CD-recensie

 

© Paul Korenhof, april 2025

Rebelle

Poise: La Surprise de l'Amour ‘Chacun connaît de Colombine'
Thomas: Mignon ‘Elle est là, près de lui' – ‘Connais-tu le pays'
Bizet: Carmen ‘L'amour est un oiseau rebelle' - ‘Près des remparts de Séville'
Deffes: Les Noces de Fernande ‘Nuit d'amour et de plaisir'
Offenbach: Fantasio ‘Voyez dans la nuit brune' - Robinson Crusoe ‘Beauté qui vient des cieux'
Masse: Fior d'Aliza Entr'acte – ‘Ma mère était bohémienne'
Guiraud: Piccolino ‘Noël! Déjà!'
Paladilhe: Le Passant Prélude – ‘Mignonne bien-aimée'
Massenet: Don César de Bazan ‘Dors, ami, dors'
Grisar: Les Porcherons ‘Quoi! Perdue!'
Cohen: José-Maria ‘Poltrons! Qui vous sauvez en criant'

Eva Zaïcik (mezzosopraan)
Orchestre National de Lille
Dirigent:, Pierre Dumoussaud
Alpha 1128
Opname: Lille, 4-7 sept. 2024

 

Even leek het of de 150ste verjaardag van Carmen (3 maart 1875) en de 150ste sterfdag van Bizet (3 juni 1875) ongemerkt voorbij zouden gaan, maar deze cd biedt een welkome aanleiding er toch even op in te gaan - als is het dan via een zijweg. De cd is namelijk niet gewijd aan Bizet of zijn opera, maar aan de zangeres Célestine Galli-Marié, die overigens meer voor Carmen gedaan heeft dan haar alleen maar ten doop houden. Toen Bizet namelijk door de directie van de Opéra-Comique gevraagd werd om zijn opera niet te beëindigen met een moord maar met een dubbel huwelijk (Carmen-Escamillo en Micaëla-Don José), was het volgens de overlevering vooral aan haar en de tenor Paul Lhérie te danken, dat de componist niet voor de druk gezwicht is. En aan Galli-Marié danken we zeker dat de oorspronkelijke entree-aria van Carmen vervangen werd door de 'habanera', nu een van de beroemdste fragmenten uit de hele operaliteratuur.

Sinds kort weten we trouwens ook zeker dat Galli-Marié, dochter van de in Parijse kringen gerenommeerde tenor Claude Marie Mécène Marie de l'Isle (geen fout!) niet in 1841 geboren is, zoals lange tijd werd aangenomen, maar op 14 maart 1837, en dat haar carrière in het voorjaar van 1852 in Rouen van start ging met een bejubelde Mab in La Bohémienne, de Franse versie van The Bohemian Girl van de Engelse componist Michael Balfe.

In de toelichting van Patrick Taïeb lezen we verder dat Galli-Marié, toen zij in 1862 vast aan de Opéra-Comique werd verbonden, daar begon aan een heel ongewone carrière. Vanaf het eerste moment maakte zij er namelijk een punt van dat zij in dat Parijse familietheater niet het toen traditionele, vaak routineus uitgevoerde standaardrepertoire wilde zingen, maar nieuwe werken ofwel oudere werken die opnieuw aandacht verdienden.

Al snel bleek bovendien, ongetwijfeld tot vreugde van componisten en librettisten, dat de belangstelling van Galli-Marié niet alleen uitging naar nieuw repertoire in het algemeen, maar in het bijzonder naar voor die tijd (en voor de Opéra Comique!) 'atypische' rollen. Het zigeunermeisje dat zij in Rouen vertolkt had, bleek de eerste van een reeks 'bohémiennes' met als bekendste de titelrollen in Mignon van Ambroise Thomas, waarvan zij in 1866 de première zong, en natuurlijk Carmen. Daarnaast voelde zij zich kennelijk ook aangetrokken tot travestierollen, wat Offenbach geïnspireerd moet hebben tot zijn Fantasio en de rol van Vendredi (Vrijdag) in Robinson Crusoé.

Een aantrekkelijke selectie uit de rollen die zij in de Opéra Comique ten doop hield, waaronder Mignon, Carmen, Fantasio en Vendredi, vinden we terug op deze cd die geheel gewijd is aan het voor die tijd opmerkelijke repertoire van deze al even opmerkelijke zangeres. Zij worden gezongen door de jonge Eva Zaïcik, evenals Galli-Marié een flexibele mezzosopraan met een timbre dat niet van de sopraan te onderscheiden is, een mooie laagte en een ruime hoogte, het prototype van de Franse ‘mezzo-soprano' die ook Rachel in La Juive, Valentine in Les Huguenots, Léonor in La Favorite, Eboli in Don Carlos en Charlotte in Werther zou zingen.

Aan dat ‘grote' repertoire is Galli-Marié in de Opera Comique natuurlijk nooit toegekomen (zowel de Parijse operatheaters als hun repertoire waren in die tijd strikt gescheiden) en Zaïcik evenmin. Sterker: ik krijg de indruk dat Zaïcik, die toch inmiddels al ruim in de dertig moet zijn, op operagebied zelfs nooit verder is gekomen dan Monteverdi en wat incidenteel barokrepertoire. Zelf ken ik haar behalve in muziek van Monteverdi alleen als Lola in een door mij besproken opname van de originele versie van Cavalleria rusticana (klik hier).

Dat hoeft allemaal geen bezwaar te zijn, maar ik krijg het idee dat het wel doorwerkt. Zaïcik zingt fraai met veel kleuren en gevoel voor stijl, zij differentieert ook, zorgt voor een prachtige tekstweergave met een meestal ook boeiende frasering, maar ik mis iets dat ik alleen kan aan duiden als theaterpersoonlijkheid. Haar Carmen, om bij die rol te blijven, is in zang en klank uitmuntend, heeft ook niets van een femme fatale of ordinaire verleidster, maar ik mis net dat element van persoonlijkheid waardoor ik rechtop in mijn stoel ga zitten. Dat kan door gebrek aan ervaring komen, maar ik had dat probleem niet toen Marianna Crebassa eveneens enkele fragmenten op de cd zette zonder dat zij de rol ooit op het toneel gezongen had.

Al met al een bijzonder eerbetoon aan een bijzondere zangeres uit de 19de eeuw met vooral veel bijzondere muziek. Daarbij wordt er absoluut fraai gezongen en door Pierre Dumoussaud en het orkest uit Lille wordt de soliste ook prima begeleid. Alleen sprong de vonk waardoor ik mij meer voor Eva Zaïcik zelf ging interesseren, bij mij onvoldoende over.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links