Componisten/werken 150 jaar Maurice Ravel
© Gerard van der Leeuw, mei 2025
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoewel Maurice Ravel geldt als een van de meest belangrijke Franse componisten, is het met zijn afkomst best ingewikkeld gesteld. Hij werd in 1875 geboren in het uiterste zuiden van Frankrijk, in Ciboure, een Baskische stad dicht bij de Spaanse grens. Zijn moeder was een in Spanje geboren Baskische; zijn vader een uit het Zwitserse Versoix afkomstige ingenieur met grote belangstelling voor muziek. Tot Ravels vroegste muzikale herinneringen behoren de Baskische en Spaanse volksliedjes die zijn moeder hem voorzong. Ze zouden hem zijn leven lang blijven beïnvloeden. Hij beschouwde zichzelf niet alleen als Fransman, maar ook als Bask.
Drie maanden na zijn geboorte verhuisde de familie naar Parijs. Vanaf zijn zesde kreeg hij naast piano- ook compositielessen. Hij gaf zijn eerste pianorecital op zijn veertiende. Ravel werd in 1889 toegelaten tot het Parijse conservatorium waar hij aanvankelijk piano studeerde. Hij maakte deze studie niet af, maar keerde er later terug om bij Gabriel Fauré compositie te gaan studeren. Diezelfde Gabriel Fauré zou zich later nog flink opwinden over het feit dat het zijn leerling ook bij de vijfde poging maar niet lukte om de Prix de Rome te winnen. Men vond de muziek van Ravel domweg te modern en te gewaagd. En nog altijd hoor je, met uitzondering van een geheide kaskraker, de door hem zelf niet erg gewaardeerde Bolero - door Ravel Spaans gespeld zonder accent aigu - een groot aantal van zijn werken relatief weinig. Een klein aantal behoort tot het ijzeren repertoire, maar zelfs het meesterlijke Concerto pour la main gauche, geschreven voor Paul Wittgenstein, die in de Eerste Wereldoorlog zijn rechterarm had verloren, hoor je ondanks het bijzondere karakter van het stuk niet al te vaak. Dat heeft uiteraard ook te maken met het feit dat lang niet iedere pianist zin heeft om zich de bijzondere techniek waar dit stuk om vraagt eigen te maken.
Ravel schrijft altijd schitterend georkestreerde en met ongekende precisie gecomponeerde muziek. Veel van zijn werk, met name het piano-oeuvre (Gaspard de la nuit!) is ongemeen moeilijk te spelen. In 1887 ontmoette Ravel de Spaanse pianist Ricardo Viñes die een van zijn beste vrienden zou worden en bovendien een belangrijk en enthousiast interpreet van zijn werk. Samen trokken de twee vrienden naar de door Ravel bewonderde Emmanuel Chabrier om hem diens Trois valses romantiques voor te spelen. Grote invloed op zijn componeren hadden ook de door Nikolaj Rimski-Korsakov op de Exposition Universelle in 1889 gedirigeerde Russische composities. Dat geldt trouwens evenzeer voor componisten als Erik Satie en Claude Debussy. De kleurrijke, tonale Russische composities boden de Franse componisten de mogelijkheid om de gehate esthetiek van de Duitse laatromantiek te omzeilen. Een andere, minstens zo belangrijke invloed was de literatuur, met name die van het symbolisme, die Ravel, zijn leven lang een enthousiast lezer, verslond. Van grote invloed op zijn levensstijl - Ravel kleedde zich lange tijd als dandy met geplisseerd overhemd en monocle - waren Barbey d'Aurevilly's Du dandysme et de George Brummell en À rebours van Joris Karl Huysman. Esthetisch gezien van groot belang waren voor hem de door Baudelaire vertaalde geschriften van Edgar Allen Poe, met name diens The Philosophy of Composition, een meesterlijke analyse van Poe's eigen gedicht The Raven. Hier vond Ravel veel van zijn eigen ideeën over de eenheid van een compositie in terug. Een van de meest interessante composities van de jonge Ravel is wel de Sites auriculaires, de titel herinnert uiteraard aan Satie, voor twee piano's met als delen Habanera en Entre cloches. De Habanera werd later wereldberoemd omdat Ravel hem in 1907 hergebruikte in zijn Rhapsodie espagnole . In een door Ravel rond 1928 gedicteerde autobiografie lezen we over zijn vroege werk o.a. het volgende:
En dat is in een notendop Ravel ten voeten uit. Oriëntalisme, een impressionisme dat stilaan plaats gaat maken voor een versobering van middelen en in de woorden van Stravinsky een muziek altijd gecomponeerd met de precisie van een Zwitserse klokkenmaker. Er moet misschien nog een ding aan toegevoegd worden: de invloed van de Franse taal, zoals die bijvoorbeeld blijkt uit een werk als de Histoires naturelles (1906) op teksten van Jules Renard, die er getuige zijn autobiografie overigens niks van moest hebben. Ravel:
De eerste uitvoering van de Histoires naturelles bij de Société nationale de musique de Paris veroorzaakte een heus schandaal, daarna gevolgd door heftige polemieken in de pers.
