![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, januari 2015
|
Christianne Stotijn (Delft, 1977) maakte in 2006 haar cd-debuut op het label Onyx, met liederen van Schubert, Berg en Wolf - samen met pianist Joseph Breinl. Al rap volgde een tweede titel, Urlicht, uiteraard met liederen van Mahler - een samenwerking met Julius Drake. In 2008 volgde een verzameling Romances van Tsjaikovsky, opnieuw met Drake. In 2011 tenslotte verscheen 'Stimme der Sehnsucht' met liederen van Pfitzner, Strauss en Mahler (Kindertotenlieder). Een indrukwekkende oogst in een korte tijd - behalve Elly Ameling verzin ik zo gauw geen Nederlandse zangeres met een vergelijkbare discografische oogst in het liedrepertoire. Sinds kort heeft Christianne Stotijn banden aangeknoopt met Warner Classics, en deze cd is het eerste product van de samenwerking. En om met de deur in huis te vallen: het is een schot in de roos. Getuige de eerste vier cd's had Stotijn altijd al een fijne neus wanneer het om het smaakvol samenstellen van een cd (of recital) gaat, maar hier ontmoeten we een verzameling juweeltjes die ondanks hun diversiteit in stijl en instrumentatie veel meer zijn dan de som der onderdelen. De titel is 'If the owl calls again' naar een gedicht van John Haines, een gedicht dat alleen dient als motto - het is niet op muziek gezet. De uil staat hier symbolisch voor wijsheid, natuur, vrijheid, en spiritualiteit die tot uiting komt in gebeden - geen kerkgebonden rituelen maar spontane pantheïstische uitingen, misschien zelfs wel schietgebedjes. Het repertoire is twintigste eeuws, op één uitzondering na: Modest Moesorgski, maar die was zijn tijd zover vooruit dat hij mee mag doen als een honoraire twintigste eeuwer. De jongste componist is Fant de Kanter, al jaren bevriend met Christianne, en iemand die zo schrijft "dat het lijkt alsof ik het ter plekke verzin". Inderdaad, het onbegeleide Onze Vader (Abboen) in het Armeens is een simpele monodie die diep weet te ontroeren. De bezettingen van de gekozen werken wisselen elkaar kaleidoscopisch af - piano solo, met toegevoegde altviool, fluit of contrabas. Maar ook een compleet ensemble van strijkkwartet, blazers en harp voor de prachtige Quatre Poèmes Hindous van Maurice Delage. Een uitgelezen vondst is de bezetting van Kaddisj van Maurice Ravel, waar de oorspronkelijke pianopartij is uitgebreid met een duduk en een contrabas. Een duduk is een Armeens blaasinstrument met dubbel riet (net als de hobo), waarvan de klank ergens tussen fluit en hobo zweeft. We worden uit de toelichting niet gewaar wie voor het 'arrangement' verantwoordelijk is, maar de noten van Ravel blijven intact. Alleen de inleiding die oorspronkelijk voor de stem is, wordt hier eerst als prelude gespeeld op de duduk. Oliver Boekhoorn - hoboïst van Calefax - heeft de duduk erbij genomen, en kennelijk houdt hij van dit instrument waarop je de toon heerlijk kunt 'buigen' - een beetje als klezmer. Antoine Tamestit bespeelt de altviool in het openingslied van Joseph Marx, en in het laatste item, drie liederen van Frank Bridge (leraar van Benjamin Britten). Prachtige stukken en al even prachtig gespeeld. Broer Rick bespeelt de contrabas in een ander lied van Marx, met de evocatieve titel Adagio. Het laat zich raden dat de oorspronkelijke bezetting vraagt om een cello, maar de bas van Rick Stotijn kent geen beperkingen. De toelichting (ook in het Nederlands) is gegoten in de vorm van een interview met Hein van Ekeren. Daardoor komen we weinig te weten over de stukken, maar wel over de achtergrond van de programmakeuze. Heel belangrijk: de zangteksten zijn afgedrukt - met Engelse vertaling. Christianne Stotijn kennen we uit de vorige cd's en haar optredens als een rasmuzikante die haar stem in dienst stelt van de muziek. Ze heeft in de loop der jaren duidelijk aan dynamische reikwijdte gewonnen, van een fluisterzacht pianissimo tot een fortissimo op orkaankracht. Dat bij dat laatste het vibrato navenant meegroeit is op het operatoneel onvermijdelijk, in dit repertoire gaat het soms net even 'over the top'. Vandaar dat de opnametechniek ervoor gekozen heeft om de stem enigszins op afstand te vangen in de ruime akoestiek van Amuz, een voormalige kloosterkapel. Net als uilen en gebeden heeft de stem van Stotijn ruimte nodig om uit te kunnen vliegen. index |
|