DVD-recensie

 

© Paul Korenhof, februari 2025

 

Donizetti: Il diluvio universale

Nahuel Di Pierro (Noè), Nicolò Donini (Jafet), Davide Zaccherini (Sem), Eduardo Martínez Flores (Cam), Sabrina Gárdez (Tesbite), Erica Antina (Asfene), Sophie Bruns (Abra), Enea Scala (Cadmo), Giuliana Gianfaldoni (Sela), Maria Elena Pepi (Ada), Wangmao Wang (Artoo)
Coro dell'Accademia Teatro alla Scala
Orchestra Donizetti Opera
Dirigent: Riccardo Frizza
Enscenering en Kostuums: MASBEDO
Visuele dramaturgie: Mariano Furlani
Toneelbeeld: 2050+
Dynamic 58029 (BD)
Opname: Bergamo, 17 nov. 2023

 

Nooit eerder ben ik zo nieuwsgierig geweest naar toelichtingen in het programma-, cd of dvd-boekje als bij deze uitgave. De teksten in het door Dynamic bijgesloten boekje bleken gelukkig verhelderend, al wil dat niet zeggen dat ik het visuele deel van de productie daarna ook begreep. Integendeel! Van alles wat het 'regieteam' te berde bracht, snapte ik soms nog minder dan van wat ik op het scherm te zien kreeg. En van het aandeel van de nadrukkelijk vermelde 'visuele dramaturgie' begrijp ik nog steeds helemaal niets. Of het zou moeten zijn dat het niet alleen een overbodige nieuwigheid betreft, maar ook een absolute wanprestatie.

Laat ik beginnen met de muziek en de gelukkig verhelderende toelichting daarop. Anders dan bij de cd's van Opera Rara (zie hier) horen we hier niet de sterk gewijzigde tweede versie die Donizetti in 1834 verzorgde voor Genua, maar de versie die op 6 maart 1830 in Napels in première ging als 'vasten-opera' , een bijbels getint opera-oratorium zoals we dat vooral kennen van Rossini's Mosè in Egitto . Een groot succes werd het niet en dus gebruikte Donizetti delen uit de partituur in zijn volgende opera, Anna Bolena , die op 26 december van datzelfde jaar heel wat meer bijval oogstte.

Vier jaar later bewerkte Donizetti Il diluvio universale ('De grote zondvloed') voor Genua en dat leverde een partituur op die duidelijk meer opera en minder oratorium is. Zowel het publiek als de betrokken zangers toonden zich enthousiaster dan bij de eerste versie, en kennelijk deelde de componist hun mening, want hij liet de beheerder van de Napolitaanse partituur weten dat hij die niet meer uitgevoerd wilde zien.

Aldus geschiedde, althans tot de onderhavige productie uit 2023, maar de Fondazione Teatro Donizetti rechtvaardigt haar beslissing met het argument dat in het kader van het jaarlijkse festival in Bergamo iedere versie van een opera van Donizetti ten minste één keer ten gehore moet worden gebracht.

Historisch gezien is deze uitgave dus een welkome aanwinst, althans muzikaal, want als muziekdrama blijft het een merkwaardig geheel. Het werk begint over Noch, de ark en de voorspelde zondvloed, maar de aandacht verschuift al snel naar een liefdesdrama rond de door Noach bekeerde Sela, de favoriete concubine of 'hoofdvrouw' van de Babylonische satraap Cadmo van wie zij ook een kind heeft. Tegelijk is Cadmo echter een aartsvijand van Noach en de Joden, terwijl Sela een geduchte concurrente heeft in een andere concubine, Ada, die geen middel schuwt om Sela van de eerste plaats te verdringen.

Uiteindelijk verdwijnt Noach zozeer naar de achtergrond, dat hij in het laatste bedrijf helemaal niet meer voorkomt, terwijl de door hem voorspelde zondvloed daardoor in de slotmaten niet alleen letterlijk uit de lucht komt vallen. Hoewel Donizetti zelf verantwoordelijk was voor die vreemde structuur (hij heeft de librettist Domenico Gilardoni min of meer voorgeschreven hoe de plot in elkaar moest zitten), heeft hij in de tweede versie daarin geen verandering gebracht. Eerder werd de tweeslachtigheid versterkt doordat in het begin de rol van de kinderen van Noch en daarna die van Ada meer reliëf kreeg, ten koste van zowel Noach als Cadmo.

