kunnen stellen, maar zijn regie voltrekt zich wel langs de in de partituur aangegeven weg.

In de titelrol is Kiri Te Kanawa een vocaal beeldschone Manon die soms overigens meer associaties oproept aan de delicate lyriek in de opera van Massenet dan aan Puccini's warmbloedig verisme zoals we dat horen op de drie jaar oudere registratie uit de Met met Renata Scotto. In beide versies is Plácido Domingo een stralend jonge Des Grieux, vocaal vrijwel gelijkwaardig aan Jussi Björling, mijn ideaal voor die rol. Aan de samenwerking met Friedrich is waarschijnlijk te danken dat zijn frasering in deze Londense opname nog expressiever overkomt.

Voeg bij dat alles de idiomatische en warmbloedige directie van Giuseppe Sinopoli en het is duidelijk waarom dit voor mij een waarlijk fascinerende heruitgave is, ook al is die technisch gelijk aan de uitgave van NVC-Warner uit de jaren tachtig. Het analoge beeld, afkomstig van videobanden en niet van film, is in kleur en scherpte daarom niet wat we nu gewend zijn; in veel mindere mate geldt iets dergelijks voor het geluid, dat met 448 kbps bovendien superieur is aan de 128 tot 192 kbps waarop moderne streamings ons onthalen.

Een simpele brochure bevat geen tracklist, maar wel alle gegevens, een korte synopsis en enkele foto's, terwijl de irritante dvd-intro flink werd gereduceerd. Tot slot een punt van overweging: wie zijn dvd-speler heeft aangesloten op zijn hifi-installatie, haalt met deze opname een ook muzikaal schitterende Manon Lescaut in huis voor minder dan moet worden neergelegd voor menige cd-versie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links