![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, september 2013
|
Gerrit Christiaan de Gier is titularis van de Jacobikerk te Utrecht. Hier laat hij ‘zijn’ orgels aan het woord komen. Het hoofdorgel van Rudolph Garrels (1742), in 1823 van een nieuw rugwerk voorzien door Abraham Meere. Daarnaast het kabinetorgel uit 1774 van Hendrik Hess. De cd opent en sluit met het hoofdorgel, het midden van bovengenoemde inhoudsopgave is gewijd aan Wilhelm Friedemann Bach tot en met Leopold Mozart. Beroemde orgelwerken zult u hier niet te horen krijgen, maar wel een keur van bewerkingen. Transcripties van Vivaldi’s concerten werden al door Bach bij bosjes gemaakt, maar hij was de enige niet, getuige de openingsdelen die door Francesco Tasini werden vervaardigd. Het blijft een dankbare opgave, Vivaldi naar het orgel vertalen. De Gier tracteert ons vervolgens op een briljante interpretatie van Bachs kijk op Vivaldi, de door tertsregisters gekleurde registraties laten het hoofdorgel schitteren in al zijn vroeg negentiende-eeuwse glorie. In het derde deel van BWV 972 stroopt de Gier zijn mouwen op en wordt het feest. Een akoestische schok voort naar het volgende onderdeel. De recente opwinding over pianiste Daria van den Berken en haar passie voor de Suites van Handel wordt hier mooi gesecundeerd door een passende uitvoering van de Suite in G op het kabinetorgel. Een kabinetorgel met pit, dat in deze redelijk grote ruimte gelukkig niet verdrinkt, en met Holpijp 8’, Prestant 8’ (uiteraard alleen discant), Fluyt 4’, Quint 3’, Prestant 2’ en Octaaf 1’ prima op zijn taak is berekend. Händel zou het niet beter hebben kunnen verzinnen. Volstrekt uniek zijn Händels Eight Tunes for Clay’s Musical Clock – stammend uit een tijd waarin muzikaal vermaak nog uit een mechaniekje kwam. Wanneer Gerrit Christiaan terugkeert naar het hoofdorgel herhaalt hij het kunstje, want ook Mozarts Adagio en Rondo werden verzonnen voor datzelfde mechaniekje. Hier krijgt het alle kleuren die het verdient. Richard Hol liet zich door Mozart inspireren tot een paraphrase op Die Zauberflöte onder de wat muf ruikende titel Fantasie Tooverfluit op thema’s uit Die Zauberflöte van W.A.Mozart. Eerlijk gezegd klinkt het ook een beetje zo, naar een stuk muziek dat al heel lang onder in het orgelbankje lag. Dat ligt niet aan het spel van de Gier, maar aan de noten van Richard Hol. Ik begrijp de keuze wel, Hol was tenslotte bijna twintig jaar lang organist van de Utrechtse Domkerk. Maar net als bij zijn collega Johan Wagenaar zorgde het orgel niet voor de inspiratie die het schrijven voor orkest wel veroorzaakte. Ik wil hier niet gaan betweteren, maar een andere Utrechtse componist, Peter Schat, debuteerde in 1955 met een groots opgezette compositie voor orgel, de Passacaglia en Fuga opus 1. Dat Nederlandse organisten dit werk niet op hun repertoire hebben genomen ligt niet aan de kwaliteit, maar aan de lengte. Componist en organist Jan Welmers werd weliswaar niet geboren in de Domstad, maar was er wel zijn hele leven werkzaam aan het Conservatorium, waar hij organisten leerde improviseren. Hij schreef een indrukwekkend en zeer beluisterbaar orgeloeuvre bijelkaar, minimalistisch en toch spannend. Er was in Utrecht wel degelijk leven na de Tooverfluit van Richard Hol. Maar eerlijk is eerlijk – ik ben er na drie keer luisteren eindelijk achter hoe Gerrit Christian de Gier de Glöckchen van Papageno registreert. Dat was even zoeken in een track van ruim tien minuten, waarvan alle registerwisselingen keurig vermeld zijn. Ik heb het gevonden: het register heet Carillon; dat zijn geen belletjes, maar heuse orgelpijpen die een boventonenreeks produceren, en als je staccato speelt klinkt het net als het Glockenspiel van Papageno. De Utrechtenaren van destijds moeten ervan hebben gesmuld. Ik geef me over en waan me weer even in de Jacobikerk, waar het overigens goed toeven is. Ga gerust eens luisteren, concerten genoeg. index |
|