![]() Column Gustav Mahler aan Thomas Mann
© Gerard van der Leeuw, december 2018
|
Op 17 november jl. was ik aanwezig op het door het Wagnergenootschap georganiseerde symposium Thomas Manns ambivalentie ten aanzien van Richard Wagner. Twee Nederlandse - (Sabine Lichtenstein en Michiel Hagdorn) en twee Duitse deskundigen (Dirk Heißerer en Frank Weiher) bleken alle vier voltreffers: een volle zaal luisterde ademloos naar hun van zeer grote eruditie en betrokkenheid getuigende lezingen. Centraal stond de recentelijk teruggevonden voordracht die Mann in het fatale jaar 1933 hield in o.a. Amsterdam en München en die uiteindelijk zou leiden tot zijn vertrek uit Duitsland. Het is hier niet de plek om op de diverse lezingen in te gaan, geïnteresseerden verwijs ik naar het komende nummer van de Wagner Kroniek, het verenigingsorgaan van het Wagnergenootschap. Hier wil ik het hebben over het slot van de dag. Voorafgaand aan het vertonen van een videofragment van Luchino Visconti’s film Death in Venice, die gebaseerd is op Manns Der Tod in Venedig, kregen we een interview te horen met de Duitse zangeres Frauke May-Jones. Bij toeval ontdekte zij in het Thomas Mann Archiv in Zürich een onbekende brief van Mahler. Het in New York kort voor zijn dood geschreven antwoord op een brief die Thomas Mann, samen met een exemplaar van de roman Königliche Hoheit kort na de première van Mahlers Achtste symfonie op 12 september 1910 aan Mahler geschreven had. Hier kwam alles samen! Manns ambivalentie ten aanzien van muziek in het algemeen: muziek sleept je mee en doet je de controle over jezelf verliezen - lees Couperus’ De binocle, waarin Wagners Die Walküre een hoofdrol speelt -; zijn liefde voor Nietzsche, voor de - die dag niet genoemde - dichter Von Platen, voor Plato, voor Wagner, die per slot in Venetië is overleden, zijn, altijd onder controle gehouden homo-erotische belangstelling (Mann ontmoette in Venetië zijn eigen ‘Tadzio’), zijn bij tijd en wijle sterke suïcidale neigingen en vooral zijn bewondering voor Gustav Mahler. Mann voorzag zoals hij in 1921 verklaarde, zijn alter ego de
Bovenaan het briefhoofd van het hotel schreef Mahler: ‘Ob der Brief _____________________ (2) Klaus Pringsheim (1883-1972), Thomas Manns zwager, die in 1906/07 index |