Dirigenten Mengelberg gaat natuurlijk niet © Albert van der Schoot, maart 2019
|
||||||||||||
Wat bezielt iemand om tijdens een uitvoering van Mahlers Lied von der Erde in de zaal van het Concertgebouw naar voren te lopen en, goed hoorbaar, de dirigent toe te roepen: 'Deutschland über alles, Herr Schuricht!'? We zullen het wel nooit kunnen achterhalen, maar het is gebeurd - op 5 oktober 1939, dus op een moment dat aan de Duitse expansieve bedoelingen niet meer getwijfeld hoefde te worden. En omdat er die avond opnamen werden gemaakt die heel veel later tot een cd-uitgave hebben geleid, is de stem van deze dame na 80 jaar nog steeds te horen - zelfs op YouTube. Maar wat wilde ze? Wilde ze protesteren tegen het optreden van een Duitse dirigent, nu Duitsland zo'n agressieve aanvalsoorlog was begonnen? Of was ze juist een partijganger van de nazi's, die vond dat een Duitse dirigent zich niet met joodse muziek moest afgeven? Of was het een verwarde vrouw die aandacht wilde trekken? Heeft ze geweten dat de mezzosopraan, die zojuist Der Abschied had gezongen, het jaar daarvoor, na de Anschluss, Oostenrijk was ontvlucht? Haar opzet is nooit achterhaald, evenmin als haar identiteit. Eigenlijk was het helemaal niet de bedoeling dat Carl Schuricht (1880-1967) dat concert zou dirigeren. Dat zou Willem Mengelberg doen, de grote promotor van het werk van Mahler in Amsterdam - tot aan het moment dat hem dat door de nazi's verboden zou worden. Iets wat hij zeker betreurde, maar waar hij verder niet moeilijk over deed. Maar Mengelberg was ziek geworden, en daarom was Schuricht, een andere grote Mahler-interpreet, naar het Concertgebouw gekomen om zijn taak over te nemen. En dat deed hij dus op een moment dat Mahler in Duitsland al lang verboden was! Hij had voor dit optreden wel toestemming gevraagd en gekregen, maar zijn Mahler-liefde had hem bij de nazi's niet populair gemaakt. In ons land was hij aan het eind van de jaren dertig een goede bekende. Hij is maar heel kort als chef-dirigent aan een Nederlands orkest verbonden geweest (het Utrechts Stedelijk Orkest, tussen 1937 en 1939), maar van 1930 tot 1939 dirigeerde hij de zomerconcerten die het Residentie-Orkest in het Kurhaus in Scheveningen gaf. Toen Peter van Anrooy in 1935 ontslag nam als vaste dirigent werd Schuricht ook de meest gevraagde gastdirigent voor de reguliere Haagse concerten van het Residentie Orkest en hij maakte ook een goede kans om Van Anrooy op te volgen als vaste dirigent, maar op dat moment was er een sterke tendens om de leiding in handen te leggen van een Nederlander. Dat werd uiteindelijk, na jarenlang getouwtrek, Frits Schuurman. Schuricht wordt in 1943 chef-dirigent van de Dresdner Philharmonie, maar als de Duitse grond hem te heet onder de voeten wordt, weet hij in 1944 te ontkomen naar Zwitserland, waar zijn vrouw Gretel al jaren eerder terecht is gekomen. Het echtpaar is inmiddels gescheiden, maar blijft nog een sterke vriendschappelijke relatie onderhouden.
Met één inwoner van Scheveningen raakte Schuricht in het bij zonder goed bevriend: Sam Swaap, de concertmeester van het Residentie Orkest. Swaap (1888-1971) was een natuurtalent op de viool. Zelfs van rond 1920 zijn er nog opnamen van hem te beluisteren waarop je, ondanks de gebrekkige techniek van die dagen, waar vooral de hoge tonen onder te lijden hebben, onmiddellijk onder de indruk komt van zijn warme, gloedvolle toon. Na zijn eerste vioollessen van Hendrik Willem Hofmeester schreef hij zich in 1904 op het Amsterdams Conservatorium in als leerling van de Hongaars-joodse vioolpedagoog Carl Flesch. Al op 16-jarige leeftijd stond hij als solist op het podium van het Concertgebouw, en in 1909 werd hij als eerste violist in het orkest opgenomen. In 1913 vertrok hij naar het Finse Åbo om daar concertmeester te worden; bijna twee jaar later werd hij, met aanbevelingen van Cornelis Dopper en Willem Mengelberg, concertmeester van het ResidentieOrkest in Den Haag.
