CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, december 2009

 

 

H. Andriesen: Cellosonate (1926) – Vioolsonate (1932) – Drie Inventionen voor viool en cello (1937) – Pianotrio (1939).

Amsterdam Bridge Ensemble (Jacobien Rozemond [viool], Doris Hochscheid [cello], Frans van Ruth [piano]).

Cobra 0030 • 58' •

www.amsterdambridgeensemble.com

www.cobrarecords.com


Nog even, en we herinneren ons Hendrik Andriessen alleen nog maar als de vader van Louis. Niet dat vader Hendrik daar niet trots op geweest zou zijn, maar honderd jaar geleden stond de jonge Hendrik zelf op de drempel van zijn eigen glansrijke carrière (zie ook het artikel van Leo Samama op deze site: Hendrik Andriessen: een componist is óók maar een mens).

Dat was in 1909, het jaar waarin Hendrik in dienst trad van de Nieuwe Haarlemsche Courant, als muziekjournalist; hij was toen zeventien jaar. Het orgelspelen was hem echter met de paplepel ingegoten, want zijn vader was organist van de St. Josephkerk te Haarlem. Toen zijn vader in 1913 overleed volgde hij hem op en liet zich een jaar later inschrijven bij het Amsterdams Conservatorium. Twee jaar later studeerde hij af. Hij maakte kennis met de componist Alphons Diepenbrock (1862-1921), wiens werk diepe indruk op hem maakte. Andriessen was overwegend Frans georienteerd, met een grote liefde voor componisten als César Franck en Albert Roussel, maar ook voor Claude Debussy en André Caplet. Hij liet een omvangrijk aantal orgelwerken na, die op vier cd’s zijn ingespeeld door zijn leerling en opvolger aan de St. Josephkerk, Albert de Klerk. Helaas is deze uitgave niet meer verkijgbaar, en al even helaas is dat symptomatisch voor de belangstelling voor het werk van deze componist, die tot de tien belangrijkste Nederlandse componisten aller tijden gerekend mag worden.

Naast orgelmuziek componeerde Andriessen een grote hoeveelheid werken voor de katholieke eredienst, en zijn invloed op de Nederlandse katholieke kerkmuziek in de twintigste eeuw is van het allergrootste belang geweest. Al in 1919 liet hij een verrassend nieuw geluid horen in de Missa in honorem sacratissima Cordis, een tweestemmige mis die in zijn eenvoud verfrissend afsteekt tegen de middelmatige Palestrina-imitaties die in die tijd de norm waren.

Andriessen liet het echter niet bij componeren voor de kerk, ook voor de concertzaal schrijf hij belangrijke werken. Zijn vier symfonieën behoren naast die van Pijper en Vermeulen tot het belangrijkste wat er op dat gebied in de twintigste eeuw tot stand is gebracht in Nederland. Verder schreef hij veel kamermuziek en twee succesvolle opera’s.

Hendrik Andriessen was een kolossaal harde werker. Naast zijn verplichtingen als organist en vader van zes kinderen was hij van 1927 tot 1949 docent in theorie en compositie aan het Amsterdams Conservatorium, en voor orgel, improvisatie en gregoriaans aan de R.K. Kerkmuziekschool te Utrecht. In 1934 ruilde hij met pijn in het hart zijn organistschap in Haarlem in voor dat van de kathedraal te Utrecht. Daar was hij van 1937 tot 1949 bovendien directeur van het Conservatorium, vervolgens tot 1957 van het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Zijn journalistieke achtergrond liet zijn sporen na in diverse publicaties, en van 1952 tot 1963 was hij een zeer gewaardeerde buitengewoon hoogleraar aan de Katholeke Universiteit van Nijmegen. Hendrik Andriessen overleed in 1981 in Heemstede.

Na zo’n indrukwekkende levensbeschrijving zou je verwachten dat we in de cd-catalogus een ruime keuze uit zijn werk aantreffen. Dat valt flink tegen. De vier symfonieën zijn gelukkig sinds een paar jaar te krijgen op een dubbel-cd van het label Et'cetera, een initiatief van het Radio Filharmonisch Orkest. Het Radio Kamerorkest ijverde in de jaren negentig ook voor deze componist, met als gevolg een cd met voornamelijk werken voor sopraan en orkest, en een cd met soloconcerten. Het Brabants Orkest maakte ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Donemus een opname van het Orgelconcert en daarmee is de lijst compleet, afgezien van de losse orgelwerken die met grote regelmaat opduiken op recital cd’s. Zo staat op de onlangs verschenen cd van Gijs Boelen, uitgegeven door het Orgelpark, een registratie van de grootse Sinfonia per Organo.

Daarom een driewerf hoera voor deze nieuwkomer van het Bridge Ensemble, met een viertal kamermuziekwerken voor strijkinstrumenten en piano. Het Bridge Ensemble ontleent zijn naam aan de componist Frank Bridge, maar dat die naam brug betekent heeft vast ook een rol gespeeld. De leden ervan spelen al jaren samen, Doris Hochscheid (cello) en Frans van Ruth (piano) vormen al jaren een gewaardeerd duo, met als recente succes hun project met Nederlandse cellosonates voor MDG. Met Jacobien Rozemond traden zij regelmatig op in de concerten die voor de Leo Smit Stichting worden gegeven in de Uilenburger Synagoge te Amsterdam.

De cd wordt geopend met de Cellosonate uit 1926, het eerste belangrijke – en wellicht het beste – kamermuziekwerk waarmee de componist direct zijn meesterschap in dit medium laat horen. De taal die hij hanteert bouwt voort op die van César Franck en Albert Roussel. De sonate verscheen in druk bij de Parijse uitgever Senart. De Vioolsonate uit 1932 is wat eenvoudiger van structuur, met ruim tien minuten lengte zou je eerder van een sonatine willen spreken. Opvallende nieuwe factor is het gebruik van de bitonaliteit, ongetwijfeld ingegeven door Andriessen’s contacten met Willem Pijper, die lustte er wel pap van. In de drie Inventionen uit 1937 zwijgt de piano, en in het afsluitende Pianotrio uit 1939 laten de drie leden zich gezamenlijk horen. Het is het langste werk van de vier en in de driedelige structuur weet Andriessen toch een gevoelsmatige vierdeligheid aan te brengen door het Scherzo een Trio te geven dat een Adagio karakter draagt – zo mist het langzame deel voor je gevoel niet. Van het martiale laatste deel gaat een zekere dreiging uit, niet verwonderlijk gezien het jaar van ontstaan.

Het Bridge Ensemble afficheert zichzelf als een ensemble van gelouterde musici met een passie voor kamermuziek. Daar is geen woord teveel mee gezegd. Hier wordt inderdaad met passie maar ook heel innig gemusiceerd en de jarenlange vertrouwdheid met deze werken is in elke noot te horen. Een juweel van een cd met een uitstekende inleiding van pianist Frans van Ruth en een mooie, heldere maar vooral warme opname van Tom Peeters.

Louis Andriessen mag trots zijn op zo’n vader.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links