CD-recensie

Triomf van het gezongen woord

 

© Paul Korenhof, mei 2014

 

Irmgard Seefried - Recordings 1944-1967

Fragmenten uit opera's van Mozart (Così fan tutte, Le nozze di Figaro, Il re pastore, Zaide,
Die Zauberflöte
), Beethoven (Fidelio), Weber (Der Freischütz), Wagner (Die Meistersinger von Nürnberg), R. Strauss (Ariadne auf Naxos),
Puccini (Suor Angelica )
Aria's en liederen van Haydn, Mozart, Schubert, Schumann, Brahms, Moesorgski, Kosma, Milhaud, Renard.

Irmgard Seefried (sopraan), Paul Schoffler (bariton), Wolfgang Schneiderhan (viool), Erik Werba (piano), Ernest Ansermet, Harry Blech, Karl Böhm, Wilhelm Furtwängler, Heinz Gese, Leopold Ludwig, Herbert von Karajan, Ferdinand Leitner, Bruno Walter (dirigent)

Orfeo C 877 134 I (4 cd's)

 

"Ich habe immer leidenschaftlich gern Lied gesungen. Ich liebe das Wort, ich finde das Wort so wichtig. Ich gehöre zu den Sängern die nie nur einfach an das Singen, an die Linie denken. Es ist die Faszination des Wortes, und innerhalb des Wortes die Farben. Ich mag nicht nur eine Fabrik von schönen Töne, da fange ich sehr bald zu schlafen an."
Irmgard Seefried

Mijn eerste kennismaking met de stem van Irmgard Seefried dank ik aan een groot warenhuis, waar ik als tiener tijdens de opruiming voor een luttel bedrag de opera Così fan tutte op de kop tikte in een uitvoering onder leiding van Eugen Jochum. Afgezien van de wat 'overrijpe' Ferrando van Ernst Haefliger was ik meteen weg zowel het werk als de uitvoering met Irmgard Seefried en Nan Merriman als Fiordiligi en Dorabella, Hermann Prey als een Guglielmo uit duizenden en grootheden als Erika Köth en Dietrich Fischer-Dieskau in onweerstaanbare vertolkingen als Despina en Don Alfonso.
Pas bij herhaald luisteren viel mij toen op dat Seefried tijdens de opnamen mogelijk niet (of niet meer) in topvorm verkeerde waardoor haar hoogte soms onder druk kwam te staan, maar toen was ik al zo in haar ban dat ik op zoek ging naar andere opnamen. De eerstvolgende was Le nozze di Figaro onder Ferenc Fricsay en door die opname besefte ik opeens het belang van een inleidend recitatief. Het samenspel van Fricsay en Seefried maakte hun uitvoering van 'Deh, vieni non tardar' voor mij tot de standaard waaraan ik sindsdien alle andere opnamen heb afgemeten, maar meer nog door het recitatief dan door de aria zelf. De heel individuele manier waarop Seefried 'Giunse alfin il momento' niet gewoon 'zingt', maar gebruikt als een canvas waarop zij ons de stemming van Susanna schildert, werd voor mij een van de magische momenten in mijn muziekverzameling en is dat altijd gebleven. De perfecte illustratie bij de hierboven geciteerde uitspraak van de zangers over de liedkunst - en over zingen in het algemeen.

Bij de vier cd's die Orfeo samenstelde ter herdenking van de 25ste sterfdag van deze onvergetelijke Beierse sopraan (zij leefde van 1919 tot 1988) bevindt zich een uitvoerig en gedetailleerd artikel van Gottfried Kraus, waarin we lezen dat Seefried, toen zij in 1943 in Wenen als Eva in de Meistersinger debuteerde, nog nooit Susanna in Le nozze di Figaro gezongen had. Toen Karl Böhm haar die rol voorstelde, reageerde zij ook hoogst verbaasd ("Susanna? Nie im Leben! Das ist doch eine leichte Koloratur!" ), maar het werd misschien zelfs haar grootste succes met alleen al 140 voorstellingen aan de Weense Staatsopera en nog eens zo'n aantal in Salzburg en andere operacentra.