Aan het begin van de oorlog wordt hij het eerste slachtoffer van de arisering van de Nederlandse orkesten. Dat kwam zo: op 12 juli 1940, toen de bezetting nog maar twee maanden oud was en er nog geen sprake was van anti-joodse maatregelen, gaf het Residentie Orkest een zomerconcert onder leiding van de Duitse dirigent Herman Abendroth. Die schudde, zoals dat bij een concert gebruikelijk is, na afloop de hand van de concertmeester. Dat ging een aantal Duitse bezoekers van het concert te ver. Een Duitse dirigent die een Jood een hand geeft? In het volle zicht van het publiek? De organisator van de zomerconcerten, Mr. Anthony Adama Zijlstra, werd ter verantwoording geroepen en hij kreeg het dringende advies Swaap te vervangen als concertmeester. Adama Zijlstra wilde het orkestbestuur ertoe brengen dat advies op te volgen, maar hij zocht ook contact met Prof. dr. G.A. van Poelje, die toen nog steeds secretaris-generaal was van het Ministerie van OKW. (Anderhalve maand later zou hij in datzelfde Scheveningen als gijzelaar in het Oranjehotel geïnterneerd worden, en de rest van de oorlog zou hij in Duitse concentratiekampen doorbrengen.) Van Poelje overlegde voorzichtig met de Duitsers én met de andere secretarissen-generaal, en adviseerde toen het bestuur van het orkest om aan het Duitse verlangen tegemoet te komen en Swaap te ontslaan. Maar daar wilde het bestuur niets van weten. Het ging zelf met de Duitsers overleggen en wist de maatregel (voorlopig) te reduceren tot het naar achteren plaatsen van de stoel van Swaap, zodat het blikveld van het publiek niet door diens joodse uiterlijk 'verstoord' zou worden. Presser schrijft erover in Ondergang, en een uitgebreider relaas is te vinden in het onvolprezen Muziek in de schaduw van het Derde Rijk van Pauline Micheels. Maar ook Ramsey Nasr maakt er melding van, in zijn essay Het hemelse leven. Minder dan een jaar later moesten alle Joden uit alle Nederlandse orkesten worden ontslagen. 73 van hen traden in de herfst van 1941 toe tot Het Joodsch Symphonie-Orkest, dat nog wél werken van Mendelssohn, Mahler en andere joodse componisten mocht spelen (maar geen werken van arische componisten....).
Van dit orkest werd Sam Swaap concertmeester. Het orkest heeft acht maanden lang gefunctioneerd; vanaf 1942 werden de musici, evenals de andere joodse Nederlanders, het slachtoffer van de deportaties. Maar in vergelijking met andere beroepsgroepen hebben relatief veel joodse musici de oorlog overleefd; in de nazi-terminologie werden ze als 'Verdienstjuden' beschouwd. Swaap kwam, net als harpiste Rosa Spier, terecht in de Barneveldgroep, waardoor hij nog een half jaar in een villa in die plaats kon ver- blijven voordat hij toch naar Westerbork werd vervoerd. Ook daar was het een relatief voorrecht om musicus te zijn. Maar in september 1944, toen de geallieerde opmars aanvankelijk leek door te zetten, werden ook de musici afgevoerd, en wel naar het modelconcentratiekamp Theresienstadt, het kamp waar de nazi's het Rode Kruis om de tuin leidden door te laten zien hoe geweldig er toch voor de gevangenen gezorgd werd. Maar ook vanuit Theresienstadt reden er treinen naar Auschwitz. Aan dat lot is Swaap ontsnapt: in februari 1945 kreeg hij te horen dat hij, als deel van een ingewikkeld uitwisselingsproces, naar Zwitserland zou worden gebracht - het land waar Carl Schuricht een jaar eerder zijn toevlucht had gezocht. Anders dan