DVD-recensie

Der Freischütz als 'filmopera'

 

© Paul Korenhof, november 2013

 

Hunter's Bride

Film van Jens Neubert naar Der Freischütz van Carl Maria von Weber

Franz Grundheber (Fürst Ottokar), Benno Schollum (Kuno), Juliane Banse (Agathe), Regula Mühlemann (Ännchen), Michael Volle (Kaspar), Michael König (Max), René Pape (Ein Eremit), Olaf Bär (Kilian). Rundfunkchor Berlin, London Symphony Orchestra
Dirigent: Daniel Harding
Script en regie: Jens Neubert

Beeldformaat: 2.35:1 in 16:9
Geluid: PCM Stereo, DD 5.1

Arthaus Musik 101 692

 

Als één opera theatraal verouderd kan overkomen, geldt dat wel voor Der Freischütz. Weber's romantische opera is immers niet alleen het eerste volwassen 'Duitse' muziekdrama en de muzikale wegbereider voor Wagner, met een programmatisch opgebouwde ouverture die vooruitwijst naar de ouvertures voor Der fliegende Holländer en Tannhäuser. Dramatisch staat het werk met twee benen in zowel de 'Naturromantik' die wij zo goed kennen van de schilderijen van Caspar David Friedrich en zijn tijdgenoten, als in de Duitse 'Schauerromantik' met op de parallelweg de sprookjesverzameling van de gebroeders Grimm, die in de originele versie beslist geen lectuur vormt voor kleine kinderen.
Gezien in het kader van zijn tijd is Der Freischütz zonder meer een exemplarisch werk, een muzikaal monument voor de in die tijd opkomende belangstelling voor het Duitse culturele erfgoed. Het verhaal is echter ook een illustratie van wat de mensen toen fascineerde met als hoogtepunt de scène in de Wolfsschlucht, waar Max met Kaspar de 'Freikugeln' giet die hem aan Satan moeten overleveren, maar ook met een slotscène waarin een kluizenaar als een deus ex machina ervoor zorgt dat zuiverheid en vroomheid het uiteindelijk van het kwaad winnen.

Hoe knap en bij vlagen fascinerend Weber dat alles ook op muziek heeft gezet, sommige folkloristische scènes, de melodramatiek (letterlijk en figuurlijk) van de Wolfsschlucht en de sterk moraliserende slotscène laten zich in deze tijd niet meer zo makkelijk op het toneel zetten, terwijl inhoud en structuur van dien aard zijn, dat een moderne regisseur er niet zo makkelijk een aanvaardbare eigen draai aan kan geven. Sommigen kwamen een heel eind, onder meer Hans Neuenfels in zijn Hamburger enscenering (op dvd verkrijgbaar), maar na de eerste verrassing wordt het toch vaak meer een geslaagde gimmick dan overtuigend muziekdrama.

De Duitse regisseur Jens Neubert heeft de oplossing gezocht in wat hij zelf aanduidt als een 'filmopera', die anders dan een 'operafilm' geen pure verfilming van de opera is, maar een film waarbij het libretto als uitgangspunt diende. Al kijkend had ik iets van 'what's in a name?', maar het resultaat is beslist de moeite waard, al was het maar omdat wij in films toch dramavormen accepteren die in het huidige theater onaanvaardbaar geworden zijn. Als naam voor zijn film greep Neubert overigens terug op de oorspronkelijke naam van het libretto, Die Jägerbraut, maar vooral op grond van de praktische overweging dat het woord 'Freischütz' vrijwel onvertaalbaar is en daardoor internationaal minder geschikt als filmtitel.