Als ik mijn eigen favoriete Seefried-rollen moet noemen, zijn dat Susanna, de Komponist in Ariadne auf Naxos, de titelrol in Der Rosenkavalier en haar ontroerend broze Agathe in Der Freischütz. Niet toevallig zijn dit ook vier rollen die maximaal profiteren van haar warme timbre, haar ongelooflijke muzikaliteit en haar fenomenale combinatie van tekstbehandeling en frasering. Zij worden op de voet gevolgd door Eva, Fiordiligi en Pamina in Die Zauberflöte en ook daar treft een verstaanbaarheid zoals we die tegenwoordig steeds minder horen,

De meeste van die rollen zijn ook te vinden in de live-opnamen die hier door Orfeo werden bijeengebracht op vier cd's, waarvan de eerste twee geheel gewijd zijn aan operafragmenten en concert-aria's. Daarbij neemt de muziek van Mozart meer dan een hele cd in beslag en terecht: met collega's als Lisa Della Casa, Anton Dermota en Erich Kunz behoorde Irmgard Seefried tot de pijlers onder het legendarische Mozart-ensemble van de Weense Staatsopera in de jaren veertig en vijftig. Een bijzondere opname is die van 'Non temer, amato bene' uit 1952 onder Ferdinand Leitner, waarin we haar man Wolfgang Schneiderhan in volmaakte harmonie met de klank van zijn echtgenote zijn warme Stradivarius horen bespelen.

Op de andere twee cd's vinden we een keuze uit de liederenschat die Irmgard Seefried ons heeft nagelaten. De opnamen, vrijwel alle met Erik Werba aan de vleugel, laten haar horen in zowel het 'grote Duitse liedrepertoire' als in de 'Kinderkamer' van Moesorgski, maar ook in chansons van Joseph Kosma op (vertaalde) teksten van Jacques Prévert. Over deze liederen kan ik mutatis mutandis hetzelfde zeggen als over de operafragmenten, maar daar moet ik meteen iets heel opmerkelijks aan toevoegen. Liedvertolkingen kunnen snel 'verouderen', sneller in ieder geval dan opnamen van opera-aria's, maar het naturel van Seefried blijkt de tijd uitstekend te doorstaan.
Hier dus geen 'hoor mij nu eens mooi zingen' en zeker geen 'hoor mij nu eens diepzinnig interpreteren', maar een zang die gekenmerkt wordt door natuurlijkheid en die niets te maken heeft met 'mooizingerij'. Seefried nam op dit punt ook duidelijk risico's, zoals in 'Gretchen am Spinnrad' ('Meine Ruh' ist hin') van Schubert, dat hier in een opname uit 1957 zoveel emotionele spanning bevat, dat de stem erdoor onder druk komt te staan. Haar manier van voordragen wordt gekarakteriseerd door een ander citaat in het cd-boekje, namelijk een uitspraak van Sena Jurinac over haar collega: "Zij heeft eigenlijk niet gezongen, zij heeft ons altijd iets verteld." Niet 'mooi zingen' was haar doel, maar communicatie met haar publiek en de overdracht van emoties. Al met al kan Irmgard Seefried in mijn ogen meer dan Elisabeth Schwarzkopf aanspraak kan maken op een uitverkiezing tot grootste Duitse liedzangeres uit de 20ste eeuw.

De presentatie in een stevig doosje met een fraai uitgevoerd cd-boekje is zo degelijk en informatief als we van Orfeo gewend zijn, maar ik kreeg wel twee keer een lichte schok door de abrupte wijze waarop de muziek werd afgebroken (o.a. het eerste fragment uit Ariadne auf Naxos ). De klankkwaliteit van deze mono-opnamen is over het algemeen uitstekend, zeker in relatie tot hun leeftijd, en het enige echte schoonheidsfoutje is de lichte oversturing van de aria uit Die Zauberflöte die Furtwängler in 1951 in Salzburg dirigeerde. Wel een waarschuwing voor wie sommige oudere opnamen uit andere bronnen kent: Bij de reconstructie van de snelheden waarmee de originele banden moesten worden afgespeeld, hanteerde Orfeo als uitgangspunt de stemming die ruim een halve eeuw geleden in Wenen gehanteerd werd en die een fractie lager ligt dan de 'briljante' stemming die daar nu de standaard is. Dat betekent bijvoorbeeld dat Seefried hier in sommige rollen duidelijk warmer klinkt dan in andere uitgaven van dezelfde opnamen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links