CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, juni 2012

 

 

Matthias Havinga – Passacaglia

Reger: Introduktion und Passacaglia in d
Buxtehude: Passacaglia in d, BuxWV 161
Mendelssohn: Passacaglia in c
Couperin: Rondeau – Passacaille
Welmers: Passacaglia
Kerll: Passacaglia in d
Sjostakovitsj: Passacaglia
Bach: Passacaglia und Fuge in c, BWV 582

Matthias Havinga op het Martti Porthan orgel
in de Lutherse Kerk te Kotka (Finland)

Brilliant Classics 9269 • 64' •

Opname: september 2010

www.matthiashavinga.com


Ruim een jaar geleden maakte Matthias Havinga zijn cd-debuut op het label Brilliant met orgelbewerkingen die Bach maakte van instrumentale concerten van Vivaldi en anderen; de opnamen vonden plaats op 14 en 15 september 2001. De volgende twee dagen werden besteed aan cd nummer twee, met de titel Passacaglia. De Passacaglia is een genre waarin een basthema van enkele maten meerdere keren letterlijk wordt herhaald, terwijl het in de bovenstemmen variërend omspeeld wordt. Het was een instrumentale dans, maar door de structuur eminent geschikt voor het orgel, met zijn zelfstandige bas in het pedaal. Van oudsher is de maatsoort een driekwartsmaat, en de toonsoort mineur. De chaconne, die volgens hetzelfde principe is opgebouwd staat soms ook in majeur en is wat levendiger van karakter.

De moeder van alle Passacaglia's is BWV 582 van Johann Sebastian Bach, als culminatie van een rijke traditie en model voor de eeuwigheid. Verbluffend dat Bach een twintiger was toen hij dit kolossale meesterwerk neerschreef. Bachs grote voorbeeeld en directe voorganger inzake de Passacaglia is Buxtehude, wiens werken door de jonge Bach werden overgeschreven. De Passacaglia in d van Buxtehude is gebaseerd op een thema van vier maten, en opgebouwd uit vier maal zeven variaties in de toonsoorten d, F, a, en terug naar d. De tien jaar oudere Johann Kaspar Kerll hield het simpel met een thema van slechts twee maten, dat veertig keer herhaald wordt en strak vasthoudt aan de toonsoort van d-mineur. Bachs Franse vakbroeder François Couperin maakte voor zijn Pièces de Clavecin, Second Livre, Huitième Ordre een Rondeau in de vorm van een Passacaille. Couperin gebruikt het Passacaillethema als refrein voor zijn Rondeau, en wisselt dat af met vrije variaties. Havinga heeft er zijn eigen, zeer effectieve en smaakvolle orgelversie van gemaakt, waarin het pedaal nu eens geen hoofdrol speelt.

Felix Mendelssohn liet zich als jonge knaap al inspireren door Bachs grote voorbeeld tot een Passacaglia in c, met een afwijkend ritme, een vierkwartsmaat. Een onbekend werk dat de genialiteit van deze hoogbegaafde tiener treffend demonstreert. De volgende grote bewonderaars van Bach, Schumann en Brahms, schreven weinig voor orgel en al helemaal geen Passacaglias. Max Reger (1873-1916) was de eerste die weer indrukwekkende bijdragen leverde aan het genre. Hier vinden we de compacte Introduktion und Passacaglia, alweer in d, en onderdeel van de Sechs Stücke ohne Opuszahl uit 1899.