Schandaal of niet, de Histoires naturelles betekenden voor Ravel een opstapje naar zijn eerste opera, L'Heure espagnole (1907), een heuse korte comédie lyrique naar een toneelstuk van Franc-Nohain dat in 1904 in première was gegaan. Of in de woorden van Ravel: ‘une sorte de conversation en musi-que. L'intention y est affirmée de renouer avec la tradition de l'opéra bouffe.' Het is het verhaal van Concepción, de vrouw van klokkenmaker Torquemada die als haar man zijn wekelijks bezoek aan Toledo brengt haar amants pleegt te ontvangen. Een gespierde muilezeldrijver die de liefjes die zich in een klok verstopt hebben moeiteloos de slaapkamer in en uit draagt, gooit aanvankelijk roet in het eten, maar blijkt uiteindelijk de grote overwinnaar. Kort voor de met moeite tot stand gekomen première in 1911 publiceerde Ravel een brief in Le Figaro waarin hij - het échec van de Histoires naturelles indachtig - zijn bedoelingen met het declamatorische karakter van het werk uiteenzette: ‘c'est plutôt de la déclamation familière que de la mélodie. Eveneens in 1907 begon Ravel aan het schetsen van een van zijn grootste orkestrale meesterwerken, het voor Sergej Diaghilev en zijn Ballets Russes geschreven ballet Daphnis et Chloé. Ravel:
Het is met bijna een uur speeltijd zijn langste werk. Meesterlijk weet Ravel hier het woordeloze vier-stemmige koor de rol van commentator bij de gebeurtenissen te geven. In 1914 werkt hij aan een van zijn zeldzame werken voor koor a capella: de Trois chansons. De bewust enigszins archaïsche teksten van deze kleine meesterwerkjes zijn van Ravel zelf en tonen zijn sublieme taalbeheersing. De buitendelen zijn geestig, maar het middendeel een niet mis te verstane aanklacht tegen de inmiddels losgebarsten oorlog: drie vogels uit het paradijs, een blauwe, een witte en een rode (de kleuren van de tricolore) brengen het meisje subtiel de boodschap dat haar geliefde gesneuveld is: Trois beaux oiseaux du Paradis,
Eveneens in 1914 schrijft hij in Saint Jean de Luz in Frans Baskenland aan zijn Pianotrio. In diezelfde tijd was hij bezig met een helaas onvoltooid pianoconcert dat misschien wel zijn meest politiek gekleurde compositie had kunnen worden: Zazpiak bat. De titel Baskisch voor De zeven zijn één, waarmee de zeven Baskische provincies worden bedoeld, drie in Frankrijk en vier in Spanje. Het wel voltooide Pianotrio begint met een Zortziko, een Baskische dans. Vanwege de oorlogsomstandigheden voltooide Ravel het voor zijn doen razendsnel om direct na voltooiing ervan begin 1915 dienst te nemen in het Franse leger, waar hij - hij wilde eigenlijk vliegenier worden - als chauffeur tegen de Duitsers vocht. Als hij in 1917 vanwege dysenterie met verlof wordt gestuurd componeert hij aan zijn Le Tombeau de Couperin, waarvan ieder deel is opgedragen aan een van zijn in de oorlog ge-sneuvelde strijdmakkers. Eveneens in 1917 begint Ravel aan zijn tweede korte opera, L'Enfant et les