CD-recensie
© Siebe Riedstra, januari 2023 |
Deze uitgave biedt een boeiende kijk op het werk van zwarte componisten in de Verenigde Staten, in de jaren 1930/40. Drie componisten komen aan bod, pioniers die moesten vechten om zich te laten horen, en het bewijs te leveren dat de stem van de zwarte bevolking ook in de klassieke muziektempels gehoord mocht worden. William Levi Dawson (1899-1990) had geluk. De befaamdste dirigent van zijn tijd, Leopold Stokowski, altijd te porren voor avontuurlijk repertoire, zorgde er voor dat diens Negro Folk Symphony in november 1934 in première ging bij het Philadelphia Orchestra, met een tweede uitvoering in Carnegie Hall. Dawson heeft duidelijk de adviezen van Dvorak ter harte genomen, toen deze de Amerikaanse klassieke componisten attent maakte op de schat aan materiaal die de muziek van de zwarte bevolking te bieden had in de vorm van spirituals en blues. William Grant Still (1895-1978) is de muziekgeschiedenis ingegaan als de Dean of Afro-American Composers. Afgezien van de grote namen uit de jazz is Still de bekendste Amerikaanse componist van gekleurde afkomst. Hij is van onschatbare waarde geweest in de strijd tegen rassenongelijkheid. Still studeerde onder meer bij Chadwick en Varèse, maar het meeste leerde hij uit de praktijk van de lichte muziek, als arrangeur en componist voor onder meer W.C.Handy en Artie Shaw. In 1943 verhuisde hij naar Hollywood, waar hij werkte in de filmindustrie. Still heeft een groot oeuvre nagelaten: vijf symfonieën, acht opera's, veel losse orkestwerken en vocale en instrumentale kamermuziek. Still was van mening dat de blues aan de basis van zijn muzikale jargon moest staan, in combinatie met de romantische erfenis van Dvořák . Dat komt het best tot uiting in zijn eerste symfonie, de Afro-American Symphony, de eerste symfonie van een gekleurde componist. De première vond plaats in 1931 in Rochester met Howard Hanson als dirigent, en het werk werd in de daaropvolgende jaren gespeeld door zo'n veertig andere Amerikaanse orkesten. Van deze drie is George Walker (1922-2018) de jongste en relatief minst bekende. Ten tijde van de coronabeperkingen presenteerde de kersverse chef van het Radio Filharmonisch Orkest in de Zomerserie van het Concertgebouw in 2020 (op YouTube te zien) zijn Lyric for Strings (en een deel uit Afro-American Symphonuy van Still). Walker studeerde nog aan het Curtis Institute toen hij in 1946 begon aan zijn eerste strijkkwartet. Tijdens de compositie van het tweede deel overleed zijn grootmoeder, die de bevrijding uit de slavernij nog had meegemaakt. Aan haar droeg hij het elegische tweede deel van zijn kwartet op, dat hij onder de titel Lament in een zetting voor strijkorkest publiceerde. In 1990 reviseerde hij de partituur onder een nieuwe naam: Lyric for Strings. Kellen Gray is de assistent-dirigent van het Royal Scottish National Orchestra en van Afro-Amerikaanse komaf. Hij krijgt hier de kans van het label Linn om zich te manifesteren in repertoire dat hij ongetwijfeld zelf heeft helpen kiezen. Daarin schuilt de kracht en tevens de zwakte van deze uitgave. Nieuwkomers in dit repertoire maken op een aangename wijze kennis met een stuk muziekgeschiedenis dat zeker meer aandacht verdient. Nadelig is dan weer wel dat het juist de drie werken betreft die voor kenners en verzamelaars oud nieuws zijn. Het label Naxos heeft uitgebreid aandacht besteed aan de werken van William Grant Still en William Levi Dawson en ook in het werkje van George Walker biedt de catalogus een ruime keus. Samenvattend een uitstekend gespeeld inzicht in het componeren van drie mannen die van grote betekenis zijn geweest voor de ontwikkeling van de zwarte klassieke muziek in de dagen van de Harlem Renaissance, een beweging die nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. Het Schotse orkest levert onder Kellen Gray een uitstekende prestatie, met een prima opname in het gloednieuwe onderkomen van het orkest, de Scotland's Studio. index |
|