![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, mei 2013
|
Een van de boeiendste resultaten van het verkruimelen van de ‘muziekindustrie’ is het onkruid dat overal tussen de tegels opschiet. De muziekdrift van de uitvoerders paart zich aan de muziekhonger van de luisteraars, en het resultaat is een ongekende rijkdom aan nieuwe uitgaven. Liefhebbers van klassieke muziek hebben ondanks de teloorgang van die veelgeprezen industrie de tijd van hun leven. Er is wel wat veranderd: de grootverdieners van weleer haken af en de kleine ondernemers springen in het gat en blijven straatarm, maar gelukkig.
De eerste cd is getiteld ‘Bach arranging and arranged’. Bach nam Pergolesi’s Stabat Mater onder handen, voegde er een altvioolpartij aan toe, en bracht het opnieuw tot klinken in een protestantse gedaante: Psalm 51, ‘Tilge Höchster, meine Sünden’. De Hollandse Baron van Swieten bracht Mozart in contact met zowel Bach als Handel. Dat Bach en Handel vervolgens door Mozart zouden worden gearrangeerd lag voor de hand. ‘The Messiah’ in Mozarts verdoeking (met klarinetten) is misschien niet ieders ‘cup of tea’, maar Wolfgangs versie voor strijkers van delen uit het Wohltemperierte Klavier zijn instrumentale juweeltjes. Al was het alleen maar om de directe verwijzing naar het schitterende Adagio en Fuga KV 546. De twede uitgave heet ‘Everyone a chaconne’, een schot voor open doel richting de Vierde symfonie van Johannes Brahms. Brahms baseerde het slotdeel van die symfonie op het chaconnethema van het slotkoor uit Cantate 150 van Johann Sebastian Bach – met een kleine variant, aan de stijgende kwint wordt op de vierde trap voegt Brahms een halve tussentoon toe. Philipp Heinrich Erlebach (1657-1714), werkzaam aan het hof van Rudolstadt in Thüringen, was de auteur van zes ouvertures – suites – voor strijkers. De vijfde eindigt met een chaconne. CD nummer drie staat in het teken van de Franse Ouverture, een genre dat in Duitsland immens populair was, getuige de Ouvertüren – Orkestsuites – van Johann Sebastian. Dat Bach het genre ook gebruikte in zijn cantates zal voor menigeen nieuws zijn, en het wordt hier prachtig gedemonstreerd in de openingsdelen van cantates 61 en 97. De drie versies van het bekende lied ‘Innsbruck, ich muss dich lassen’ van Heinrich Isaac lijken er met de haren bijgesleept, totdat we ontdekken dat de melodie overeenkomt met die van het slotkoraal van Cantate 97. Opnieuw wordt een ouverture van Erlebach van stal gehaald: zijn vierde opent met een heuse Franse ouverture De vierde cd houdt zich bezig met de historische tegenstelling Frankrijk-Italië: Corelli tegenover Lully. Gezien de onmetelijke populariteit van Arcangelo Corelli bij de Britten al evenzeer een uiting van de eeuwenoude machtsstrijd tussen Frankrijk en Albion. Dat er veel tussentinten in die vermeende tegenstelling zitten wordt duidelijk in Couperins Apothéose de Corelli, waarin concertmeester Nicolette Moonen en passant de beschrijvende teksten voor haar rekening neemt. De cosmopoliet Georg Muffat, Schot van geboorte, opgegroeid in de Elzas en Duitser in hart en nieren, laat horen hoe hij een symbiose tusssen deze stijlen nastreeft. The Bach Players werden in 1996 – in Londen – opgericht door Nicolette Moonen, geboren en getogen in Amsterdam. Ze groeide tweetalig op, en één van die twee talen is duidelijk Frans, getuige haar voortreffelijke dictie in de Apothéose de Corelli. In 2008 ging de samenwerking met Hyphen Press van start, en inmiddels zijn daar zes cd’s van het ensemble verschenen. De vergelijking met de Nederlandse Bachvereniging ligt voor de hand – getuige de minimalistische uitvoeringspraktijk en de zin in avontuurlijk repertoire. Toegewijde muzikanten met een missie, voortreffelijk opgenomen en bijzonder smaakvol gepresenteerd. index |
|