© Siebe Riedstra, april 2011
|
Striggio – Mass in 40 partsCD: Striggio: Motet Ecce beatam lucem – Missa Ecco si beata giorno - Madrigalen: Fuggi, spene mia – O giovenil ardire – Altr’io che queste spighe – D’ogni gratia et d’amor – O de la bella Etruria invitto Duce – Caro dolce ben mio – Miser’ oimè Galilei: Contrapunto Secondo di BM Tallis: Spem in alium DVD: Striggio: Ecce beatam lucem – Missa Ecco si beato giorno Tallis: Spem in alium (alleen audio in surround sound) Documentary: The making of Striggio • 13’ • I Fagiolini o.l.v. Robert Hollingworth Decca 478 2734 • 79' + 58' • Vroeg in het jaar 1567, het was nog winter, trok diplomaat en componist Alessandro Striggio van Florence over de Alpen naar het noorden. Het was een barre tocht, die hij maakte met twee paarden en een ezel. Die ezel droeg onder meer de partijen van een veertigstemmige mis. Zijn eerste stopplaats was Brno, waar hij werd ontvangen door de nieuwe Heilige Romeinse Keizer Maximiliaan II, die zeer vereerd was met de Mis. Het volgende reisdoel was München, waar de Mis werd uitgevoerd voor Hertog Albrecht V. Of Orlando di Lasso de muzikale leiding had is onderwerp van speculatie. Striggio vervolgde zijn reis naar Parijs, waar de Mis opnieuw tot uitvoering kwam, ditmaal voor de jonge Charles X en zijn moeder, de ontzagwekkende Catherina de Médicis. Daarna vroeg Striggio aan zijn broodheer Hertog Cosimo I de Medici toestemming om door te mogen reizen naar Londen. Die toestemming kreeg hij, maar over de gebeurtenissen in Londen hangt een dichte mist. Wat we weten stamt uit de memoires van een muziekliefhebber die veertig jaar na dato rapporteert over een ‘songe sent into England of 30 parts which made a heavenly harmony’. Mogelijk stelde de hertog van Norfolk de vraag ‘whether none of our Englishmen could sett as good a songe’. Zijn vraag werd beantwoord: ‘Tallice beinge very skillfull was felt to try whether he could undertake the Matter, which he did and made one of forty parts’. In de eenentwintigste eeuw ontdekte muziekspeurder Davitt Moroney de partijen van Striggio’s Mis in een Parijse bibliotheek. Hij publiceerde zijn vondst in 2007, en musicoloog en dirigent Robert Hollingworth ging er mee aan de slag. Hij maakte een uitvoerbare partituur en een plan voor een opname. Hollingworth bracht de daartoe benodigde musici, zangers, fondsen, technici en entrepreneurs bij elkaar, en van 29 september tot 1 oktober 2010 werd er in de bekende studio annex kerk van All Saints in Tooting, Londen een opname gerealiseerd die hier op het label Decca wordt gepresenteerd. Alessandro Striggio (c. 1536/7) was de biologische zoon en erfgenaam van een Mantuaanse edelman. In 1559 kwam hij in dienst van het hof van Cosimo I de Medici in Florence. Hij was de bestbetaalde musicus van het hof en vervulde de dubbele rol van diplomaat en componist. Zeven boeken met madrigalen van zijn hand werden gepubliceerd en zijn werk vond ruime verspreiding over geheel Europa in diverse anthologieën. Ook schreef hij een grote hoeveelheid gebruiksmuziek voor de officiële feestelijkheden van de Medici. Geestelijke werken zijn ver in de minderheid. Zijn zoon Alessandro jr. was de librettist van Monteverdi’s Orfeo. In dagboeken uit 1561 wordt melding gemaakt van een motet voor veertig stemmen, naar alle waarschijnlijkheid Ecce beatam lucem. Vijf jaar later is er sprake van een veertigstemmige mis, de Missa Ecco si beata giorno, ook voor veertig stemmen. Verwarring tussen de Latijnse en de Italiaanse tekst ligt voor de hand, en muzikale verwantschappen tussen motet en mis zijn aanwijsbaar. De mis is gestructureerd in vijf koren van acht stemmen, en ieder van die veertig stemmen is voorzien van een tekst. Toch was het in Striggio’s tijd gebruikelijk om – wanneer de financïële middelen dat toelieten – de vocale partijen aan te vullen, te verdubbelen of te vervangen door instrumentale partijen. Dirigent, musicoloog en ‘arrangeur’ Robert Hollingworth heeft ervoor gekozen om zijn vocale krachten extra kleur te verlenen door middel van een bijna even groot aantal instrumentalisten, die zich bedienen van een kleurrijk arsenaal aan instrumenten: viols in alle soorten, cormetts, sackbutts (een soort trombones), blokfluiten, vier luiten, twee orgels en een harp. Van de vijf koren zijn er twee overwegend instrumentaal en twee overwegend vocaal. Zoals te doen gebruikelijk wordt er voor de ‘finale’ nog een schepje bovenop gegooid: in het Agnus Dei breidt Striggio de bezetting uit naar zestig stemmen. Het aanvullende repertoire stamt uit Striggio’s wereldlijke werken, en ook hier heeft Hollngworth met veel fantasie instrumentale kleuren toegepast. Als schakel tussen de Mis en de madrigalen dient een instrumentaal intermezzo van Vincenzo Galilei – jazeker: de vader van de astronoom. Het spreekt vanzelf dat we hier te maken hebben met tenminste één wereldpremière, maar datzelfde geldt ook voor de madrigalen. Alleen het motet van Tallis is niet nieuw in de catalogus, net als Striggio’s Ecce beatam lucem. Beide bevinden zich als hoekstenen op een schitterende cd die Paul van Nevel in 1994 maakte voor het label Sony, onder de titel Utopia Triumphans, een productie van het onovertroffen duo Wolf Erichson en Markus Heiland. Dat brengt ons tot een puntje dat tussen kenners een discussie zou kunnen genereren. Paul van Nevel presenteert beide werken in een puur vocale versie, Robert Hollingworth voegt een enorm instrumentaal ensemble toe. Beide hebben voldoende historische argumenten voor hun keuzes en de muziekliefhebber krijgt hier de gelegenheid om zelf zijn oordeel te vellen. Voorlopig mogen we Hollingworth, zijn gelegenheidsensemble I Fagiolini, en de betrokken technici dankbaar zijn voor een overrompelende en spectaculaire opname van een wereldpremière van een werk dat 450 jaar zoek is geweest. De wonderen zijn de wereld nog niet uit! index |