Sortilèges, op een meesterlijk libretto van Colette. Het verhaal van een stout jongetje dat poezen aan hun staart trekt, huiswerk niet maakt, boeken verscheurt, de theepot aan gruzels gooit en zijn tong naar zijn moeder uitsteekt. Maar de dingen, mensen en dieren komen tot leven en maken het jongetje bang. Als hij een gewond eekhoorntje verzorgt komt de grote verzoening en het stuk eindigt met de kreet: Maman. De muziek is vaak geestig, beeldend en suggestief, maar wie goed luistert begrijpt dat het hier ook over de ellende van de Eerste Wereldoorlog en de uiteindelijke vrede gaat. Het werk is, mijns in-ziens niet erg gelukkig ook wel orthodox Freudiaans uitgelegd, maar ik denk niet dat Ravel ook maar een seconde in die richting gedacht heeft. Daarvoor is de muziek veel te direct en - het prachtige duet van de twee katten een niet mis te verstane parodie op Wagners liefdesduet uit Tristan und Isolde - te anti-Duits. Evident hier, zoals in werken als het pianoconcert in G-groot en de tweede vioolsonate de invloed van de jazz, die in deze jaren in Frankrijk meer dan elders in Europa furore maakte. De oorlog heeft Ravels gezondheid danig aangetast, een tijd lang kan hij nauwelijks componeren. Een enorme schok betekent het overlijden van zijn moeder, bij wie hij nog altijd inwoonde, op 5 januari 1917. Ravel woonde na haar dood tot diens huwelijk in 1920 bij zijn enige broer Edouard. Rond deze tijd ontstaat La Valse, Ravels meesterlijke, maar verontrustende apotheose van de Weense wals. Het Wenen van Johann Strauß dat langzaam maar zeker dol draait, al heeft Ravel later ieder verband met het ineenstorten van het K. u. K. Oostenrijk-Hongarije ontkend. ‘Ravel zèlf doet niet of hij erg veel voor de interpretatie voelt - doch wie zal beslissen?', schreef Willem Pijper ooit. Al eerder had Ravel de wals en Franz Schubert zijn tribuut gebracht in de Valses nobles et sentimentales voor piano solo uit 1911.
Geheel anders van aard is de meesterlijke Sonate voor viool en cello. Ravel componeerde het eerste deel ervan in 1920 als bijdrage voor een bijzondere uitgave van La Revue musicale waarin diverse componisten een hommage brachten aan de in 1918 overleden Claude Debussy. Twee jaar later breidde hij het werk uit tot een vierdelig stuk. ‘Je crois que cette sonate marque un tournant dans la évolution de ma carrière' zei Ravel zelf over dit indringende werk. En inderdaad: wat Ravel hier binnen de traditionele grenzen van de klassieke sonate weet te bereiken aan raffinement, onafhankelijkheid van de beide stemmen, harmonische verdichting en contrapuntische virtuositeit grenst aan het ongelooflijke. In 1921 vestigt Ravel zich in Montfort-l'Amaury, een rustig plaatsje niet ver van Parijs. Zijn sindsdien weinig veranderde woonhuis is een vaut le voyage voor iedere Ravel-liefhebber. Ooit bezocht componist-dichter Rudolf Escher het huis. Het werd de inspiratiebron voor het prachtige Le tombeau de Ravel.
