Dirigenten

 Otto Klemperer

 

© Henk de By, januari 1958

 

Henk de By (1916) studeerde piano aan het Amsterdams Conservatorium bij Cornelius Berkhout en George van Renesse. Van 1955 tot 1978 was hij muziekredacteur van Vrij Nederland; zijn beschouwingen werden gebundeld onder de titel 'In plaats van applaus'. Als televisieregisseur was hij van 1963 tot '81 werkzaam bij de VARA-televisie, in welke functie hij veel documentaires over kunst en inzonderheid muziek maakte. Op 74-jarige leeftijd overleden en de aankondiging daarvan was typerend voor hem: "Op 3 februari 1990 is het leven van Henk de By overgegaan in herinnering." Om die herinnering aan een bijzonder mens te eren en levend te houden vindt u hier een aantal van zijn artikelen. Wij danken zijn zoons voor de verleende toestemming.

(Foto van Henk de By door Vincent Menzel)

 

(Uit In plaats van Applaus, een bloemlezing uit eerder in Vrij Nederland verschenen artikelen) (P) 1967 Bert Bakker)


Op 11 en 12 januari heeft Otto Klemperer als gast van het Amsterdamse Concertgebouworkest zijn eerste programma in dit seizoen gedirigeerd: Webers Freischütz-ouverture, de Vierde Symfonie van Sibelius, Wagners Siegfried ldyll en de Vierde Symfonie van Schumann. Bij vrijwel alle andere dirigenten zou de uitvoering van zo'n programma met uitsluitend werken uit de romantische school, die strikt genomen geen van alle Meesterwerken zijn, een onvoldoende maatstaf zijn om de betekenis van hun muzikale persoonlijkheid te peilen. Men zou meer van hen willen horen alvorens tot een artistieke balans te komen. Bij Klemperer is dat anders. Bij hem heeft de indruk die hij op ons maakt niets van doen met een optelsom van positieve en negatieve observaties. Bij hem is er van balans opmaken geen sprake. Sterker nog: één werk, zoals de Freischütz-ouverture, zelfs enkele beginmaten er van zijn voldoende om ons volkomen te overtuigen van zijn ongeëvenaardheid. Of is dat alles slechts suggestie, een suggestie die mogelijk ontspruit aan een ons allen ingeboren verlangen om geconfronteerd te worden met de volmaaktheid?

Die vraag heb ik mijzelf gesteld. Niet omdat ik aan die primaire indruk twijfelde -het werkelijk sublieme openbaart zich immers op een onfeilbare wijze -maar omdat ik die vraag wel m6ést stellen, wil ik in deze kolommen rekenschap afleggen van het gehoorde. Het antwoord op die vraag voert mij en u, als u mij volgen wilt, naar die merkwaardige paradox, dat werkelijk sublieme dingen aan de ene kant uiterst eenvoudig en vanzelfsprekend zijn en aan de andere kant, als men probeert ze te analyseren, bijzonder gecompliceerd en nauwelijks in begrippen en woorden te vatten. Dat ligt, tussen haakjes, natuurlijk niet aan die sublieme zaken, maar aan de ontoereikendheid van onze woorden, begrippen en methoden.

De poging tot begrip van Klemperers genialiteit zou ik willen beginnen met een vergelijking ontleend aan de praktische mensenkennis. Iedereen met een intuïtief of ontwikkeld inzicht in menselijke karakters heeft weleens -al is die ervaring helaas hoog$t zeldzaam -een mens ontmoet die hem, zonder dat hij uitvoerig met hem gesproken had of veel van hem wist, onmiddellijk overtuigde van zijn intrinsieke waarde. Zo'n mens hoeft geenszins een buitengewoon iemand te zijn in de zin van wetenschappelijke, artistieke of andere verdienste. Men kan deze mensen ontmoeten in alle sectoren van het rijkgeschakeerde leven. Maar waarin zij ook mogen verschillen, zij hebben één ding gemeen: de moeilijke kunst om zichzelf te zijn is voor hen een vanzelfsprekendheid. Zij overtuigen niet door hun woorden of hun daden, maar door hun zijn. Klemperers musiceren staat geheel in het onmiskenbare teken van deze authenticiteit. Tussen het kunstwerk zoals dat is opgetekend in de partituur en de verwerkelijking daarvan in de klank voelt men niet, zoals dat zo vaak het geval is, de hinderlijke aanwezigheid van een mens, behept met heerszucht, met praalzucht, of zelfs eenvoudig bezield door de wil om gestalte te geven. Alles wat zweemt naar willen of vormen of oproepen of stimuleren, kortom elke vorm van tussenkomst schijnt hier afwezig. In deze zin is Klemperer een transparante figuur in wiens optreden men ook op volstrekt a-spectaculaire wijze een tegenzin bespeurt in de uiterlijke attributen van het dirigent-zijn: het applaus voor en na vindt hij kennelijk hoogst hinderlijk en onnodig.

