Belle van Zuylen is niet in de laatste plaats een brievenschrijfster. Meer dan 2000 brieven aan onmogelijke liefdes (zoals Constant d'Hermenches), schrijvers, diplomaten, vorsten, bestuurders, uitgevers, kunstenaars, en filosofen zijn bewaard gebleven: door de kringen waarin haar familie verkeerde kwam zij in aanraking met vele vooraanstaanden. Onder haar correspondenten bevonden zich velen die ook hun sporen in de geschiedenis hebben nagelaten, zoals Benjamin Constant, schrijver een staatsman, en James Boswell, jurist, essayist, schrijver en biograaf, die onder meer Voltaire en, met hulp van d'Hermenches, Rousseau heeft ontmoet. Met laatstgenoemde heeft hij ook over Belle gesproken, hetgeen zelfs, omdat zij kennelijk met Rousseau van mening verschilde over de opvoeding en ontwikkeling van meisjes, in een brief aan Boswell het volgende gedichtje heeft opgeleverd:
Ik ken de boorden van het meer van Genève.
Honderd maal hebben mijn blikken er de schoonheid van bewonderd, honderden keren hebben mijn voeten er de oevers van betreden.
Maar als ik mijn stappen naar dit vrije volk zou willen richten, zou men mij daar niet willen, vriend.
Wat verzen en filosofie zouden mij bij Rousseau in ongenade doen vallen.
Tegen iedereen zou hij schreeuwen:
Nee, zo is mijn Sophie niet,
een meisje dat boekjes schrijft en brieven, maar geen manchetten of tressen borduurt, geen zeepsop maakt en geen puree, maar verhaaltjes en portretten, in één woord: een meisje dat een beetje geletterd is, mag nooit aan een huwelijk denken.
Daarnaast onderhield zij een uitgebreide vriendschap en correspondentie met Pierre-Alexandre DuPeyrou, vriend en beschermheer van Rousseau. Rousseau liet hem zelfs een aantal manuscripten na, waaronder zijn nog ongepubliceerde tweede deel van Les Confessions. Het was Rousseau's uitdrukkelijke wens dat dit werk niet voor 1800 zou worden gepubliceerd, maar omdat DuPeyrou ter ore was gekomen dat er een illegale uitgave op stapel stond, heeft deze er voortijdig een uitgave van verzorgd, waarvoor Belle de inleidende en verklarende teksten schreef.
|
Pierre-Alexandre DuPeyrou (1729-1794), anoniem portret, ca. 1775 |
De brief was voor haar het uitdrukkingsmiddel bij uitstek; het stelde haar tot contacten in staat die zij niet geacht werd te onderhouden en het gaf haar de gelegenheid om, hetzij direct, hetzij indirect, gevraagd of ongevraagd, haar maatschappijkritiek te uiten, waarbij zij zeker niet vrij was van de behoefte om op welke wijze dan ook invloed uit te oefenen, terwijl ze tegelijkertijd afstand kon houden.
Maar ook: een vrouw met aanleg tot misantropie, die zich, ondanks het feit dat het milieu waarin ze opgroeide haar, zeker als vrouw, relatief veel vrijheid liet, al was het maar omdat ze naar de maatstaven van de tijd meer opleidingsmogelijkheden kreeg dan zelfs in haar kringen voor een vrouw gebruikelijk was, toch gevangen voelde in de beperkingen en onder het toezicht van een tamelijk conservatief te noemen Nederlands adellijk milieu. ‘Mijn vurigste wens is om vrij te zijn, de slavernij van de etiquette van me af te schudden.'
|
Handschrift van Belle van Zuylen |
Een vrouw die meende hieraan te kunnen ontsnappen door in 1771 een huwelijk aan te gaan (‘men heeft mij gisteren verloofd') met de Zwitser Charles-Emmanuel De Charrière de Pentház, met wie zij zich in Neuchâtel (Zwitserland) vestigde en zich onttrok aan het toeziend oog van de kringen waaruit ze afkomstig was. Een kinderloos gebleven huwelijk met een man voor wie zij weliswaar liefde koesterde en die haar meer vrijheid gaf dan voor die tijd gebruikelijk was, maar die tegelijkertijd niet erg inspirerend was en ook niet genoeg intellectueel tegenwicht bood. (‘Haar man overleefde haar, dat is het levendigste dat ik over hem kon ontdekken', schreef iemand bij haar dood), waar vermoedelijk tegenover stond dat hij haar dus ook niet belemmerde of ongewenst beïnvloedde... En dan was er de muziek.