En ook Ravel-fanaat Boudewijn Büch maakte op z'n Vespa een met verve beschreven bedevaart. En terecht, want dichter bij de mens Ravel, waarvan we hoegenaamd niets weten omdat hij zijn privéleven altijd perfect heeft afgeschermd, kun je niet komen. De inrichting heeft een onthutsend hoog Bambi-gehalte: frutsels, opwindbeestjes, knuffels, klokken, uiteraard het portret van zijn moeder en een onwaarschijnlijke hoeveelheid toiletgerei; wat een verschil met Ravels haast Spartaans ingerichte appartement in Parijs! Ravel een koude kikker, zoals velen in navolging van criticus Pierre Lalo menen? Hier begrijp je dat het veel gecompliceerder ligt. Van meet af aan moet Ravel zijn gevoelens verstopt hebben achter branie (in zijn jonge jaren) of zijn passie voor een smetteloze techniek die misschien koud mag overkomen, maar waarachter een zee van gevoelens schuil gaat. Hier, in dit merkwaardige huis met z'n mooie Japanse tuin dringt pas goed tot je door hoe ongrijpbaar deze muziek eigenlijk is. En ook hoe gecompliceerd de man die ze maakte: Monsieur Rara, zoals hij door zijn vrienden werd genoemd, omdat hij in zijn conservatoriumtijd, als de docent even weg was, serieuze muziek placht te voorzien van de tekst van het enigszins scabreuze liedje Tarara boom de-ay.
Uit 1922 dateert Ravels orkestratie van Moesorski's Schilderijen van een tentoonstelling. En hoewel velen geprobeerd hebben een wat meer Russisch getinte orkestratie te maken, blijft Ravels interpretatie de meest gespeelde en geliefde. In 1924 schreef hij voor de Hongaarse violiste Jelly d'Arányi, een achternicht van de beroemde violist Joseph Joachim, zijn grootmeesterlijke Tzigane, oorspronkelijk voor viool en luthéal, een door de Belg George Cloetens uitgevonden instrument dat ingebouwd was in een normale vleugel. Door middel van registers krijgt de vleugel enigszins de klank van het cymbalon. Het uiterst virtuoze werk begint met een lange cadens van bijna vier minuten voor solo viool, waarop een snelle dans voor beide instrumenten volgt. Ravel heeft het werk later georkestreerd.
Ravels gezondheid ging ondertussen gestaag achteruit: ondraaglijke hoofdpijnen maakte hem dikwijls het werken onmogelijk. Toch ondernam hij in 1928 een toernee van ruim vier maanden door de V.S. en Canada. Ondertussen werkte hij aan twee pianoconcerten tegelijk: het Concert voor de linkerhand in D-groot en het Concert in G-groot. In beide concerten komt Ravels zijn in Amerika hernieuwde belangstelling voor de jazz tot uiting. Waar het Linkerhandconcert in feite eendelig is met een scherzo-achtig middendeel omraamd door twee langzame delen, heeft het Concert in G-groot de gebruikelijke drie delen. Het prachtige, serene middendeel van dit concert is een hommage aan de door Ravel enorm bewonderde Mozart. Het is vooral dit deel, dat met z'n schijnbare eenvoud Ravel veel moeite heeft gekost. Ravel die Nederland een groot aantal keren bezocht heeft, dirigeerde in de lente van 1932 het Pianoconcert in G met als soliste Marguerite Long o.a. in Amsterdam, waar Willem Mengelberg het Concertgebouworkest goed had voorbereid.
Op 8 oktober van dat jaar sloeg het noodlot onverbiddelijk toe: de taxi waarmee Ravel onderweg was kreeg een ongeluk en hoewel de gevolgen voor hem aanvankelijk leken mee te vallen, bleken ze al gauw veel ernstiger dan gedacht. Een beschadiging aan zijn hersenen leidde tot spraakstoornissen en erger. Langzaam verloor Ravel door amusie de vaardigheid te componeren. Hij moet deze aftakeling met toenemende vertwijfeling bij zichzelf geconstateerd hebben.
Het laatste werk dat hij kon voltooien is ook zijn laatste ode aan Spanje en Baskenland: Don Quichotte à Dulcinée, drie liederen op teksten van Paul Morand die bedoeld waren voor Fjodor Sjaljapin in zijn rol als Don Quichote in een film van Georg Wilhelm Pabst. Een hersenoperatie op 19 december 1937 mocht niet meer baten; hoewel Ravel kortstondig uit zijn narcose ontwaakte en naar zijn broer informeerde, verzonk hij al spoedig in een coma waaruit hij niet meer zou ontwaken. Ravel overleed op 28 december 1937 en werd naast zijn ouders begraven op het kerkhof Levallois-Perret in het westen van Parijs. index |
||||||||||||||||||||||||||||||||