CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, februari 2012

 

 

Pijper: Vioolsonate nr. 1 (1919) – nr. 2 (1922) - Sonate voor viool solo (1931)

Escher: Vioolsonate (1950)

Voormolen: Pastorale voor viool en piano (oorspronkelijk voor hobo en piano) (1940)

(Ton de) Leeuw: Sonatine voor viool en piano (1955)

Philippe Graffin (viool), Jelger Blanken (piano)

Opname: Westerkerk te Schiedam, 16/18-12-2010

Onyx Classics 4080 • 79' •


Nederlandse vioolsonates gespeeld door een Franse violist met een internationale reputatie – hoe komt dat? De begeleidende tekst bij deze intrigerende uitgave maakt het gedeeltelijk duidelijk. Violist Philippe Graffin vertelt zelf over zijn liefde voor Holland en de kennismaking met deze componisten door de tussenkomst van Ton Hartsuiker, toenmalig directeur van het Utrechts Conservatorium. Graffin kwam daar terecht om te studeren bij de levende vioollegende Philippe Hirschhorn, door kenners geprezen als een van de grootste violisten van de latere twintigste eeuw. Diens neurotische inslag en bijbehorende overweldigende zelfkritiek stonden een grote carrière behoorlijk in de weg. Leerlingen als Graffin en Janine Jansen houden zijn reputatie in leven.

‘Vernietiging, hoop en wederopstanding’: dat was het thema van het Rotterdamse Gergiev-Festival 2010, ingegeven door de verwoesting van de stad in de Tweede Wereldoorlog. De stukken op deze cd – met uitzondering van Pijpers Eerste vioolsonate en de Sonate voor viool solo – zijn door Graffin en Blanken op 4 september 2010 uitgevoerd. Voormolen, Escher, Pijper en De Leeuw hebben op directe of indirecte manier de gevolgen van die immense verwoesting ondervonden. De Pastorale van Voormolen verscheen in het jaar dat Rotterdam door het bombardement werd getroffen – dat Voormolen vervolgens lucratieve compositie-opdrachten van de bezetter accepteerde vermeldt de bijsluiter niet. Een groot deel van de composities van Escher ging in vlammen op en de oorlog zou ook later nog sporen in het werk van deze componist nalaten. Willem Pijper vormt als Rotterdammer en vader van de hedendaagse Nederlandse muziek in dit programma de verbindende schakel: Voormolen was een studiegenoot, Escher een leerling en Ton de Leeuw stond in zijn vroege jaren nog onder de invloed van Pijper.

Met de reputatie van Willem Pijper (1894-1947), gedurende bijna een halve eeuw Neerlands componerende hoop in bange dagen, is het inmiddels treurig gesteld. Ooit waren zijn Derde symfonie, het Pianoconcert en de Zes Adagio’s vaste bestanddelen van het Nederlandse orkestrepertoire, maar die tijden zijn voorbij. Daar is op zich niets ongewoons aan, maar wat wel verwondering wekt is het ontbreken van enige discografische documentatie. Op onze zustersite MusicWeb International kunnen we in een enthousiaste bespreking van deze cd lezen dat Willem Pijper in de cd-catalogus ‘well documented’ is, maar een verificatie bij Amazon.com leert dat die opnames met een lampje gezocht moeten worden, en dat de koper ervan een welgevulde buidel moet hebben. Het zijn inmiddels collectors items geworden.

Willem Pijper werd na zijn studie bij Johan Wagenaar door Diepenbrock op het spoor van de Franse muziek gezet – dat had alles te maken met het trauma van de Eerste Wereldoorlog. De Eerste vioolsonate uit 1919 is uiteraard schatplichtig aan Debussy, maar laat een eigen geluid horen dat in Nederland moet zijn opgevallen – we mogen niet vergeten dat de vernieuwende taal van Matthijs Vermeulen destijds geen poot aan de grond kreeg. De Tweede vioolsonate van slechts drie jaar later staat al geheel op eigen Pijperse benen: soberheid in de materiaalkeuze en een ritmische vingerafdruk bepalen het klankbeeld. Die soberheid zou leiden tot de toepassing van de kiemcel, een kort pregnant motief waaruit een complete compositie kan groeien – Pijper was een enthousiast botanicus. De ritmische vingerafdruk is die van de tango, onmiskenbaar aanwezig in de partituren van het Pianoconcert, de Derde symfonie en zelfs de Zes Adagio’s.

De Tweede Wereldoorlog zette fors de rem op de ontwikkeling van de carrière van Rudolf Escher (1912-1980). Maar toen in 1947 zijn orkestwerk ‘Musique pour l’esprit en deuil’ voor het eerst tot klinken kwam was hij op slag de belangrijkste Nederlandse componist van de dag, en dus de natuurlijke opvolger van Pijper, die dat jaar overleed. De Vioolsonate uit 1950 zoekt nieuwe wegen – Escher was zich zeer bewust van de nieuwste ontwikkelingen in de naoorlogse muziek. We horen een klanktaal die vooral gericht lijkt op soberheid. Viool en piano schijnen zich bijna te willen beperken tot een tweestemmige dialoog.

Ton de Leeuw (1926-1996) is ook alweer een componist die een grote reputatie heeft moeten inruilen voor een bestaan in de marge. Zijn Vioolsonatine uit 1955 is slechts een vingerwijzing naar de dingen die zouden komen. Nauwelijks twee jaar later zou hij het Nederlandse muziekleven versteld doen staan met zijn ‘Mouvements rétrogades’ voor orkest, een werk dat hem in één klap tot de belangrijkste Hollandse componist van zijn dagen maakte. Onnodig te vermelden dat opnames van deze partituur in het moeras van vergeten catalogi zijn verzonken.

Philippe Graffin en zijn Nederlandse collega Jelger Blanken (ook bekend als muzikale partner van bariton Henk Neven) bieden met deze cd een boeiende kijk op vijftig jaar Nederlands componeren. Ze namen daartoe zelf het initiatief, waarvoor ze niet genoeg geprezen kunen worden. De reputatie van beide staat borg voor topuitvoeringen, en de opname door Tom Peters (bekend van het label Cobra) sluit daar naadloos bij aan. De Londense krant ‘The Telegraph’ sprak lovende woorden over deze uitgave. De Nederlandse dagbladpers liet zich onbetuigd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links