CD-recensie
© Siebe Riedstra, oktober 2020 |
In juni 1912 vond in Amsterdam een groots opgezet 'Nederlands Muziekfeest' plaats. Het Concertgebouworkest werd gedirigeerd door Willem Mengelberg, en het feest strekte zich uit over vijf dagen. Op het programma stonden onder andere de complete toneelmuziek bij Gijsbrecht van Aemstel en het Te Deum van Alphons Diepenbrock, de Lebensmesse van Jan van Gilse en De Doge van Venetië, een opera van Johan Wagenaar. Naast deze hoogtepunten een heel scala aan werken van minder bekende Nederlanders, waaronder Leopold van der Pals, die hier de eerste uitvoering mocht beleven van zijn 'Zwei symphonische Skizzen' - de Duitse naamgeving roept al de nodige vragen over de afkomst van Van der Pals op. Leopold werd in 1884 te St. Petersburg geboren als zoon van Hendrik van Gilse van der Pals en een Deense moeder. Vader Hendrik was een weesjongen, afkomstig uit Rotterdam, en was op voorspraak van de vader van een studiegenoot aangesteld op een leidinggevende functie in een fabriek van synthetische rubberartikelen (oliejassen, laarzen) in St. Petersburg. Hij wist zich binnen enkele jaren op te werken tot directeur, en onder zijn leiding ontwikkelde het bedrijf zich tot een onderneming met tienduizend werknemers. Hendrik van der Pals was een van de rijkste inwoners van St. Petersburg, speelde als mecenas een hoofdrol in het muziekleven van de stad (Willem Mengelberg speelde op huisconcerten), en werd aangesteld als honorair Nederlands consul. Zijn echtgenote was de dochter van de Deen Julius Johannsen, die eveneens in St. Petersburg was geland als hoofdleraar voor contrapunt aan het Conservatorium. Twee zonen uit het huwelijk, Leopold en Nicolaï, waren muzikaal begaafd en begonnen hun opleiding bij hun grootvader. Leopold werd componist en koos voor de achternaam Van der Pals, Nicolaï werd dirigent, die vooral naam maakte in Finland, hij behield de achternaam Van Gilse van der Pals. Van zijn hand verscheen een destijds veelgelezen biografie over Tsjaikovski. De revolutie van 1917 betekende annexatie van de rubberfabriek, maar Hendrik had met zijn derde zoon Maximiliaan en een vooruitziende blik in Finland agrarische activiteiten ontplooid. Nicolaï werkte van 1921 tot 1941 in Helsinki als dirigent, Leopold leidde tussen 1922 en 1934 een zwervend bestaan, en vestigde zich daarna in het Zwitserse Dornach, waar hij in 1966 overleed. Kennelijk hield het familiekapitaal hem in leven, want hij heeft nooit een functie in loondienst vervuld. Zijn oeuvre is kolossaal, met meer dan veertig jeugdwerken en tweehonderdvijftig opusnummers, waaronder vier symfonieën en acht opera's. Zijn eerste symfonie, opus 4, werd in Berlijn in 1909 bij de première goed ontvangen, en zorgde ervoor dat zijn orkestwerken zowel in Europa als Amerika regelmatig werden gespeeld. Door de ziekte van zijn echtgenote Marussja leidde de familie een zwervend bestaan van sanatorium naar sanatorium - tachtig verhuizingen zetten flink de rem op het componeren. Toen Marussja in 1934 overleed vestigde Leopold zich in Zwitserland, waar hij de laatste decennia van zijn leven doorbracht, en vriendschap sloot met de antroposoof Rudolf Steiner. Een van zijn laatste wapenfeiten was de uitvoering van zijn Tweede symfonie, in 1937 te Wenen gedirigeerd door zijn broer Nicolaï. Daarna werd het stil rond Leopold, de Tweede wereldoorlog zette zijn carrière stop, hij overleed in 1966. Het label CPO besteedde eerder aandacht aan van der Pals, met een uitgave van de Eerste symfonie, het symfonisch gedicht Wieland der Schmidt, en de beide hierboven genoemde Symphonische Skizzen opus 14, Frühling en Herbst. Wie zich een goed beeld wil vormen van de kwaliteiten van Van der Pals wordt hier uitstekend bediend, met name de eerste symfonie is een volbloed romantisch werk van grote allure. Op de hier te bespreken cd staan drie concertante werken, plus een partituur die ontstaan is onder invloed van Rudolf Steiner, Mönch Wanderer. Het is een orkestrale suite uit een uitgebreid werk dat in zijn modale neiging tot zweven een meditatieve sfeer oproept. Van de drie soloconcerten maakt het vroege Concertstuk de sterkste indruk, maar het Pianoconcert is te kort (krap tien minuten) om die titel te rechtvaardigen. Het Concertino voor cello is eveneens een kort werk en wordt gespeeld door een ver familielid, Tobias van der Pals. Opvallend om te constateren dat de muzikale ontwikkeling van deze verre Nederlander raakvlakken vertoond met die van Julius Röntgen, die uit Leipzig naar Nederland kwam als kind van een Hollandse vader (zijn Derde symfonie kwam eveneens op bovengenoemd concert in 1912 tot klinken). In beide gevallen zien we een ontwikkeling van hoogromantische partituren naar harmonische experimenten in de jaren dertig. De werken op deze cd zijn zonder uitzondering discografische nieuwkomers, en over de uitvoeringen kunnen we dan ook kort zijn. Het orkest van Helsingborg toonde zich in de Symfonie al eerder van zijn beste zijde, en bevestigt dat hier onder dirigent Fredrik Burstedt nog eens. Voor de drie solisten geldt dat zij zich belangeloos en met veel enthousiasme inzetten voor deze vergeten toondichter. De opname en de zeer uitgebreide toelichting laten geen wens onvervuld. index |
|