Componisten/werken Brahms: Klarinetkwintet op. 115
© Aart van der Wal, mei 2003
|
||||
Het klarinetkwintet op. 115 (bezetting: klarinet, 2 violen, altviool en cello), het klarinettrio op. 114 en de beide sonates voor klarinet en piano op. 120 vormen de fraaiste voorbeelden van Brahms' Spätstil, de late stijl met een duidelijk accent op de herfstachtige wijsheid die zo weldadig aandoet. Brahms moet zeer geïnspireerd zijn geweest door de virtuoze verrichtingen van de klarinettist aan het hof van Meiningen, Richard Mühlfeld, want anders is het niet waarschijnlijk dat deze prachtige werken voor dit zo fraaie, warm gloeiende instrument ooit zouden zijn geconcipieerd. De melancholieke inslag van het klarinetkwintet kan niet verhelen dat Brahms, weliswaar trouw aan de principes van de sonatevorm, daaraan een motief (eigenlijk meer een motto) vooraf laat gaan dat tijdens de doorwerking de functie van kiemcel vervult die de wortel is van de daarop volgende thematische verwikkelingen en waarbij de componist er niet voor schroomt daarmee tevens een werkelijk maximale contrastwerking te realiseren. Het is die kiemcel en de ontwikkeling ervan die tot die direct aansprekende en overtuigende inzichtelijke structuur leidt. De coherentie wordt nog eens versterkt doordat in de finale, waarin de variatievorm domineert, wordt teruggegrepen op thematisch materiaal uit het openingsdeel, en wel op een dusdanig inventieve wijze dat de structuur zich als het ware óver het slotdeel naar het eerste deel uitstrekt, wat het geheel een bijzonder sterke hechtheid verleent en wat we ook aantreffen in het Derde strijkkwartet. Het zal geen verwondering wekken dat vanuit het oogpunt van de persoonlijk getinte expressie het middendeel in de vijfdelige liedvorm letterlijk een centrale plaats in het werk inneemt: het Adagio is vervuld van een edel pathos in een Hongaars gekleurde melange die naar expressieve hoogten voert, waarbij al snel duidelijk wordt dat de 'late' Brahms niet alleen een grote voorliefde voor de klarinet moet hebben gekoesterd, maar dat hij ook bijzonder goed op de hoogte was van de expressieve mogelijkheden van het instrument. In het schitterend uitgewerkte parcours neemt de klarinet soms zelfs het karakter aan van de menselijke stem, wat toch wel heel bijzonder mag heten. Selecterend uit de vele mooie opnamen van dit werk, komen de lezingen van Stoltzman en het Tokyo kwartet (RCA 09026-68033-2), Shifrin en het Emerson kwartet (DG 459.641-2), en Leister met het Leipzig kwartet (MDG 307.079-2) in de eindronde. index | ||||