CD-recensie

 

© Paul Korenhof, november 2022

A Tribute to Pauline Viardot

Gluck/Berlioz: Orphée et Eurydice 'Qu'entends-je? . Amour, viens rendre à mon âme'
Bellini: I Capuleti e i Montecchi 'Se Romeo t'uccise un figlio . La tremenda ultrice spada'
Massenet: Marie-Magdeleine 'Ô mes soeurs'
Halévy: La Juive 'Il va venir'
Rossini: Il barbiere di Siviglia 'Una voce poco fa' - Semiramide , ouverture -
'Bel raggio lusinghier'
Donizetti: La Favorite 'L'ai-je bien entendu? ... Ô mon Fernand ... Venez cruels' - ouverture
Berlioz: Les Troyens '' Ah, je vais mourir ... Adieu, fière cité'
Gounod: Sapho 'Où suis-je? ... Ô ma lyre immortelle'
Saint-Saëns: Samson et Dalila 'Samson recherchant ma présence ... Amour, viens aider ma faiblesse'

Marina Viotti (mezzosopraan)
Les Talens Lyriques
Dirigent: Christophe Rousset
Aparté AP290
Opname: Puteaux, nov. 2021

   

Thematiek en samenstelling van deze cd doen denken aan twee lp's van Marilyn Horne die Decca in 1966 uitbracht met de titel Souvenir of a Golden Era. Het ging toen om aria's uit het repertoire van zowel Pauline Viardot als haar zuster Maria Malibran, maar ook de laatste begon haar carrière als mezzosopraan, waarbij ik wederom vermeld dat daarmee in de 19de eeuw iets anders werd bedoeld dan tegenwoordig. In die tijd was een 'mezzosopraan' een 'tweede sopraan' met meestal dezelfde omvang als de eerste sopraan maar met een kern die iets lager lag en daardoor vaak ook met een donkerder timbre. In de operawereld van nu is de term echter bijna een synoniem voor 'alt', met als gevolg dat rollen die niet als zodanig bedoeld zijn, zoals Cherubino, Carmen en Octavian, tegenwoordig regelmatig door een (te) donker getimbreerde stem gezongen worden.

Pauline Viardot (1821-1910) was ontegenzeglijk een van de fascinerendste vrouwen van de 19de eeuw. Evenals haar oudere zuster door haar vader, de tenor Manuel Garcia, geschoold als zangeres begon zij haar carrière als pianiste, maar na de vroege dood van Malibran legde ook zij zich op het zingen toe, en eveneens in een voor onze tijd merkwaardige mengeling van rollen voor sopraan, mezzosopraan en zelfs alt. Daarnaast maakte zij naam als componiste en pedagoge en sprak zij al snel zes talen vloeiend, waaronder het Russisch, wat niet weinig bijdroeg tot de aan verering grenzende vriendschap van Ivan Toergenjev.

Tot de rollen waarmee Viardot naam maakte, behoren vooral Orphée in de bewerking van Gluck's opera door Berlioz, en Sapho in de gelijknamige opera van Gounod. Met haar stem in gedachten schreef Saint-Saëns ook de rol van Dalila, maar die zong zij slechts op een vóórpremière in besloten kring, omdat zij zich toen al te oud voelde om op het toneel de verleidster te spelen. Hoewel Malibran vaak genoemd wordt in vergelijking met Maria Callas, zou het trouwens best zo kunnen zijn dat de Griekse diva in haar zang meer geleken heeft op Viardot. Uit de woorden van tijdgenoten blijkt namelijk dat zij meer imponeerde door haar vertolkingen dan door haar stem die bij vlagen zelfs rauw kon klinken.

Voor het door Pauline Viardot vertolkte repertoire lijkt de Zwitserse mezzosopraan Marina Viotti geknipt. Haar fraaie, fluwelige timbre, helder van kleur en zonder een enkel rafeltje, heeft iets van de straling van de jonge Frederica von Stade en de présence van Marianne Crebassa, zij het dat de Française daar een mediterrane (Iberische) kern aan toevoegt. Hoewel Viotti's laagte iets donkerder klinkt, laat haar stem zich misschien nog beter vergelijken met die van Elina Garanca, eveneens een 'echte' mezzosopraan en getuige deze cd past perfect haar zang perfect bij zowel Rossini's Rosina en Semiramide als Halévy's Rachel, Donizetti's Leonor, Gluck's Orphée en Saint-Saëns' Dalila.

Ook technisch is op haar vertolkingen weinig aan te merken, zij het dat haar coloraturen vooral indrukwekkend klinken zolang zij substantieel zijn en in een niet al te hoog tempo gerealiseerd kunnen worden. Zodra zij die echter (meteen al in de aria van Gluck) tot een virtuoos snoer moet aaneenrijgen - en ook in de trillers - ontbreekt echter de precisie van de doorgewinterde belcanto-specialiste. Ook mis ik soms de humor van Rossini's Rosina en de emotionele diepte voor Orphée en vooral Berlioz' Didon. Haar inzet van 'Adieu fière cité' komt zelfs even over als een moeder die haar zoon een prettige vakantie toewenst en niet bepaald als de hartekreet van een vorstin die afscheid neemt van haar stad alvorens een zelfgekozen dood tegemoet te gaan.

Een punt apart is Bellini's Romeo. Tijdens diens aria lijkt het alsof Viotti niet helemaal thuis is in de vloeiende cantilenen van die muziek en het te veel zoekt in virtuositeit en rossiniaanse accenten. Meteen bij de - hier wat abrupt overkomende - inzet van de cabaletta (waarin we ook duidelijk de ondergrens van Viotti's stem horen) kreeg ik echter de indruk dat het probleem meer lag bij de begeleidingen van Christophe Rousset. Het spel van Les Talens Lyrique is schitterend van klank, prachtig helder, enorm doorzichtig, maar bij Bellini ontbreekt het gevoel voor diens op lange lijnen berustende romantiek.

Niet voor het eerst krijg ik trouwens de indruk dat het Italiaanse repertoire Rousset toch iets minder ligt dan het Franse. Dat blijkt ook uit de ouvertures van Rossini en Donizetti waarmee de zang van Viotti wordt afgewisseld, en die beide een fractie meer souplesse kunnen gebruiken. Klanktechnisch is deze cd echter een juweeltje en ook de presentatie verdient alle lof. De producenten van Pentatone kunnen trouwens een voorbeeld nemen aan de manier waarop Aparte ondanks de kleine letter leesbare cd-boekjes verzorgt en die los (!) bij de cd's voegt.

 


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links