zijn twee broers heeft Swaap de oorlog overleefd. Als Schuricht hoort dat ook zijn Haagse vriend dat veilige land bereikt heeft, begint er (tussen april en juni) een frequente briefwisseling. Schuricht laat zijn emoties de vrije loop. De aan het slot van dit artikel opgenomen brief van 29 april 1945 is de eerste die hij aan Swaap schrijft. Het zal nog even duren voordat ze elkaar in levenden lijve kunnen ontmoeten, want de bewegingsvrijheid van vluchtelingen is beperkt, zoals ook uit de brief blijkt. Schuricht wil er alles aan doen om Swaap weer een menselijk bestaan te bezorgen. Zijn begrip voor de situatie van de musicus in ballingschap is ontroerend: zelfs zijn reserve-ondergoed biedt hij hem aan, en hij probeert te bedenken wie Swaap verder zou kunnen helpen. Ernest Ansermet is een belangrijke steun geweest voor hemzelf, en hij kan dat ook voor Swaap zijn. En ja, dan woont natuurlijk ook nog de dirigent van het Concertgebouworkest in Zwitserland, iemand die Swaap bovendien al meer dan dertig jaar als een buitengewoon begaafd violist heeft gekend. Die zou ook best wat voor elkaar kunnen krijgen, maar ja ... Het zal nog maanden duren voordat de ereraad wordt ingesteld die zal voorkomen dat Mengelberg ooit nog een dirigeerstokje zal hanteren in Nederland, maar Schuricht is goed genoeg op de hoogte van hoe men in Nederland over Mengelberg denkt. Bij hem moet Swaap dus zeker niet aankloppen om hulp. Een enkele opmerking nog over (Adama) Zijlstra. Schuricht schrijft heel positief over hem. Het is de vraag of hij wel weet dat Adama Zijlstra al aan het bestuur van het Residentie-Orkest had geadviseerd Swaap te ontslaan, nog voordat Van Poelje dat deed. En vrijwel zeker is hij niet op de hoogte geweest van de correspondentie die Swaaps viooldocent Carl Flesch met Adama Zijlstra had gevoerd. Want al voordat de kwestie met Swaap speelde, enkele weken na de Duitse inval, had Adama Zijlstra uit voorzorg aan Flesch laten weten dat hij het contract met hem wenste te ontbinden. Daarop had Flesch hem, in een stevige brief van 25 juni 1940, overdreven koudwatervrees verweten wanneer hij joodse artiesten van optredens in het Kurhaus wilde uitsluiten. Het Duitse optreden gaf daar op dat moment geen aanleiding toe. Bovendien werd Flesch nog enigszins beschermd door zijn Hongaarse staatsburgerschap.
Aan Flesch zelf bewaarden zowel Swaap als Schuricht dierbare herinneringen. Toen Swaap zich, al voor de oorlog, ook als dirigent manifesteerde, had hij zijn oude leermeester uitgenodigd om als solist op te treden in een Beethovenprogramma dat onder zijn directie stond. Maar na de oorlog zouden ze elkaar niet meer zien. Nadat Flesch en zijn Nederlandse vrouw door de Duitsers gevangen waren genomen, maar op voorspraak van Wilhelm Furtwängler weer vrij waren gekomen, vestigde hij zich voor enige tijd in zijn geboorteland Hongarije. Ook dat was echter voor Joden geen veilige plaats, en hij greep in 1943 dankbaar de uitnodiging van Ernest Ansermet aan, om naar Zwitserland te komen. Daar is hij in november 1944 aan een longontsteking overleden. Ik geef de in het Nederlands geschreven brief van Schuricht hier letterlijk weer, inclusief alle spelfouten en het hoge Prlwytzkofski-gehalte van zijn taalgebruik. Onderstreepte woorden heb ik gecursiveerd. Natuurlijk had hij Swaap ook in het Duits kunnen schrijven, maar die taal wilde hij kennelijk liever vermijden.
index |
||||||||||||