DVD-recensie Aangrijpende Butterfly
© Paul Korenhof, maart 2019
|
Het blijft ontzettend jammer dat Ermonela Jaho haar DNO-debuut maakte als Antonia in Les Contes d'Hoffmann . Om te beginnen ligt het Franse repertoire de Albanese sopraan minder dan het Italiaanse, zoals ik onlangs weer kon constateren bij Les Huguenots in Parijs, en bovendien deed regisseur Tobias Kratzer er alles aan om zowel de opera van Offenbach als Jaho's rol als Antonia in Amsterdam om zeep te helpen. Wat een verschil met de Butterfly die zij in maart 2017 in Covent Garden zong! Niet alleen lijkt Puccini's muziek haar op het lijf geschreven, maar rollen van lijdende en opofferende vrouwen passen haar als een handschoen. Daarvan getuigden al een cd-versie van Leoncavallo's Zazà en dvd-registraties van La traviata en Suor Angelica, en nu is er dan een opname met haar Cio-Cio-San, de rol die haar wellicht het meest na aan het hart ligt en die momenteel geldt als haar glansrol. Aan vergelijkingsmateriaal is er geen gebrek met in de eredivisie zangeressen als Callas, De los Angeles, Freni en de jonge Scotto in de nog steeds ongeëvenaarde EMI-opname onder John Barbirolli. Bij hen voegt zich nu Jaho met een heel individuele en 'andere' interpretatie. Haar timbre klinkt minder meisjesachtig dan dat van Scotto of De los Angeles, ook doordat de operazang de afgelopen decennia 'groter' is geworden, maar in karakterisering en de expressie van emoties komt zij dicht in de buurt van Callas. De laatste ontplooit weliswaar een breder palet aan stemkleuren, maar bij Jaho klinkt de theaterervaring sterker door. Toen Callas die rol opnam (augustus 1955) had zij hem immers nog nooit op het toneel gezongen; dat gebeurde pas drie maanden later in Chicago en het bleef beperkt tot slechts drie voorstellingen. Jaho heeft met Cio-Cio-San in de loop der jaren wellicht haar grootste triomfen gevierd waarbij zij steeds verder in de rol doordrong, zowel in haar vocalistiek als in de detaillering van haar spel. Natuurlijk is ook zij geen meisje van 15-18 jaar oud en zij suggereert dat ook niet, maar zij ontplooit in spel en gelaatsexpressie wel een meisjesachtige subtiliteit. Callas zei ooit dat een emotie een fractie van een seconde voordat je die wilt laten horen op je gelaat zichtbaar moet zijn, en het is of Jaho die woorden heeft opgezogen, maar misschien doe zij het gewoon van nature. Verder is het natuurlijk een pluspunt als zo'n vertolking ook in een goede voorstelling staat. De kern van de opera is natuurlijk het tweede bedrijf van 'Un bel dì' tot het bloemenduet en daar is Jaho zonder meer aangrijpend. Cio-Cio-San blijft een enorm zware rol en het is duidelijk dat Jaho er de grenzen van haar mogelijkheden mee opzoekt, maar het resultaat is indrukwekkend en hartroerend tegelijk. 'Un bel dì' bouwt zij uit tot een ontroerende karakterstudie op basis waarvan de daarop volgende scènes met Sharpless en Suzuki uitgroeien tot aangrijpend theater zonder afleidende regiefratsen of 'nieuwe' dramaturgische inzichten. Regisseur Moshe Leiser doet namelijk niets anders dan tekst en muziek in een gedetailleerde en doorleefde handeling omzetten, en daarbij wordt hij gesteund door een fraai gestileerd en waar nodig kleurrijk decor van Christian Fenouillat en een bezetting met solisten die volledig in hun rol lijken op te gaan. Bij dat alles sluit Antonio Pappano aan met een warmbloedig orkestspel waarin tempi, spanningsbogen en climaxen meesterlijk gedoseerd zijn. Soms is er iets te weinig aandacht voor Puccini's 'piccole cose', maar de totaalindruk blijft overweldigend. Ook de overige solisten mogen gehoord worden, al komen zij soms wel duidelijk over als exponenten van de moderne zangkunst. Elizabeth Deshong is een warme, net niet te moederlijke Suzuki en Marcelo Puente overtuigt als Pinkerton, maar ik mis toch de lyrische verfijning waarmee tenoren van vorige generaties die rol onvergetelijk wisten te kleuren. In opera's van Verdi heeft Scott Hendricks mij nooit echt kunnen overtuigen, maar zijn Sharpless komt prima uit de verf, al mis ik ook hier de benadering van vooral Italiaanse baritons van vroeger, met name Tito Gobbi en Rolando Panerai, die bijvoorbeeld van de briefscène meer een subtiele dialoog konden maken, Want dat ontbreekt toch in deze uitvoering: de 'italianità' waarmee een overwegend Italiaanse cast juist de kleine nuances in een partituur van Puccini hoorbaar kon maken. Deze muziek vraagt vooral bij de kleinere rollen om zangers die 'in hun eigen taal' kunnen zingen. Wat dat aan extra sfeer oplevert, horen we hier soms even dankzij de markante Goro van Carlo Bosi! De op zich al fraaie toneelbeelden komen zeker via de Blu-ray Disc haarscherp en met veel diepte over. De camera is daarbij veelal gefocust op Jaho en terecht, maar het levert ook een probleem op. Haar zware grimering zal in de zaal waarschijnlijk goed overkomen, maar uitvergroot op het beeldscherm werkt die niet altijd even flatteus. Een technisch minpuntje is de grote aandacht voor het orkest in de audio-mixage. De Butterfly van Jaho verdient om bijvoorbeeld bij de befaamde climax vóór het bloemenduet boven het orkest uit te stralen en het geluid dat indertijd naar de bioscopen werd doorgezonden, laat daar ook een meer 'theatrale' balans horen. Het verschil is klein, maar precies groot genoeg om die climax te maken tot een van die magische momenten waarop je het gevoel hebt dat je als toeschouwer niet stil op je stoel kunt blijven zitten! index |
|