CD-recensie
© Siebe Riedstra, november 2023 |
Dit is de tweede aflevering in de serie African American Voices van het label Linn. Een serie die gewijd is aan het oeuvre van zwarte Amerikaanse componisten uit de twintigste eeuw. Het eerste deel, met werken van William Levi Dawson, George Walker en William Grant Still, is eveneens op onze site besproken (klik hier). Het repertoire op de eerste cd bood discografisch niets nieuws, maar het heeft er alle schijn van het in dit tweede deel om premières gaat. In ieder geval is hier geen sprake van doublures in de catalogus. Margaret Bonds (1913-1972) was een pianospelend wonderkind dat op haar vijfde begon met componeren. Haar carrière is nauw verweven met die van Florence Price (1887-1953), die in de afgelopen paar jaar een opmerkelijke discografische inhaalslag heeft gemaakt. Bonds studeerde bij Price en was ook de soliste in de première van haar pianoconcert op de wereldtentoonstelling in Chicago, in 1933. Zelf won ze net als Price een prijs voor haar lied Sea Ghost in de Wanamaker (een soort Bijenkorf warenhuis) competitie. Bonds was nauw betrokken bij de Harlem Renaissance en was bevriend met de dichter Langston Hughes, van wie ze veel teksten op muziek heeft gezet. Een aantal van haar liederen en spirituals hebben dankzij onder meer Leontyne Price repertoire weten te houden. Het oeuvre van Bonds bestaat voor veruit het grootste deel uit vocale werken. Haar orkestwerk Montgomery Variations omvat zeven deeltjes met beschrijvende titels: Decision, Prayer Meeting, March, Dawn in Dixie, One Sunday in the South, Lament, Benediction. Titels die een programmatisch karakter suggereren, wat versterkt wordt door een idioom dat sterk etnisch gekleurd is, door het gebruik van spirituals, jazzy harmonieën, en sociale onderwerpen. Dat laatste blijkt zonneklaar uit de titel, die verwijst naar de protestmars naar Montgomery in 1965. Het werk is opgedragen aan Martin Luther King. Ulysses Kay komt uit een muzikale familie: zijn oom was de legendarische bandleider (op cornet) King Oliver and his Creole Jazz Band. Kay leerde diverse instrumenten (o.a. piano en saxofoon) bespelen en studeerde onder meer bij Paul Hindemith aan de Yale Universiteit. Hij verwierf de Amerikaanse Prix de Rome en bracht zes jaar door in Rome. Kay heeft zich zijn leven lang met verschillende disciplines bezig gehouden, waaronder arrangeren voor bekende jazzmusici en filmmuziek. Daardoor is zijn muzikale vocabulaire stilistisch moeilijk te bepalen. Maar dat geldt zeker niet voor zijn Concerto for Orchestra uit 1954, dat bijna klinkt als een (prachtige) hommage aan Paul Hindemith, de Hindemith van Mathis der Maler wel te verstaan. De derde componist op deze uitgave is de minst bekende, ook getuige het feit dat zijn naam pas sinds 2013 vermeld wordt in de Grove Online Dictionary. Coleridge-Taylor Perkinson is niettemin een naam die veel muziekliefhebbers bekend in de oren zou kunnen klinken en zo de nodige verwarring veroorzaken. Hij werd bij zijn geboorte in 1932 door een trotse moeder naar de Afro-Britse componist Samuel Coleridge-Taylor (1875-1912) vernoemd. Laatstgenoemde verwierf internationale bekendheid met zijn driedelige cantate The Song of Hiawatha. Met name het eerste deel daarvan, Hiawatha's Wedding Feast was ooit een geliefd repertoirestuk voor menig Brits en Amerikaans oratoriumkoor. Perkinson begon op zijn derde met pianospelen en publiceerde op zijn zestiende zijn eerste compositie. Hij studeerde bij de neo-romanticus Vittorio Giannini en bij de serialist Roger Sessions. Volgens de toelichting studeerde hij in de jaren 1960, 1962 en 1963 in Europa. Wat er niet bij vermeld wordt is dat hij toen de dirigentencursussen in Hilversum volgde met als pedagoog de eveneens Afro-Amerikaanse dirigent Dean Dixon. Net als Ulysses Kay werkte Perkinson in diverse disciplines, als dirigent, arrangeur voor labels als Motown en artiesten als Marvin Gay. In de concertouverture Worship komen al die elementen samen, maar dan wel heel duidelijk onder invloed van de lessen die hij leerde bij Giannini. Wat opvalt aan zijn werken zijn de religieus getinte titels, zoals bij zijn Eerste strijkkwartet (Calvary) en in dit werk, Worship. Het is een concertouverture in de vorm van een koraalfantasie op de melodie van de hymne Praise God From Whom All Blessings Flow; voor wie zijn gezangen kent in het Nederlands gezongen als O God die droeg ons voorgeslacht. Kellen Gray is met financiële ondersteuning van de Solti Foundation assistent-dirigent van het Royal Scottish National Orchestra en van Afro-Amerikaanse komaf. Hij krijgt hier de kans van het label Linn om zich te manifesteren in repertoire dat hij ongetwijfeld zelf heeft helpen kiezen. Nieuwkomers in dit repertoire maken zo op een aangename wijze kennis met een stuk muziekgeschiedenis dat al heel lang meer aandacht verdient. In tegenstelling tot de vorige aflevering is het voor het Schotse orkest kennelijk hard werken geweest, met name het werk van Kay is een partituur die aan de strijkers hoge eisen stelt, en ook de Montgomery Variations van Margaret Bonds zijn ondanks hun lichte karakter niet te onderschatten. Maar men mag een gegeven paard niet in de bek kijken en Kellen Gray en zijn manschappen hebben gedaan wat ze konden om deze partituren in de twee ter beschikking gestelde opnamedagen zo goed mogelijk over het voetlicht te brengen. De zeer uitgebreide toelichting van de hand van Gayle Murchison (alleen Engels, 20 blz.) verdient een groot compliment, evenals de opname in het gloednieuwe onderkomen van het orkest, de Scotland's Studio in Glasgow. index |
|