DVD-recensie

 

© Paul Korenhof, maart 2025

 

Boito: Nerone

Mikheil Sheshaberidze (Nerone), Franco Vassallo (Simon Mago), Roberto Frontali (Fanuèl), Valentina Boi (Asteria), Rubria (Deniz Uzun), Dongho Kim (Tigellino), Vassily Solodkyy (Dositeo, L'Oracolo), Natalia Gavrilan (Perside, Cerinto, Prima voce di donna) e.a.
Teatro Lirico di Cagliari
Dirigent: Francesco Cilluffo
Regie: Fabio Ceresa
Decor: Tiziano Santi
Kostuums: Claudia Pernigotti
Dynamic 58047 (BD)
Opname: Cagliari, 16 februari 2024

 

In Romantic Opera and Literary Form hekelt de Australische literator Peter Conrad de koppeling van muziek en drama in de wagneriaanse term 'muziekdrama'. Vooral de romantische opera's van Verdi en Wagner met hun vaak intro- en retrospectieve aria's en monologen, bewegen zich voor hem meer op het terrein van de psychologische roman dan op dat van het drama.

Hetzelfde geldt voor de werken van Shakespeare, voor Conrad meer dichter dan dramaturg en niet toevallig het idool van beide componisten, wier muziek het introspectieve aspect bovendien nog versterkt. Als voorbeeld noemt hij Macbeth, volgens de lijn van 'het verhaal' ('de plot') een simpele, machtsbeluste schurk, maar in de aanpak van Shakespeare een op cruciale momenten weifelende persoonlijkheid met een geweten, terwijl juist die kant van zijn karakter bij Verdi nog sterker wordt belicht. *)

Voor wie de libretti van Verdi's Otello en Falstaff kent, is het niet toevallig dat de dramaturgie van Arrigo Boito, van huis uit dichter èn componist, eveneens sterke kenmerken vertoont van die introspectieve benadering waardoor zijn dramatis personae soms meer romanfiguren dan handelende personages worden. In dat kader past in zijn aan Shakespeare ontleende libretti zijn tekening van Jago, Otello, Ford en Falstaff, al veranderde hij daarmee op enkele punten het karakter van en de balans tussen de personages. En in zijn originele libretto voor Nerone zien we zelfs dat de belangrijkste personages vier bedrijven lang vrijwel constant bezig zijn met introspectie en zelfreflectie.

Die vier bedrijven brengen onvermijdelijk bij de vraagtekens omtrent de voltooiing, waarbij ik voorbijga aan die omtrent de instrumentatie. Die werd na de dood van de toen 76 jaar oude componist in opdracht van Toscanini voltooid door Vincenzo Tommasini en Antonio Smareglia, maar evenals bij Puccini's Turandot wist Toscanini daarbij te verhullen wat de componist zelf precies had achtergelaten en wat later daaraan was toegevoegd.

Een groter probleem is dat het vijfde bedrijf (met de ondertitel 'Il teatro di Nerone') nooit op muziek is gezet (we bezitten slechts enkele schetsen), maar wel bewaard is gebleven als een prozatekst waarin Nero - afwezig in het derde en vierde bedrijf - weer een leidende rol is toegekend. Juist daardoor blijft de ware hoofdpersoon Asteria, die ook in de bedrijven daarvoor een centrale plaats opeist met een duidelijk obsessieve liefde voor de keizer.

Navrant is nu wel het slot van het vierde bedrijf dat eindigt met de dood van de christin Rubria aan wie Nero zich ooit vergrepen heeft. Als dat tot Asteria doordringt, lijkt de stervende Rubria vergeten en interesseert haar alleen nog de vraag hoe zijn kussen gesmaakt moeten hebben. Aan het slot van het nooit op muziek gezette vijfde bedrijf komt zij daar uiteindelijk ook achter, waarna zij zich tijdens hun omarming met een dolk doorboort.

We weten dat Ricordi Boito heeft aangeraden het vijfde bedrijf te laten rusten en inderdaad schreef de componist hem in 1911, na het voltooien van het particel voor het vierde bedrijf, dat de opera op de instrumentatie na voltooid was. Misschien dat dit half afgedwongen besluit hem een gevoel van opluchting bezorgde nadat hij veertig jaar lang met zijn opera geleefd had, mogelijk ook doordat juist in die periode de visie op de beruchte Romeinse keizer aan het veranderen was (het was ook de tijd waarin diens Domus Aurea werd herontdekt). Later kwam hij echter van zijn beslissing terug en nog op de dag vóór zijn dood sprak hij de hoop uit dat hij zich spoedig weer zoveel beter zou voelen dat hij het werk aan Nerone kon hervatten.

De teksten in het dvd-boekje pleiten ervoor om op basis daarvan de versie in vier bedrijven te zien als voltooide versie, ook omdat de brand van het Circus Maximus, de dood van Rubria en het wegvluchten van de gedesillusioneerde Asteria theatraal een prima einde vormen. De tekst van het vijfde bedrijf, waarin Nero nogmaals geconfronteerd wordt met zijn moedermoord en waarin zijn scène met Asteria Nerone ombuigt tot een Tristan-travestie (Wagner hangt trouwens als enorme schaduw boven de hele opera...) leidt echter tot een andere conclusie.