Ook in de twintigste eeuw bleef de Passacaglia componisten boeien. De Rus Dmitri Shostakovich schreef een verzengend exemplaar voor het derde deel van zijn Eerste vioolconcert. Maar een wel heel wonderlijke bron voor een Passacaglia voor orgel is de opera Lady Macbeth uit Minsk, door geschokte tijdgenoten ook wel een pornopera genoemd. In de opera wordt in de derde acte een tussenspel ingelast na de moord op de echtgenote van de hoofdpersoon. Die begint met gekwelde akkoorden à la Wozzeck, exposeert daarna het thema van negen maten, dat met een tweede gepuncteerd thema tot een machtige climax wordt gevoerd, en langzaam wegsterft. Dat laatste is in de opera een logische overgang naar de volgende scene, maar in een zelfstandig concertwerk laat het de luisteraar enigszins verbouwereerd achter. Waarom maakte Sjostakovitsj deze orgelversie? Het zou me niet verbazen dat de orgelversie er eerst was, en door de componist werd georkestreerd en aangepast voor zijn opera. Sjostakovitsj had het conservatorium nog maar een paar jaar achter zich, en Bachs Passacaglia was een van de verplichte modellen in de compositieklas.

Bij de aankondiging van deze cd verheugde ik me op voorhand op de Passacaglia van Jan Welmers (1937), een van de boeiendste Nederlandse orgelcomponisten van de afgelopen decennia. In zijn serie composities onder de titel ‘Licht en Donker’, waaronder een Te Deum, horen we minimalisme met een dramatische inslag en een knap vermogen tot het op- en afbouwen van enorme klankconstructies. Het was even schrikken bij deze Passacaglia uit 1965, een van zijn vroege werken, en geheel schatplichtig aan de seriële technieken van die tijd. Knap gemaakt, dat wel, met een thema dat bestaat uit twaalf tonen die een echte melodie vormen, en in acht driekwartsmaten zijn geordend. De traditionele opbouw wordt echter van alle kanten doorbroken, Welmers maakt zijn eigen regels.

De Finse orgelmaker Martti Porthan bouwde voor de Lutherse Kerk in Kotka in 1998 een groot orgel dat in zijn factuur barok van opzet is. Het front van het instrument is duidelijk geïnspireerd door Silbermann en de toonhoogte is de oude ‘Chorton’, een halve toon hoger dan we vandaag de dag gewend zijn. Het is een fors instrument, met 44 registers, verdeeld over drie klavieren en pedaal. De vroede kerkvaderen van Kotka moeten gedacht hebben dat uit dit instrument meer te halen viel dan de begeleiding van de eredienst, en stelden de Kotka International Organ Competition in, een wedstrijd die in 2009 gewonnen werd door Matthias Havinga (1983). Onderdeel van de prijs is een cd-opname op het orgel van Kotka, waarvan dit de tweede aflevering is. Havinga studeerde orgel bij Jacques van Oortmerssen aan het Amsterdams Conservatorium, waar hij summa cum laude afstudeerde. Hij behaalde er ook zijn pianodiploma. Aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag studeerde hij kerkmuziek bij Jos van der Kooy. Hij is beheerder en organist van het monumentale Bätz-orgel van de Ronde Lutherse Kerk te Amsterdam. Dat houdt in dat hij de zorg heeft over het welzijn van het instrument, en verantwoordelijk is voor de concerten die er worden verzorgd. De Ronde Lutherse is niet meer in gebruik voor kerkdiensten, maar maakt onderdeel uit van het Sonesta Hotel. Havinga is tevens cantor-organist van de Augustanakerk te Amsterdam, met een maandelijkse (Bach) Cantatedienst.

Matthias Havinga verrast opnieuw met zijn originele repertoirekeuze. Zo voor de hand liggend, en toch zo weinig vertoond. Maar het zijn vooral de daadwerkelijke selectie en de rangschikking ervan die indruk maken. Wat betreft het Nederlandse repertoire mis ik met pijn in het hart de Passacaglia in a van Hendrik Andriessen. Nieuwsgierige lezers verwijs ik daarvoor graag naar http://orgelconcerten.ncrv.nl/orgel/song/play/3991130

Dat doet niets af aan dit boeiende en afwisselende recital, tot in de puntjes verzorgd, en afgesloten met een vertolking van Bachs monumentale opus die respect afdwingt door een architectuur die de grote lijn volgt en zich niet verliest in onnodige details of gemakzuchtige effecten. Een stoere cd uit één stuk.

_______________________
NB: Op 30 juni om 13.00 wordt deze cd gepresenteerd in de Westerkerk te Amsterdam.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links