CD-recensie
© Siebe Riedstra, december 2018
|
Van 1973 tot 1976 was Michael Gielen chef-dirigent van de Nederlandse Opera (toen nog de Nederlandse Operastichting). Hij werkte samen met chefregisseur Götz Friedrich en iedereen die beweert dat de glorietijd van de Nederlandse - pardon, Nationale - opera pas begon na de verhuizing naar de Stopera en de komst van Pierre Audi verdient - met permissie - een schop onder zijn kont. Onvergetelijke producties kwamen tot stand - Wozzeck, Tristan, Falstaff, Elektra - gedirigeerd door een man, die wonderlijk genoeg pas nadat hij is gestopt met dirigeren wordt erkend als een maestro met een legaat. Een legaat dat hij grotendeels verwezenlijkte in Baden-Baden, bij het orkest van de SWR, de publieke omroep. Dit is het jongste en zevende deel van de Michael Gielen Edition van het label SWR Musik. De vader van Michael was regisseur Josef Gielen, zijn joodse moeder was actrice, de pianist en componist Eduard Steuermann was zijn oom. Hij werd geboren in Dresden, in 1928, en een vlugge rekensom leert dat hij met een joodse moeder al vroeg moest verhuizen. Via Berlijn en Wenen naar de andere kant van de oceaan, waar zijn vader in het Teatro Colon van Buenos Aires een positie had verworven. Gielen kijkt daar dankbaar op terug: 'Für mich war die Emigration ein Segen. Nicht nur rein physisch, dass ich nicht zum Volkssturm musste - oder meine Mutter nicht ins KZ - sondern dass ich in aller Ruhe studieren konnte, bei wunderbahren Lehrern, die auch Emigranten waren. Ich habe nie eine Musikhochschule besucht und nie einen geregelten Dirigier-Unterricht genossen'. In 1950 keerde Gielen terug naar Wenen, waar hij aan de Staatsoper als correpetitor (pianist bij repetities) werkte voor dirigenten als Böhm, Mitropolous en Karajan. Al gauw vond hij de weg naar de SWR en het Südfunk Orkest in Stuttgart, en ontwikkelde hij zich als een gerenommeerd specialist in de uitvoering van uiterst complexe eigentijdse partituren. Met voorop de wereldpremières van Die Soldaten van Bernd Aloïs Zimmermann (Keulen, 1965) en het Requiem van György Ligeti (Stockholm, 1965). Na een chef-dirigentschap van het Nationaal Orkest van België (1968-73) en voornoemd chef-dirigentschap in Amsterdam volgde een tienjarige verbintenis als GMD van de opera in Frankfurt (1977-87). In 1986 verwierf hij de misschien wel belangrijkste benoeming van zijn leven, als chef-dirigent van het SWF Sinfonieorchester Baden-Baden, een positie die hij bekleedde tot 1999. Hij bleef als gastdirigent aan dit orkest verbonden, en werd in 2002 benoemd tot eredirigent. In 2014 verscheen hij voor het laatst bij zijn orkest, tevens zijn laatste optreden als dirigent, veroorzaakt door toenemende oogproblemen. Het belangrijkste deel van zijn nalatenschap als dirigent heeft hij gerealisserd met de orkesten van de SWR, en de breedte van zijn repertoire is indrukwekkend. Net als zijn onfeilbare gehoor - ik hoor hem nog roepen in zijn karakteristieke nasale stem: 'zweite trompete, cis, nicht c'. En dat in het pandemonium van Ligeti's Requiem. De discografie van het orkest van de SWR heeft veel aandacht gekregen op deze site dankzij Hans Rosbaud, en volkomen terecht. Rosbauds uiterlijke verschijning werd daarbij beschreven als een keurige boekhouder. Michael Gielen beantwoordde niet aan die beschrijving, maar zijn no-nonsense benadering van zijn vak heeft zeker bijgedragen aan de trage erkenning van zijn kwaliteiten in het grote repertoire. Bruckner en Mahler voorop. De Gielen-Edition kent al drie delen die respectievelijk gewijd zijn aan Bruckner (Vol. 2), Mahler (Vol. 6) en Brahms (Vol. 3). De Editie zal uiteindelijk tien delen omvatten. Dit zevende deel bestrijkt de jaren 1961-2006 en bevat opnamen die werden gemaakt met de orkesten van de SWR in Stuttgart en Baden-Baden und Freiburg (het orkest verruilde in 1996 de Hans Rosbaud Studio in het Radiokwartier in Baden-Baden voor het nieuwgebouwde Konzerthaus in Freiburg). Overigens heeft ook in Duitsland het fusiespook toegeslagen: in 2016 werden de beide orkesten waarvan hier steeds sprake is door de SWR gefuseerd tot één ensemble dat gevestigd is in Stuttgart. Wie het mechaniek van dit soort besluiten kent weet al dat hier in feite het doodvonnis werd getekend voor het orkest van Baden-Baden und Freiburg en dat de lange traditie die