Componisten/werken Over Heinrich Schütz (5)
© Gerard van der Leeuw, april 2025
|
|||
Opus 4 van Schütz: de Cantiones sacrae, 40 vierstemmige motetten, uitgegeven in zilverstad Freiberg in 1625.
De teksten zijn in het Latijn en grotendeels ontleend aan een Luthers gebedenboek van Andreas Musculus: de Precationes ex veteribus orthodoxis doctoribus (1553) met o.a. teksten die men toeschreef aan Augustinus. Deze Musculus was een zgn. Gnesio-Lutheraan, maar het is hier niet de plaats om in te gaan op de vele theologische haarkloverijen, die met name draaiden om de opvattingen rond het avondmaal en de predestinatieleer. Musculus was overigens een van de opstellers van de Konkordienformel van 1577, die een einde aan de onderlinge strijd moest maken. De teksten zijn veelal zeer persoonlijk, soms bijna mystiek en het gebruik van het Latijn maakt ze geschikt voor zowel luthe-raanse als katholieke devotie. Het werk is dan ook opgedragen aan een - geconverteerde - katholiek: prins Hans Ulrich von Eggenberg, een vertrouweling en vriend van Ferdinand II. Schütz kende de prins al sinds 1617 toen deze in het gezelschap van Keizer Matthias, Maximiliaan III en Ferdinand II een bezoek bracht aan Dresden. Een bezoek dat niet los gezien kan worden van de Dertigjarige oorlog, die spoedig hierna heel Europa in vuur en vlam zou zetten. Het verklaart ook de zeer luxueuze en kostbare uitgave van het werk: een door Schütz geschonken exemplaar ervan in de bibliotheek van Wolfenbüttel ziet er nog altijd uit als nieuw. Dresden hield, ofschoon Luthers, de Habsburgers liever te vriend. Het werk werd uitgegeven in vier stemboeken: cantus, altus, tenor en bassus. Plus een stemboek voor de basso continuo, of liever gezegd de basso sequente . Met dat laatste is iets aan de hand. In een memorandum aan de ‘welwillende lezer' legt Schütz uit dat deze op verzoek van de uitgever is toegevoegd. Zelf beschouwde hij die als overbodig. Het kwam in die tijd wel vaker voor dat uitgevers probeerden de muziek moderner te laten lijken dan ze feitelijk was. Een mooi voorbeeld is ook de Pathodia sacra et profana van Constantijn Huygens, waarvan de basso continuo partij ook door de uitgever is gemoderniseerd. Het werk wordt relatief weinig uitgevoerd en is duidelijk minder geliefd dan sommige andere werken van Schütz. Een mogelijke oorzaak ligt in de mindere toegankelijkheid van de teksten en het gebruik van het Latijn, in Schütz' tijd nog de lingua franca, zeker in de kerkmuziek. Aan de kwaliteit van de muziek ligt het zeker niet. Schütz bereikt hier een grandioze versmelting van contrapunt en tekstexpressie en van motet en madrigaal. Waar nodig is de muziek streng contrapuntisch, op andere plaatsen virtuoos en vol bijtende dissonanten. Maar een beetje kennis van het Latijn helpt. Neem nu het volgende:
Kan het ‘turbabor', ik zal beven, beter worden uitgedrukt? Contrapunt, Italiaanse virtuositeit en tekstexpressie gaan hier hand in hand. Beluister het werk met een goede vertaling bij de hand: u wordt rijkelijk beloond. In de woorden van Bach-kenner en dirigent Joshua Rifkin: ‘There is no other music like this, not even by Schütz himself. In these fervent, inspired motets, he created one of the loftiest musical monuments of all time.' Klik hier voor de vorige aflevering. index |
|||