CD-recensie
© Siebe Riedstra, februari 2021 |
Iddo van der Giessen (1995) studeerde geschiedenis aan de Leidse Universiteit en orgel aan het Koninklijk Conservatorium bij Jos van der Kooy. Hij studeerde af in 2020 en is cantor-organist van de Goede Herderkerk in Rotterdam Schiebroek en vesperorganist van de Domkerk te Utrecht. Dat een vijfentwintigjarige organist zich presenteert met romantisch repertoire op een barokorgel uit 1738 behoeft enige uitleg. Van der Giessen neemt zelf het voortouw in een woord vooraf, als volgt:
Woorden die ook uit de pen van zijn docent Jos van der Kooy zouden kunnen stammen. Van der Kooy heeft in zijn hoedanigheid als stadsorganist van Haarlem decennialang laten horen dat dit instrument zich – mits met de juiste expertise geregistreerd – uitstekend leent voor de muziek van Franck, Reger, Vierne en zelfs Messiaen. Iddo van der Giessen behoort tot de jonge generatie organisten die er geen been in zien om het publiek te vermaken met transcripties. Een vermaak dat nog niet zo lang geleden not done was. Maar hij weet zijn onderwerp wijs te kiezen: de chaconne uit de tweede sonate voor viool solo van Sebastian Bach lijkt voor het klavier geschapen, en is dan ook niet door de minsten voor de piano getranscribeerd, met als hoogtepunt de geniale bewerking voor de linkerhand van Johannes Brahms. Van de vele bewerkingen voor orgel springt in dit verband die van de Britse organist William Thomas Best (1826-1897) er uit. Van der Giessen vermeldt in zijn tekst dat Best in 1858 solliciteerde naar de functie van stadsorganist van Haarlem, en dat dit arrangement hem inspireerde tot een eigen kijk, afgestemd op het Bavo orgel. Het is de lakmoesproef van zijn kunnen als bewerker en hij slaagt met vlag en wimpel, in aanmerking genomen dat men er geen moeite mee heeft om het klinkend resultaat als een knap staaltje anachronisme te waarderen. Een totaal andere benadering valt te beluisteren op de Bach-cd A new angle van Leo van Doeselaar (MDG 906 2137, hier besproken), opgenomen op het Picard-orgel van de Martinikerk te Groningen. Van der Giessen opent zijn programma met de kolossale Fantasie over Ad Nos, ad salutarem undam van Franz Liszt, die in 1855 door Alexander Winterberger werd uitgevoerd ter gelegenheid van de inwijding van het Ladegast orgel in de Dom van Merseburg. Een jaar later liet Winterberger de gloednieuwe partituur horen in Haarlem, Rotterdam en Utrecht. Van der Giessen wijst ook op twee Franse organist-componisten die hun opwachting maakten in Haarlem. Saint-Saëns speelde de Ad nos Fantasie van zijn vriend Liszt in 1897, en Charles Tournemire presenteerde in 1908 de Final van Franck. Van der Giessen bewijst met zijn interpretatie van de Fantaisie in A dat men voor een boeiende Franck niet per se de oversteek naar het Cavaillé-Coll orgel in de Haarlemse Philharmonie hoeft te maken. Een aangename verrassing vormen de beide werken van Sigfrid Karg-Elert (1877-1933), een componist die een kolossaal oeuvre voor orgel en harmonium naliet en zo de organisten van nu voor de onmogelijke taak stelt om daaruit te kiezen. Van der Giessen opteert voor Aus tiefer Not – een koraalvoorspel uit de omvangrijke bundel opus 65, ingericht naar het kerkelijk jaar. Uit de Zehn Charakterischtische Tonstücke opus 86 uit 1911 kiest hij het openingsnummer, Prologus tragicus, een somber werk met referenties aan een aantal koralen uit de Lutherse traditie, dat mooi aansluit bij Aus tiefer Not. Dit is de eerste cd waarop Iddo van der Giessen zich met een compleet orgelrecital laat horen, en hij maakt duidelijk waarvoor hij staat. Het repertoire is met zorg gekozen, de toelichting is intelligent geformuleerd, en in Jan Quintus Zwart heeft hij een toegewijde producent gevonden. En last but not least uitstekend gespeeld. Een visitekaartje om trots op te zijn. index |
|