CD-recensie
© Siebe Riedstra, september 2016
|
Op 1 oktober a.s. ontvangt Hannes Minnaar de Nederlandse Muziekprijs. De prijs werd in 1981 voor het eerst uitgekeerd, en het is interessant om te zien hoe de verdeling sindsdien is verlopen. Maar liefst vijf maal viel de harp in de prijzen, zang en viool drie keer. Vreemd genoeg is de prijs tot nu toe slechts twee keer toegekend aan een pianist, in 1984 aan Ronald Brautigam en in 1987 aan Martijn van den Hoek. Merkwaardig dat voor de hand liggende kandidaten als Rian de Waal en Ralph van Raat ontbreken. Nog vreemder is dat de prijs nooit werd uitgereikt aan een organist, terwijl Nederland bol staat van de orgeltalenten. Overigens is de toekenning geen jaarlijks ritueel, maar afhankelijk van het aanbod. Tussen 1999 en 2003 werd ze niet toegekend, in 2010 maar liefst vier keer - dit jaar viel ook harpist Remy van Kesteren de eer te beurt. Hannes Minnaar (1984) krijgt de prijs op een moment dat zijn carrière een grote vlucht neemt, niet alleen in Nederland maar ook daarbuiten. In mijn besprekingen van zijn opnamen van de Beethovenconcerten wees ik er al op dat hij pas de derde Nederlander op rij is die zich in dit repertoire discografisch bewijst. Alleen Cor de Groot (1914-1993) en Ronald Brautigam (1954) gingen hem voor. Met het Van Baerletrio heeft Minnaar bovendien bewezen dat hij in de kamermuziek zijn mannetje staat, niet alleen in standaardrepertoire maar ook in eigentijds werk - Theo Loevendie schreef zijn Ackermusik voor het trio. Dat Minnaar bovendien orgel studeerde bij Jacques van Oortmerssen brengt bovenstaande opmerking over het ontbreken van organisten enigszins in balans. Die orgelstudie heeft zijn weerslag gevonden in het repertoire van de pianist Minnaar, en stuurde hem uiteraard in de richting van Bach. Nu eens niet in de vorm van de zoveelste opname van de Goldberg Variaties, maar in plaats daarvan een uitgelezen recital met werken die geïnspireerd werden door de Meester - uiteraard horen daar ook transcripties bij. Daarbij heeft Minnaar bijzonder gelukkige keuzes gemaakt, die niet alleen verbazen door de kwaliteit van de stukken, maar ook door het feit dat niemand anders nog op het idee is gekomen om de selectie te laten bepalen door de historische lijn. Op die manier ontstaat een prachtige rode draad die loopt van JSB over Franck en Liszt naar Rachmaninov en Percy Grainger. Alfred Cortot noemde Francks Prélude, Choral et Fugue één van de tien grootste meesterwerken uit de pianoliteratuur. Franz Liszt maakte van zijn enorme Fantasie und Fuge über B.A.C.H. voor orgel een transcriptie naar de piano - verbazingwekkend eigenlijk dat hij op latere leeftijd geen orkestversie produceerde. Rachmaninov heeft met zijn harmonische en contrapuntische toevoegingen aan drie delen uit de Vioolpartita in E een meesterlijk stuk muziek afgeleverd dat meer dan recht heeft op een eigen plaats in het repertoire. Percy Grainger liet zich inspireren door de aria Schäfe können sicher Weiden tot heerlijke kitsch onder de titel Blithe Bells - hoe kan het anders voor een Australiër. De transcripties zijn stuk voor stuk juweeltjes, vooral die van Busoni zijn een eigen leven gaan leiden als toegift. Het grote Preludium en Fuga in a, BWV 543 is een transcriptie waarin Liszt zich - net als in de pianoversies van de Beethovensymfonieën - ver houdt van virtuoze toevoegingen. Alleen het effect van het zestienvoets pedaal wordt uiteraard in de linkerhand nagebootst door sonore octaafverdubbelingen. De transcriptie van de aria Die Seele ruht in Jesu Händen uit Cantate 127 van Harold Bauer hoorde ik voor het eerst als toegift bij een uitvoering van Beethovens Derde Concert door Hannes Minnaar. Enkele dagen voor het concert was Jacques Oortmerssen overleden, en dit was zijn in memoriam. Niet in de laatste plaats omdat Jacques degene was die zijn leerling op het spoor van deze hartverscheurend mooie bewerking had gezet. Het was een verpletterende ervaring waarbij menigeen het niet droog heeft kunnen houden. Dit was de tweede - en schitterend opgenomen - cd waarmee Hannes Minnaar zich (al in 2013) presenteerde, nog voor zijn avontuurlijke en meeslepende Beethovenvertolkingen, samen met Jan Willem de Vriend. Over zijn technisch meesterschap hoeven we het niet te hebben, dat is evident. Over zijn fantasierijke omgang met repertoire al evenmin. Met een toelichting van eigen hand bewijst hij bovendien ook met de pen uitstekend overweg te kunnen. Maar het allerbelangrijkste is dat hij met een aangeboren muzikaliteit al deze eigenschappen weet te combineren tot een totaalervaring die er niet om liegt: Bach op de piano, een onweerstaanbaar anachronisme dat, als het zo goed gedaan wordt als op deze cd, de gelukzalige stemming teweegbrengt waarin die Seele ruht. index |
|