Bij zijn niet echt ingrijpende bewerking van het verhaal, waarbij een poppenspeler een - mijns inziens overbodige - inleiding geeft, heeft Neubert heeft het 'gothische' element dat hij in het libretto van Johann Friedrich Kind vond, dankbaar uitvergroot. Verder heeft hij de naïeve folklore van vooral het eerste bedrijf gereduceerd door het verhaal te verplaatsen naar de tijd van de napoleontische veldtochten, waarbij Kuno en zijn houtvesters een militair regiment worden dat wij tijdens de ouverture op het slagveld aan zien.
Meer moeite heb ik met zijn beslissing Agathe te laten wonen in een fraai en luxueus ingerciht buitengoed dat ik moeilijk in overeenstemming kan brengen met de positie die Kuno bekleedt, in de opera zowel als in deze film. Ietwat merkwaardig is trouwens ook dat Max Agathe en Ännchen 's avonds bezoekt als zij al in bed liggen, en dat beide meisjes zich dan ongegeneerd in nachtkleding met hem onderhouden. Zoiets zou in het begin van de 19de eeuw op het Duitse platteland onmogelijk zijn geweest - en niet alleen daar trouwens. Het is een van de vele voorbeelden die laten zien hoe onze normen en gebruiken probleemloos naar historische films worden overgebracht en daar levensgrote anachronismen opleveren.

Heel knap is de manier waarop de gebruikelijke nadelen van een 'operafilm' eveneens geminimaliseerd werden. Het door Daniel Harding voortreffelijk geleide London Symphony Orchestra klinkt naar mijn smaak net een fractie te veel op de achtergrond, en ook een beetje dof, maar de zang is natuurlijker dan ooit in het geheel geïntegreerd, zowel in de synchronisatie als in verhouding tot de gesproken dialogen. Voor dit project werd overigens een uitstekende bezetting bijeengebracht, waarbij opvalt dat de solisten die zonder uitzondering hun rol zelf spelen, ook stuk voor stuk uitstekend verstaanbaar zijn. Kom daar in het tegenwoordige operatheater maar eens om!

De erepalm gaat in alle opzichten naar de sopraan Juliane Banse, die het meisjesachtige en het vrouwelijk van haar rol uitstekend weet te combineren en die zowel vocaal als in haar spel haar toch wat moeilijke rol uitstekend neerzet. Heel overtuigend is ook de Ännchen van de jonge Regula Mühlemann, een warme zij het ietwat monochrome lyrische sopraan en minder het speelse soubrettetype dat we in deze rol gewend zijn.
Vocaal verrassend is de Max van Michael König, een mooi egaal getimbreerde spintotenor die duidelijk ook kan acteren, maar hij is gekleed, gekapt en gegrimeerd op een manier waarvan ik mij afvraag hoe hij past in de verfijnde omgeving die Agathe in deze film gewend is. Ook de basbariton Michael Volle lijkt zich in deze verfilming helemaal thuis te voelen en hij geeft de boosaardige Kaspar voldoende karakter om mij eroverheen te zetten dat ik in deze rol toch liever een echte bas had gehoord.
Opvallend onder de kleinere rollen is het optreden van de als altijd markante Franz Grundheber in het kleine rolletje van Vorst Ottokar en mijn enige bedenking betreft eigenlijk de kluizenaar van de bas René Pape. Op zijn zang is niets aan te merken, maar de manier waarop Neubert hem in de slotscène als een sektarische evangelist met zijn volgelingen uit het woud laat komen, sluit voor mij niet aan bij het verhaal en evenmin bij de tijd waarin het verhaal zich afspeelt.

'Filmopera' of 'operafilm', ondanks enkele kanttekeningen is dit eindelijk weer eens een geslaagde poging om twee schijnbaar onverenigbare media met elkaar te verbinden. Jammer is wel dat de muziek ook hier weer enkele malen ondergeschikt is aan de filmbeelden. Zo wordt die schitterende ouverture soms bijna volledig overstemd door krijgsrumoer en het geluid bij andere beelden, en later wordt nu en dan dat het volume van de muziek opeens veranderd omdat de camera zich van 'de scène' of die juist nadert. Juist voor de echte operaliefhebber die zich verheugt eindelijk weer eens Der Freischütz te kunnen zien, kan dit op den duur een kleine ergernis worden. Ik blijf herhalen: een echte operaliefhebber zal na de eerste keren een dvd toch vooral opzetten om te luisteren en niet meer om te kijken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links