CD-recensie
© Siebe Riedstra, juli 2022 |
Op 10 maart 1991 overleed de Tsjechisch Duitse componist van joodse afkomst Hans (Hanus) Winterberg. Dan begint de onwaarschijnlijke sage van het gesol met zijn muzikale nalatenschap. Michael Haas was als producer verantwoordelijk voor de legendarische serie Entartete Musik van Decca en is thans de drijvende kracht achter exilarte van de Universität für Musik und darstellende Kunst in Wenen, opgericht met dezelfde doelstelling. Hij gaat op de website forbiddenmusic.org minutieus in op leven en werk van Winterberg, en doet daar een poging om het raadsel rond de erfenis van Winterberg op te lossen. Hij stelt tot zijn eigen teleurstelling vast dat er op dat punt veel overblijft waarnaar we slechts kunnen gissen. In het kort komt het erop neer dat de verantwoording voor Winterbergs erfenis kwam te liggen bij de zoon van zijn vierde en laatste echtgenote, Christoph Winterberg, een stiefzoon dus. Zijn natuurlijke dochter uit het eerste huwelijk werd niet in staat geacht om die taak op zich te nemen. Christoph Winterberg was een teruggetrokken, enigszins wereldvreemde man, die werd overgehaald om alles in 2002 te verkopen aan het Sudetendeutsche Musikinstitut te Regensburg, voor 6000 Mark. In het contract werden twee wonderlijke clausules opgenomen: het archief moest tot 2031 gesloten blijven, en iedere verwijzing naar de joodse afkomst van Winterberg was verboden. Toen Michael Haas attent werd gemaakt op deze situatie zocht hij contact met de kleinzoon van Winterberg uit zijn eerste huwelijk, Peter Kreimeir. Samen zorgden ze ervoor dat het embargo werd opgeheven. Haas attendeerde muziekuitgever Boosey and Hawkes, die de manuscripten voor publicatie gereedmaakte, en nu, in 2022 verschijnt de eerste nieuwe cd-uitgave van drie symfonische werken van Winterberg op het label Capriccio. Intussen zijn er ook cd's uitgekomen met kamermuziek en pianowerken op het label Toccata. Hans Winterberg werd geboren in Praag, waar hij aan het conservatorium een opleiding ontving als pianist en componist. Na zijn scholing werkte hij als repetitor aan de opera van Brno. Ondanks zijn joodse afkomst werd hij pas in januari 1945 geïnterneerd in het kamp Theresienstadt, waaruit hij wonder boven wonder in mei 1945 werd ontslagen. Ondanks zijn traumatische ervaringen met de Duitse overheersers koos hij er na de oorlog voor om zich te vestigen in Beieren, aanvankelijk in München, later in kleinere dorpen. Fritz Rieger, dirigent bij de Bayerische Rundfunk, toonde interesse voor zijn werk en zorgde samen met de in München werkzame Nederlandse dirigent Jan Koetsier voor een aantal uitvoeringen van zijn symfonische werken. Op het blog van Michael Haas zijn diverse van deze historische opnamen in hun geheel te beluisteren. Winterberg past in het rijtje Hans Krása (1899-1944), Pavel Haas (1899-1944), Erwin Schulhoff 1894-1942), Gideon Klein (1919-1945) en Viktor Ullmann (1898-1944) - allen muzikale erfgenamen van Leos Janácek. De opsomming maakt duidelijk dat de morbide kaalslag alleen is overleefd door de naar Parijs uitgeweken Bohuslav Martinu en de door een wonder gespaarde Hans Winterberg, die pas op negentigjarige leeftijd overleed. Op deze cd horen we drie werken uit verschillende fasen van Winterbergs ontwikkeling: de ééndelige Sinfonia drammatica uit 1936, het Pianoconcert nr. 1 uit 1948 en een groot orkestwerk, Rythmophonie, uit 1966/7. In de toelichting karakteriseert Michael Haas de muzikale taal van Winterberg als volgt: polyritmiek, polytonaliteit, extreme dissonanten en vervormde volksmelodieën. Wat hij daarbij niet opmerkt is een karaktereigenschap die op deze cd van de eerste tot de laatste maat is te horen: een obsessie met repeterende motieven, een techniek die Winterberg zonder twijfel van Janácek heeft overgenomen. Vooral in het laatste werk op deze cd, de Rythmophonie wordt deze techniek toegepast. Winterberg legt daar meerdere lagen van repeterende figuren over elkaar heen, waarbij hij ervoor zorgt dat de volgende laag over de herkenbare vorige laag heen schuift. Wat in alle werken opvalt is de obsessie met de kleine terts - een en ander is goed te beluisteren in het begin van het derde deel van Rythmophonie, met zijn hardnekkige motief van drie tonen in het woodblock. Het belang van deze uitgave kan niet worden onderschat, en dus is iedere poging tot een waardebepaling overbodig. Componist en dirigent Johannes Kalitzke (1959) is met zijn ruime ervaring bij Musikfabrik en Ensemble Modern de aangewezen persoon om deze deels zeer gecompliceerde partituren over het voetlicht te brengen. Jonathan Powell heeft een geduchte reputatie in het moderne repertoire en levert een indrukwekkende prestatie, met name in de enorme cadens van het laatste deel van het pianoconcert. Michael Haas zorgde voor een gedetailleerde toelichting bij de beide symfonische werken, Jonathan Powell deed hetzelfde voor het pianoconcert. De gelaagdheid van deze partituren levert de nodige hoofdbrekens op voor het opnameteam, dat zich daar uitstekend uit heeft weten te redden. Een werk als Rythmophonie, dat in kwaliteit een vergelijking met Arcana van Varèse oproept, zal zeker door avontuurlijke programmeurs en dirigenten worden opgepikt. Een herontdekking van onschatbare waarde. index |
|