Muziek in aristocratische kringen
In de 18de eeuw behoorde de muziek in vooraanstaande kringen eenvoudigweg tot de opvoeding. Men had er tijd voor, het was tijdverdrijf en maakte, evenals de dans, deel uit van het aristocratisch gezelschapsleven; het was een geaccepteerde vorm van samenzijn en contact leggen. Belle speelde klavecimbel en beschikte reeds in 1770 over een fortepiano, daarnaast kreeg zij luitles en componeerde zij. Wil men zich een mening over haar composities kunnen vormen, dan is het noodzakelijk haar relatie tot de muziek in een bredere historische context te plaatsen. Men moet zich namelijk realiseren dat de hedendaagse perceptie van de muziek uit die tijd grotendeels is gebaseerd op het feit dat het met name de grote meesters zijn die aan ons zijn overgeleverd, echter in de 18de eeuw vierde het amateurisme hoogtij! Een groot deel van de methodes zoals de vioolmethode van Leopold Mozart en de fluitmethode van Quantz is zelfs geschreven ten behoeve van het onderricht aan en zelfonderricht van amateurs. Zo gemiddeld als de kwaliteiten onder amateurs waren, zo gemiddeld was waarschijnlijk de smaak; in kringen zoals die waarin Belle verkeerde waren het goed in het gehoor liggen, de herkenbaarheid, de toegankelijkheid en de uitvoerbaarheid van muziek de essenties om het oor mee te plezieren. Muziek was helemaal geen exclusief medium voor genieën. Het was ook heel gebruikelijk dat amateurs en professionele musici bijeen kwamen om samen te musiceren, natuurlijk niet in de laatste plaats omdat beiden hier belang bij hadden.
In het leven en in de gevoelswereld van Belle speelde de muziek een grote rol, ook in haar literatuur keerde de muziek regelmatig terug als element van het dagelijks leven, als middel tot ‘opvrolijking' of als middel ‘om te vergeten', zoals in de Brieven uit Neuchâtel en in Trois Femmes.
Om de sfeer te schetsen volgt een klein fragment uit De Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, van Betje Wolff en Aagje Deken (1782), een boek dat Belle zeer bewonderde en dat haar naar eigen zeggen tot het schrijven van zedenromans had gebracht.
'Wij hebben een muziekpartijtje gehad; juffrouw Buigzaam speelde 't clavier … Letje speelde ook het clavier, het mijne is nog bij tante, maar de guitaar van de lieve vrouw was tot mijn dienst; ik zong er bij, zoals dat hoort. Brunier had een dwarsfluit; Hartog een viool, en de heer Edeling had zijn bas hier laten brengen … Juffrouw Buigzaam had alles geschikt, en men kan zien, dat smaak en welgemanierdheid haar altoos geleiden. Dit avondje was verrukkelijk. Hartog zelfs kwam mij nu draaglijk voor. Zij speelt heerlijk, en doet streken op de viool, die zo direct het hart treffen. Maar Edeling! onze waarde huisvrouw betuigt, dat zij zelden zo schoon de bas heeft horen spelen. … ‘Ik heb', zei de lieve vrouw, haar muziekbladen openende, ‘hier een Engels airtje: het is kort; en dewijl het gemakkelijk zingt, zal ik het eens bij 't clavier zingen.' Wij legden allen onze instrumenten neer, en vormden een kring om haar en 't clavier; de heer Edeling stond tussen mij en Letje, en hield ons beide aan de hand: mocht hij het wel, Naatje? Ziehier het airtje, het kan u mogelijk ook nog te pas komen. 't Is van de grote Garrick, en het dunkt ons, dat het in fraaiheid weinig zijn weergade heeft. [Volgt de Engelse tekst van het airtje] Gedurende deze zang was er geen mens, die zijn vinger verroerde: wij vreesden, als het ware om te ademen. Edeling was geheel verrukt, en de beminnelijke vrouw bedankt hebbende, kuste hij haar hand; zeker is het geen onbevallige man. U een denkbeeld te geven van haar stem, is onmogelijk; kom en hoor. Wij hadden des avonds een eenvoudig collation. Ieder was goed gehumeurd. Hartog meer dan ordinair; zou zij iets te verbergen hebben? Ik twijfel sterk! dit is zeker; dat zij geheel opgewonden scheen boven haar peil.
Maar mogelijk vraagt gij, en hoe neemt gij zoveel notie van haar? Nu, het zij zo. Letje, mijn lieve Letje, zag er zo lief en bevalligjes uit dat ik wel wilde dat uw broer haar met mijn ogen zag. Waarlijk, net een vrouw voor mijn Willem!…'
Klik hier voor de vorige en hier voor de volgende aflevering.