E
Column Inflatie van staande ovatie
© Thijs Bonger, juni 2022
|
||
Het concert is afgelopen. De echo van het forse slotakkoord sterft weg. De strijkers tillen behoedzaam hun strijkstokken op en laten ze nog even boven de snaren zweven. Als de muziek indringend en ontroerend is geweest - en als het meezit - krijgen we nog vijf seconden stilte cadeau. Maar meestal wordt de mooie sfeer ruw kapot gemaakt door het applaus. En dan gebeurt het tegenwoordig steevast: iemand gaat staan en al gauw is er sprake van een massale staande ovatie. Als ik zelf niet zo enthousiast ben over de uitvoering en een enkele keer demonstratief blijft zitten voel ik me een zure spelbreker. Sinds een paar jaar lijkt het in ons land verplicht om met zijn allen op te staan tijdens het applaus na afloop van een concert. In Frankrijk, België, Duitsland en Engeland is opstaan na een concert een zeldzaamheid. En dat zou het ook moeten zijn. Een middel waar je bij hoge uitzondering naar grijpt om te laten merken hoe de musici je in vervoering hebben gebracht. Maar in ons land heeft kuddegedrag weer eens gezorgd voor deze zeer twijfelachtige hype. ‘Waar komt dit kuddegedrag vandaan?', vraag ik me wel eens af. Heeft het iets te maken met de wijdverbreide angst om een oordeel te vellen over een muziekuitvoering? Zelf vraag ik tijdens het verlaten van de zaal wel eens aan een willekeurige medeconcertganger: ‘Wat vond u van de muziek?'. De reactie komt vaak wat schrikachtig en ongemakkelijk over. Meestal luidt het antwoord: ‘Wel mooi, maar ik heb er geen verstand van'. Zo'n opmerking slaat in feite nergens op. Je hoeft helemaal geen verstand van klassieke muziek te hebben om iets mooi te vinden of niet. Toch komt die opmerking over verstand hebben van muziek niet uit de blauwe hemel vallen. Want hele generaties musicologen en recensenten hebben er met hun hoogdravende musicologische geheimtaal voor gezorgd dat klassieke muziek wordt gezien als iets onbereikbaars. Ze hebben daardoor die muzieksoort op een veel te hoog voetstuk geplaatst. En, gezien de grote zorgen over de teruglopende belangstelling voor klassieke muziek, daarmee deels hun eigen graf gegraven. Maar het is dus zo dat best veel mensen onder het publiek niet goed weten wat ze van de uitvoering vinden. Of wel iets voelen maar daarvoor niet uit durven komen. Geeft dit kijk-naar-je-buren-en-sta-op gedrag misschien een gevoel van veiligheid? Dit massale opstaan na een concert werkt als een soort inflatie, die zowel voor het publiek als voor de uitvoerende musici funest is. Want als iedereen altijd opstaat, wat voor middelen staan ons dan nog ter beschikking om te laten blijken dat we het een uitzonderlijk mooi concert vonden? En denk ook eens aan de musici. Hoe moeten zij het gedrag van het publiek interpreteren? Als je keer op keer de hemel in wordt geprezen heeft dat op den duur geen enkele waarde meer. Dus probeer na het volgende concert eens wat zuiniger om te springen met de nou eenmaal zeer beperkte middelen die we kunnen inschakelen om te laten merken wat we ervan gevonden hebben. En vraag je eens af of je het echt wel zo mooi hebt gevonden dat een staande ovatie gerechtvaardigd is. index | ||