![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, november 2016
|
IJsland lijkt met een bevolking van nog geen 400.000 zielen bepaald niet uitgerust om een opvallende rol op het wereldtoneel te spelen. Ter vergelijking: de provincie Drenthe telt bijna een half miljoen inwoners. Toch zien de IJslanders kans om zich behoorlijk in de kijker te spelen. Het voetbalfeest van afgelopen zomer heeft dat wel bewezen - dat het IJslandse team gecoached werd door de plaatselijke tandarts maakt het succes alleen maar pikanter. Ook op muzikaal gebied lopen de IJslanders bepaald niet achter. Naast een componist als Jón Leifs, die internationaal kan meedraaien, is er een uitstekend orkest aanwezig dat over een schitterende nieuwe concertlocatie kan beschikken. Op deze cd maken we kennis met een nieuwe toevoeging aan het muzikale IJslandse landschap, de Schola Cantorum Reykjavicensis, een kamerkoor van zo'n zestien stemmen. Het werd in 1996 opgericht door Hördur Askelsson, cantor organist van de Hallgrimskirkja in Reykjavik. In een paar jaar tijd heeft het koor zich een plaats weten te veroveren temidden van de bepaald niet geringe internationale concurrentie. Dat wordt beloond met een productie op het label BIS, waarbij uiteraard IJslands repertoire niet mag ontbreken. Om met die laatste categorie te beginnen: de nestor is Jón Leifs (1899-1968), de man van de vulkanische slagwerkuitbarstingen. Hier horen we een ontroerend Requiem, niet meer dan een wiegenlied, dat hij in 1947 schreef naar aanleiding van de dood van zijn zeventienjarige dochter. Verdriet dat klank wordt in het simpele pendelen tussen majeur en mineur, op dezelfde grondtoon, verstild en aangrijpend. Thorkell Sigurbjörnsson (1938-2013) was in de tweede helft van de twintigste eeuw de leidinggevende componist binnen de Kerk van IJsland. Hij is vertegenwoordigd met twee tamelijk onopvallende hymnes. De overige plaatselijke componisten zijn alle een stuk jonger: Hugi Gudmundsson (1977), Anna Thorvaldsdottir (1977), dirigent Hördur Askelsson (1953) en de koorleden Hreidar Ingi (1978) en Sigurdur Saevarsson (1963). Zij componeren in de stijl die we gemakshalve 'nieuwe spiritualiteit' noemen, een mix van de verworvenheden van de avant-garde (Lux Aeterna van Ligeti) en de middeleeuwse eenvoud van Arvo Pärt. Dat genre heeft al een paar regelrechte toppers opgeleverd die al meerdere malen op cd verschenen zijn. Om te beginnen O nata lux van de Amerikaan Morten Lauridsen (1943), een stuk waarvan inmiddels miljoenen exemplaren bladmuziek verkocht moeten zijn. Als goede tweede is Eric Whitacre vertegenwoordigd met zijn Lux Aurumque ; Whitacre (1970) kwam in de eenentwintigste eeuw uit het niets tevoorschijn en heeft zich in luttele jaren ontwikkeld tot de belangrijkste Amerikaanse exponent van dit genre - later dit seizoen komt hij naar Nederland om in de ZaterdagMatinee een geheel eigen programma te dirigeren bij het Groot Omroepkoor. John Taverner (1944-2013) is samen met Arvo Pärt min of meer verantwoordelijk voor de 'nieuwe spiritualiteit' en is hier vertegenwoordigd met zijn bekendste schepping, The Lamb, die ook te horen was bij de begrafenisplechtigheid van Lady Di. Eriks Esenvalds (1977) zingt zelf in het Lets Radiokoor en mag al bogen op diverse cd-opnamen; zijn O salutaris hostia voor twee solosopranen is een van de hoogtepunten van dit recital. James MacMillan (1959) tenslotte schreef zijn a Child's Prayer naar aanleiding van de slachtpartij in Dunblane. Ook hier is een ontroerende rol weggelegd voor twee solosopranen - uiteraard worden alle solo's gezongen door koorleden. Over de prestaties van het koor kan ik kort zijn, het doet in niets onder voor de gevestigde namen van soortgelijke ensembles, die de afgelopen dertig jaar als paddestoelen uit de grond zijn gerezen. Bij alle pessimisme over de toekomst van de klassieke muziek kan het geen kwaad om te constateren dat er kennelijk in dit repertoire veel te winnen valt, zowel voor de uitvoerenden als voor het publiek. Dat de politiek dat in Nederland beloont door de subsidie van Cappella Amsterdam stop te zetten, daarbij nota bene gesteund door de Raad voor Cultuur, is een onbegrijpelijke miskleun. BIS zorgt zoals altijd voor een kraakheldere opname, de toelichting (D/IJ/E) is uiterst informatief en alle gezongen teksten zijn afgedrukt. Een pracht van een IJslands visitekaartje. index |
|