![]() Column Vertrouw alleen op uw eigen oren
© Aart van der Wal, 20 januari 2017
|
||||||||||||||||
In het audio- en videotijdschrift HVT werd in het eerste nummer van dit jaar enigszins aan zelfkastijding gedaan. Althans, zo leek het op het eerste gezicht. Uiteraard pakte het na zorgvuldige lezing anders uit. Goed, het gaat dus over geloofwaardigheid. Ik kan er enigszins over meepraten. Niet als 'kritische consument' maar als recensent van audioapparatuur. Recenseren, dat heb ik in een inmiddels grijs verleden jarenlang voor het muziektijdschrift 'Luister' gedaan. Toen was er nog niet het probleem van het voortdurend (zeg maar consistent) de hemel in prijzen van de meest uiteenlopende opname- en weergavespullen op grond van meestal subjectieve en zelden puur technische criteria. Toen had het aloude adagium 'meten is weten' nog enige betekenis en was er veel minder sprake van het schrijven van een 'verhaaltje' met een vlotte pen.
Toegegeven, het is ook een probleem om maand in, maand uit, steeds weer aan te komen met kleurrijke accolades, om niet te vervallen in veel-van-het-zelfde, steeds maar weer iets te bedenken wat niet allang door anderen is opgeschreven. En 'hearing is believing', een bekende reclameslogan van de luidsprekerfabrikant Bowers & Wilkins, betekent voor niemand hetzelfde. Wat altijd wel waar was en nog steeds is, is dat echt goede (dat hoeft niet de beste te zijn!) apparatuur het venster opent naar de concertzaal, een andere slogan uit de jaren zestig, van het toen o zo vertrouwde TransTec, de toenmalige importeur en distributeur van onder meer Quad, KEF, ADC en later ook Nakamichi. Bij Transtec hielden ze van muziek. De Nederlandstalige handleidingen waren niet alleen een lust om te lezen, maar ze legden altijd precies daar de klemtoon waar die thuishoorde: op de muziek, met de best mogelijke weergave daarvan in de gewone huiskamer. Geen hokuspokus, geen moeilijke begrippen, geen mysterieuze dwaalwegen, geen vage veronderstellingen. Het gaf de nog niets vermoedende muziekconsument bij een bezoek aan het bedrijf al direct na binnenkomst een goed gevoel als hij uit luidsprekers Bartóks Tweede pianoconcert hoorde, toen nog op lp, met Stephen Bishop aan de vleugel en het London Symphony Orchestra onder leiding van (toen nog niet Sir) Colin Davis. Kijk, daar waren tenminste mensen aan het werk met muzikale smaak, die bovendien verstand hadden van goede opnamen. Henri van Hessen was de uiterst kritische eigenaar die vaak open en bloot, in de meest kleurrijke bewoordingen en zelden zonder gepeperde aforismen, de vloer aanveegde met wat een recensent nu weer gebrouwen had (hij spaarde mij altijd, wat mij niet zonder enige trots vervulde). Hij leeft niet meer, maar ik denk zo dat hij in het huidige tijdgewricht daarvoor tijd tekort zou komen...
Terug naar HVT, naar die appels en die peren. Het verweer van Hendrix is - om het zacht uit te drukken - zwakjes. Het draait weer om een vergelijking tussen auto's. Het zijn altijd een eeuwig die auto's die van stal worden gehaald. Nu weer BMW en Mercedes, twee topmerken in het segment. De Dacia Duster wordt erbij gesleept om het andere eind van het spectrum niet uit het oog te verliezen. De (gespeelde?) dialoog gaat als volgt. Hendrix: "En stel dat ik met een Dacia Duster zou rijden. Zou u dat een slechte auto noemen?" De kritische consument antwoordt keurig binnen de goed geschoffelde perken van HVT. "Nee," maar ik zou dat [sic] nooit kopen," lacht hij vriendelijk. Voor Hendrix slaat hij de nagel precies op de kop: "Dat geldt ook voor hifi." Natuurlijk! Ik had het zelf niet kunnen bedenken. Hoeveel onzin kan een mens bij elkaar schrapen? Over appels en peren gesproken.
Hendrix beroept zich op de zelfkritische houding van de consument. Die laat zich niet zo gemakkelijk in de luren leggen, maar wordt daartegen juist steeds mondiger, is dankzij het internet beter dan ooit geïnformeerd en weet precies wat hij wil. Dat zou volgens Hendrix de reden zijn dat 'zichzelf respecterende producenten het aan zichzelf verplicht zijn om kwalitatieve producten op de markt te brengen die kunnen voldoen aan de strenge eisen van de moderne consument. Zo niet, dan prijzen ze zichzelf onherroepelijk uit de markt'. Hoeveel onzin kan een mens bij elkaar schrapen? Wie de realiteit onder ogen ziet constateert met mij dat in audioland in de afgelopen twee decennia aan pure weergavekwaliteit vrijwel niets is gewonnen. Althans niets wat muzikaal echt van belang is. Ergo, nog verder teruggaand in het verleden, wie een simpele Quad 33 voorversterker en Quad 303 eindversterker eens danig aan een gewone revisiebeurt onderwerpt (of dat een echte vakman laat doen), kan vervolgens achter het gordijn naar alle waarschijnlijkheid het verschil niet horen tussen die opgefriste combinatie en een soortgelijke van een ander merk, drie maanden geleden uit de fabriek gerold, voor een prijs die een aantal veelvouden bedraagt van die originele Quad-set. Of men neemt een Sansui versterker uit 1973 onder handen en constateert met evenveel gemak hetzelfde. Wie de apparatuur dan langs de meetlat legt ziet dat de meetuitkomsten meer dan voortreffelijk zijn; en keurig binnen de toen al uitstekende fabrieksspecificaties, zo niet beter. Wie zijn duur verdiende centjes uitgeeft aan de meest uiteenlopende esoterie (we bewegen ons in de wereld van de kabels, de netvoedingen, accessoires en wat dies meer zij) moet dat uiteraard zelf weten, maar muzikale meerwaarde wordt er niet uit geboren. Soms zelfs het tegendeel. Er wordt zoveel onzin verkocht dat het werkelijk schrikbarende vormen is gaan aannemen. En wie die onzin niet verkoopt lijkt niets (meer) te verkopen.