Met dit al ben ik nog niet toe gekomen aan de analyse van Klemperers 'tussenkomst', zijn reproducerende activiteit dus die zo natuurlijk en organisch met het werk verbonden schijnt, dat zij nauwelijks als een zelfstandige factor is te onderkennen. Hierdoor krijgt men de indruk dat die tussenkomst er eigenlijk niet is, dat de composities uit zichzelf tot ons spreken. Ook de hoorder is daardoor geneigd ze niet zozeer te beoordelen naar de normen van schoonheid en perfectie (het wankele gedrag van de hoorngroep in de Freischütz bijvoorbeeld is eigenlijk nauwelijks storend). Veeleer zou hij een norm van waarheid willen hanteren, een begrip dat meer te maken heeft met het wezen van de kunstwerken dan met de kwaliteiten van de uitvoering. Ik weet, het zijn alle grote woorden, maar zij dringen zich toch op als men die andere, gecompliceerde tegenpool van het subtiele dat ons treft door zijn eenvoud wil benaderen. Wil men de indruk van eenheid tussen kunstwerk en vertolking, voor zover dat al mogelijk is, toch ontrafelen, wil men Klemperers aandeel in de totstandkoming van deze levende klankorganismen ontleden, dan geloof ik, dat vier begrippen, onderling organisch en harmonisch verbonden, de basis vormen van zijn creatieve herscheppingskunst. De eenvoud is aanwezig in alle facetten, in de sobere orkestbezettingen, in de partituur getrouwe uitvoering van de intenties, in de onopgesmuktheid van zijn melodievorming. De wijsheid, in alle vertakkingen van superieure intelligentie tot het besef van de relativiteit van die intelligentie, resulteert in een volmaakt evenwicht tussen hoofd- en bijzaken, tussen grote lijn en detail.

De sereniteit is, geloof ik, een van zijn meest typerende karakteristieken. Zij ontneemt aan de melodieën elke vorm van zinnelijkheid, van sensuele bekoring. Zij geeft aan zijn vertolkingen een geheel eigen karakter, dat we op het moment zelf volkomen accepteren. Ook de romantische werken van dit programma krijgen erdoor een allure van classiciteit Zelfs een sensueel toongedicht als Wagners Siegfried ldyll klinkt bijna abstract in een sereen spel van lijnen en harmonieën. De bezonkenheid ten slotte, nauw verweven uiteraard met de wijsheid en sereniteit, is de kracht van zijn ouderdom. Het verklaart mogelijk zijn voorkeur voor een werk als de Vierde van Sibelius, een stuk waarmee ik geen contact kon verkrijgen en dat voor mij, ondanks de zeer geschakeerde uitvoering, klonk als tot klank geworden verveling. Aan de andere kant demonstreerde het wel hoe sterk de scheppende potentie van Sibelius geweest moet zijn om ondanks zoveel doffe melancholie zoveel gemelijkheid toch te componeren. Maar ik kan mij voorstellen, dat het voor hen die wel affiniteit voelen met deze componist een dierbaar biografisch document betekent.

Laat ik die poging tot analyse, in het volledig besef van haar onvolledigheid en ontoereikendheid, hier mogen beëindigen. Het is slechts een poging tot rationaliseren achteraf, die men ook daarom snel vergeten moet omdat de grootste kracht van Klemperer juist zijn gaafheid is. Als men weet wat deze man heeft moeten doormaken - de obstructie tegen zijn vernieuwingszucht voor '33, de opbouw van een emigrantenbestaan daarna, de jarenlange strijd om de gevolgen van een attaque die hem grotendeels verlamde te overwinnen – als men dat alles overweegt, wordt de bewondering voor zijn ongeschonden levenskracht, waardoor de grootste muzikale belevenissen van de laatste tien jaar met zijn naam verbonden blijven, des te groter.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links