werd opgebouwd door Hans Rosbaud (1948-62), Ernest Bour (1964-79), Kazimierz Kord (1980-86), Michael Gielen (1986-99), Sylvain Cambreling (1999-2011) en François-Xavier Roth (2011-2016) ten einde is gekomen. Hoewel Gielen nog leeft, hebben we het na zijn afscheid van het podium in 2014 over de dirigent Gielen in de verleden tijd. Wie was hij? Hij paste wonderwel in de traditie die werd opgebouwd door Hans Rosbaud (1895-1962, op OpusKlassiek door Maarten Brandt [Bruckner] en Aart van der Wal [Tsjaikovski] uitgebreid besproken) en Ernest Bour (1913-2001). Overigens moest Ernest Bour ook zijn dirigeeractiviteiten opgeven wegens oogproblemen, en was hij lang actief in Nederland als chef-dirigent van het Radio Kamerorkest, en evenals Rosbaud en Gielen actief als gastdirigent van het Concertgebouworkest in de periode dat Marius Flothuis daar de artistieke leiding had. Net als Rosbaud en Bour was Gielen een no-nonsense orkestleider die zijn partituren kende tot vier cijfers achter de komma. Hij was, alweer gelijk Rosbaud en Bour, geen vlotte kerel die de blits maakte met uiterlijk vertoon of een gezellige grap. Zijn chef-dirigentschap bij de Nederlandse Operastichting bracht met zich mee dat hij regelmatig werkte met het Radio Filharmonisch Orkest - de Publieke Omroep en de Opera werkten samen, waardoor de betrokken orkesten (RFO, Omroeporkest en Radio Kamerorkest) regelmatig in de orkestbak plaatsnamen. In die tijd werd er nog lang gerepeteerd (in de namiddag tot 18.00), en werden dirigenten afgemeten naar hun omgang met de klok. Dat Gielen het bestond om regelmatig door te gaan tot 18:05 droeg niet bij tot zijn populariteit, maar zijn vakmanschap stond niet ter discussie. Op de acht cd's in deze box zijn op het eerste oog de meest wonderlijke combinaties samengebracht, altijd onder een pakkende noemer. Zo horen we op de achtste cd een wonderschone Valses nobles et sentimentales van Ravel - met veel meer aandacht voor de welluidende sonoriteit dan men zou verwachten - gecombineerd met een opulente Derde Symfonie van Skrjabin, gevolgd door een tot het eind toe in de teugels gehouden La Valse. CD nummer 6 krijgt de noemer 'Kitsch oder Kunst im Fernsehen' mee, naar aanleiding van een TV-productie waarin Gielen zich over het onderwerp Kitsch uitliet. Dat hij daarover intelligente dingen weet op te merken ligt voor de hand - de man is een intellectuele reus - maar dat hij daarna de Kitsch met zoveel liefde dirigeert dat je er ogenblikkelijk in gelooft, dat is grote Kunst. Deze cd sluit af met een overrompelende uitvoering van Tod und Verklärung van Richard Strauss, de tweede op cd, want tijdens zijn enige Amerikaanse chef-dirigentschap in Cincinnatti (1980-86) nam hij dit werk ook op voor het label VOX. Gielen componeerde zelf ook, en het ligt voor de hand dat we in een van de delen die nog moeten komen zullen kennismaken met de componist in de dirigent. Een componist die gezien zijn afkomst en leeftijd de grootste affiniteit had met Schönberg, Berg en Webern, maar ook met Bartók en Stravinsky, en Ligeti en Bernd-Aloïs Zimmermann. Voor componisten als Sibelius en Sjostakovitsj had hij in de jaren dat ik hem kende geen goed woord over. Luisteren naar de acht cd's in deze box betekent van de ene in de andere verbazing vallen, juist omdat het repertoire zo divers is. Neem de tweede schijf, met de titel Amerika|America. Daar horen we achtereenvolgens Sun-Treader van Carl Ruggles (de Amerikaanse incarnatie van Matthijs Vermeulen), drie stukken van Charles Ives, de gamelan-impressie Tabuh-Tabuhan van Colin MacPhee, de woedende Edgar Varese in Arcana en als laatste de Variationen für Orchester van .... nee, niet Arnold Schönberg, maar Gielens Onkel, Eduard Steuermann, niet alleen oom, maar een belangrijke leraar. Deze zevende aflevering in de Michael Gielen Edition is een prachtig portret van een dirigent die we nog lang niet genoeg kennen. Dat aspect werd eerder onomstotelijk bewezen in de delen die gewijd zijn aan de complete symfonieën van Beethoven, Brahms, Bruckner en Mahler. Zijn klare blik, zijn grote hart en zijn begrip voor het sentiment dat in sommige partituren doorsijpelt en in de verkeerde handen tot tenenkrommende resultaten kan leiden, maken zijn musiceren niet alleen tot een genot, maar ook tot een les. Ik blijf hem eeuwig dankbaar. index |
|