Trekken we de relatie met Shakespeare door, dan is het feit dat Nero in de laatste akte van de huidige versie niet meer voorkomt, minder vreemd dan sommige commentatoren ons laten denken. Ook in diens tragedies vinden we immers diverse werken die de naam dragen van het hiërarchisch belangrijkste personage terwijl die niet de werkelijke hoofdpersoon is. Julius Caesar wordt zelfs al halverwege het naar hem genoemde stuk vermoord en verdwijnt daarmee volledig van het toneel.

Daarnaast kunnen we stellen dat bij Nerone Boito's interesse waarschijnlijk niet primair bij Nero lag, maar bij de invloed die zijn bewind, zijn persoonlijkheid en zijn (vroegere) daden op de overige personages hebben. Zeker als we uitgaan van de theorieën van Conrad, is het vijfde bedrijf voor een goede interpretatie van het werk daarmee onontbeerlijk.

Ondertussen was Boito theaterman genoeg om te zorgen dat ook een opera met veel luidop uitgesproken gedachten en weinig spectaculaire handeling visueel een boeiend avondje theater kon opleveren. Daardoor wordt Nerone bepaald geen langdradig of zelfs statisch geheel, ondanks het feit dat nauwelijks sprake van meer handeling dan het mogelijk maken van opkomsten, afgangen en confrontaties. Conflicten zijn vooral innerlijke of ideële conflicten, wat ook niet onlogisch is bij een gegeven waarin de tegenstelling tussen het Romeinse, imperialistisch gerichte godendom en het nieuwe monotheïstische christendom centraal staan.

Voor ieder bedrijf koos Boito een herkenbare plaats van handeling en behalve het theater van Nero waren dat achtereenvolgens de Via Appia, een Romeinse tempel, een boomgaard buiten de muren van Rome en het Circus Maximus. Uitgaande van het feit dat ook hun meer eigentijds gerichte enscenering zichtbaar in Rome moet spelen, besloten regisseur Fabio Ceresa en ontwerper Tiziano Santi daarom vier voor een hedendaags publiek herkenbare locaties te kiezen. Daarbij vormen de kostuums van Claudia Pernigotti een combinatie van klassieke en eigentijdse elementen met enkele symbolen die verwijzen naar de geschiedenis van Rome door de eeuwen heen. (Bij de symboliek van de pauselijke tiara op het hoofd van de intrigerende, christenen hatende Simon Mago plaats ik overigens een vraagteken.)

De handeling zelf, in deze enscenering vrijwel tot in de details getrouw aan het libretto, komt visueel in grote lijnen geloofwaardig over, maar in zang en vertolking lijken de karakters niet altijd diep uitgewerkt. Dat werkt vooral nadelig op de met een stevig timbre maar ook wat houterig gezongen titelrol van de tenor Mikheil Sheshaberidze.

Beter uit de verf komen de beide ideële tegenstanders: de heidense Simon Mago, waarvoor de bariton Franco Vassallo zijn timbre bewust heel donker lijkt te houden, en de christelijke voorganger Fanuèl waarvoor de bariton Roberto Frontali meer de kleuring van de Verdi-bariton aanhoudt. Een speciale vermelding verdient daarnaast de welluidende en imponerende Tigellino van de bas Dongho Kim. Mooi ingetogen en navoelbaar is de gekwelde Rubria van de mezzosopraan Deniz Uzun, maar de sopraan Valentina Boi klikt als de door Nero geobsedeerde 'slangenvrouw' Asteria bij vlagen overdramatisch, op het hysterische af.

Mijn favoriete registratie van Nerone blijft die van de Italiaanse radio uit 1975 met Ilva Ligabue als een integere, soms bijna romantische Asteria die met haar heldere sopraantimbre mooi contrasteert met de Rubria van Ruza Baldani. Een ander pluspunt is de titelrol van de tenor Bruno Prevedi, maar de grote winnaars daar zijn dirigent Gianandrea Gavazzeni en het Italiaanse radio-orkest.

Bij de voorstelling in Cagliari houdt Francesco Cilluffo een enthousiast pleidooi voor deze ondergewaardeerde partituur, maar in de opname zijn de solisten dermate prominent aanwezig dat het orkest regelmatig te sterk op de achtergrond raakt. Dat is wel anders bij de voor haar leeftijd uitstekend klinkende opname onder Gavazzeni, als dirigent gepokt en gemazeld in het Italiaanse repertoire waaruit de muziek van Boito is voortgekomen, maar ook met een enorme ervaring waar het in een opera de balans tussen orkest en solisten betreft.

Aan de andere kant komt bij deze Nerone uit Cagliari zowel de uitvoering als de opname bevredigender over dan die van Cilea's Gloria die ik onlangs besprak (klik hier). Ook de interviews met dirigent en regisseur in het begeleidende boekje zijn meer de moeite waard, niet alleen doordat beiden meer in het werk geïnteresseerd lijken, maar ook omdat er gewoon meer over te vertellen is. Door de gebruikte kleurstelling was de rolverdeling bij deze uitgave trouwens aanmerkelijk beter leesbaar dan bij diverse eerdere uitgaven van Dynamic.

________________
*) Peter Conrad: Romantic Opera and Literary Form, Berkeley & Los Angeles: University of California Press, 1978, ISBN 0-520-03258-6


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links