Wie is die zelfkritische consument eigenlijk? Wat weet de gemiddelde muziekliefhebber eigenlijk van audiotechniek? Hij is eerder muziekconsument dan geluidshobbyist. Hij luistert in zijn beleving namelijk primair naar de muziek en niet naar audioapparatuur.
Begin bij de luidspreker. Zoek een winkel die bereid is om twee sets luidsprekers in een vooraf bepaald prijssegment voor een proefopstelling thuis binnen een redelijke tijd (minstens een paar dagen) af te staan en laat alle overige kanalen die dat niet willen of kunnen buiten verdere mededinging. Luister eerst op basis van de eigen, vertrouwde apparatuur. Luister kritisch naar verschillen en overeenkomsten, onder verder gelijkblijvende condities in de eigen huiskameromgeving. Neem er de tijd voor, ga niet zenuwachtig vergelijken, want dat levert per saldo alleen maar verwarring en mogelijk zelfs een miskoop op. Registreer de verbetering (of verslechtering), noteer dat alvast. Zet er ook de gebruikte bronnen bij (welke cd's, lp's enz.). U heeft nu helemaal zelf een mening over die twee sets speakers gevormd. Heeft u behoefte aan een nieuwe versterker (met of zonder cd-speler), doe dan precies hetzelfde. Haal twee sets op, koppel uw vertrouwde apparatuur af en ga met de nieuwe aan de slag. Volg dezelfde procedure als bij de speakers. Als u uw oordeel heeft geveld kunt u dit proces met weer andere speakers en audioapparatuur naar believen herhalen. Uiteindelijk neemt u een beslissing die niet is gestoeld op de hosanna's van anderen maar op uw eigen voorkeur; en dat is, waarde muziekliefhebber, het belangrijkste. De rest is - om Karajan te citeren - gaslicht. Het komt neer op zelfwerkzaamheid, maar u praat wel over een investering voor jaren. Een paar weken extra moeite mag daar best tegenop wegen.
Meten is weten? Lux et Libertas Als tijdschriften, media überhaupt, winst kunnen maken op basis van uitsluitend de contributie van vaste abonnees plus losse verkoop is er doorgaans met dat Lux et Libertas weinig aan de hand. Als er echter advertenties nodig zijn om de opbrengsten zeker te stellen en die advertenties houden qua inhoud rechtstreeks verband met de recensie, wordt het vanuit objectief perspectief al met al een hachelijke onderneming. Ik ken alle verhalen, alle 'nietes' maar ik ben nog steeds die (hopelijk kritische) consument die zo'n tijdschrift doorbladert en dan het onvermijdelijke ziet. Hoe moet ik dan een recensie die op zich toch al weinig handen en voeten biedt interpreteren? Moet ik die als een baken zien? Een geruststellend beeld? Als aanbeveling? Of moet ik zelf aan de slag? En wat dit laatste betreft: hoe doe ik dit dan? Alleen al daarom zie ik veel positiefs in de zelfwerkzaamheid van de consument, in zijn eigen ontdekkingsreis. Hij moet dat pad opgaan. Recensies zijn daarbij hoogstens een hulpmiddel. Waarbij de zichtbare kwaliteiten van de recensent zwaarder wegen dan de onzichtbare. Wie als recensent zoekt naar een vertrouwensband met de lezers dient zich verre te houden van welke commerciële inmenging ook. Hij schrijft niets anders dan de waarheid op, al is het dan zijn waarheid. Veel lezers herkennen dat, appreciëren dat en keren graag terug naar de schrijfsels van de desbetreffende recensent. Maar helaas is er ook een categorie lezers die het gedrukte woord al bij voorbaat voor waar annemen, er blind op dichtvaren. Misschien gevoed door de veronderstelling dat iemand die in een tijdschrift 'mag' schrijven een zekere autoriteit geniet. Het is een van de vele valkuilen van het gedrukte woord. Een recensent die zijn kennis en vakmanschap bewijst heeft doorgaans niet veel te duchten. Zijn mening heeft immers een groot soortelijk gewicht. Geen lezer die niet graag zijn recensies leest. Zo was het eens met Jan Kool, goeroe en vraagbaak tegelijk. Die generatie is er niet meer. Niet dat het onder hun banier altijd rozengeur en maneschijn was, maar het vakmanschap werd zelden of nooit betwist. 'Snelle' jongens hebben sindsdien de lege plaatsen opgevuld. Zij verwijzen niet graag naar dat verleden. Niet alleen omdat zij het niet kennen, maar omdat zij er evenmin mee geconfronteerd willen worden. Tot slot index | ||||||||||||||||