Hoewel de eerste versie van Il diluvio universale nog minder een meesterwerk is dan de tweede, is het toch de moeite waard deze ernaast te kunnen leggen, des te meer omdat een vergelijking met Rossini's Mosè (als geheel wel een veel sterker werk) laat horen dat Donizetti in dit bijbelse gegeven duidelijk de eigen stem liet horen die datzelfde jaar Anna Bolena tot zo'n succes zou maken. Daarbij gebeurt dat in een uitvoering die de muzikale pluspunten behoorlijk onderstreept. Behalve aan de samenwerking van dirigent Riccardo Frizza met het orkest van de Donizetti Opera is dat vooral te danken aan de bas Nahuel Di Pierro als een waardige, in zang en spel sympathiek Noach, en aan de sopraan Giuliana Gianfaldoni als een verrassend sterke, zowel vocaal als dramatisch overtuigende Sela.

Het enthousiasme van het publiek in Bergamo voor de tenor Enea Scala kan ik niet helemaal delen. Afgezien van een enkele schelle topnoot geeft hij de rol van Cadmo zeker reliëf, maar zowel zijn timbre als zijn voordracht mist de élégance van het ware bel canto. Meer op haar plaats in dit repertoire is de fraai getimbreerde jonge mezzosopraan Maria Elena Pepi, een van de leden van de Bottega Donizetti en ik had haar zeker ook de aria gegund die Donizetti later voor Ada heeft nagecomponeerd. Drie andere leden van de de operastudio van Bergamo zetten hun beste beentje voort en bij de overige, kennelijk meer ervaren solisten horen we de tenor Wangmao Wang in een wat komisch aandoende interpretatie van de ietwat vileine Artoo.

Die Artoo lijkt in deze productie een dienaar van Cadmo, maar volgens het libretto is hij meer dan dat, namelijk de leider van de Brahmanen van Atlantis (of Atlantide). Een binnen het geheel niet erg helder detail, maar dat valt in het niet bij de erwtensoep aan onduidelijkheden, overbodige details die nergens op slaan en momenten van pure idioterie waarmee deze opera werd overgoten door het productieteam MASBEDO, bestaande uit Nicolò Massazza en Iacopo Bedogni. Wat deze beide vijftigers, gespecialiseerd in film en 'performances', bezield heeft bij deze 'operaregie', mag Joost weten, maar kijkend naar mijn televisie was ik alleen maar blij dat de camera zich vooral concentreerde op de solisten en het grootste deel van hun visuele onzin buiten beeld liet.

Het opvallendste element dat gelukkig grotendeels onzichtbaar bleef, was een meer dan levensgroot videoscherm dat zich uitstrekte over de hele achterwand van het toneel en waarop constant beelden over elkaar heen buitelden die - voor zover ik kon zien - niets met de opera te maken hadden en zelfs - nog erger - niets met wat de beide vormgevers als handeling op het toneel daarvóór bedacht hadden. (Behalve dan misschien tamelijk onsmakelijke beelden waarin dieren van hun ingewanden worden ontdaan terwijl op het toneel een feestmaal wordt aangericht).

Verder zal het af en toe wel iets met de klimaatcrisis te maken hebben gehad, want de min of meer 'eigentijdse' (jaren zeventig?) handeling van het eerste en tweede bedrijf speelde zich af rond soort 'allerlaatste avondmaal' dat voorafgaat aan het einde van de wereld (de zondvloed dus, ziedaar eindelijk de link met Donizetti's opera...).

De camera toont hoe de personages ondertussen hun rol zo goed mogelijk proberen waar te maken, maar achteraf was ik gewoon blij met het eerste tafereel dat zich afspeelde bij de (natuurlijk onzichtbare) ark van Noach en waarin niets te zien was en ook niets bijzonders gebeurde. Iedereen stond er gewoon maar en liep af en toe wat.

Kennelijk probeerden de heren van MASBEDO aan het slot wel om de ring een beetje te sluiten, want in het derde bedrijf zien we Noach, die daar geen noot meer te zingen heeft, op de grond zitten vóór de tafel van het door Cadmo aangerichte 'Laatste Avondmaal'. Eenzaam en troosteloos, alsof hij daar eigenlijk niets te zoeken heeft. Maar dat heeft hij natuurlijk ook niet.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links