CD-recensie Het cultuurpessimisme van Schreker
© Paul Korenhof, november 2013
|
Als een voorstelling van een opera resulteert in een cd-uitgave, kan dit een totaal ander resultaat opleveren. Als het goed is, biedt de voorstelling een hecht samengaan van muziek en toneelbeeld, waarbij onze auditieve receptie onvermijdelijk wordt beïnvloed door wat wij op het toneel waarnemen. Luisteren wij later naar de cd's, dan horen wij alleen het libretto en de muziek, zonder dat de visie van de regisseur zich tussen ons en de partituur tracht te wringen. Hooguit zal de regisseur de solisten dusdanig beïnvloed hebben, dat hun zang door zijn interpretatie gekleurd is, waardoor zijn interpretatie toch tot op zekere hoogte in de uitvoering aanwezig blijft. Dat bij een werkelijk goede voorstelling sprake is van muzikale en dramatische eenheid, staat buiten kijf. Dat moet echter wel voortkomen uit het feit dat dirigent en regisseur op dezelfde lijn zitten en het uit zich dus vooral in atmosfeer en karakter van beider benadering. Als de regisseur op het idee komt de inhoud rigoureus aan zijn visie aan te passen, soms zelfs door er een ander 'verhaal' van te maken, is dat moeilijker in de muziek te vertalen. Het kan zelfs tot fricties leiden, zoals iedereen weet die regelmatig operavoorstellingen bezoekt en daar bijvoorbeeld ziet hoe een majeur aan het slot het moet opnemen tegen een uitgesproken mineur op het toneel. Der Schatzgräber (1920), op een libretto van de componist, zit even vol symbolen en dubbel betekenissen als iedere andere opera van Schreker, maar in vergelijking met eerdere werken als Der ferne Klang of Die Gezeichneten is het verhaal zo mogelijk nog gecompliceerder. De componist bouwde zijn libretto op rond de musicus Elis, een balladezanger met een magische luit die faalt in zijn opdracht de wereld met zijn muziek op een hoger plan te brengen. Zijn kunst moet het afleggen tegen het materialisme van de wereld om hem heen en de grootste concrete belemmering is zijn liefde voor Els, een labiel meisje dat niet in staat is van iemand te houden, of in ieder geval geen vaste relatie kan aangaan. Al haar vrijers laat zij door een trouwe knecht vermoorden, maar niet voordat zij hun toewijding bewezen hebben door een van de gestolen juwelen van de koningin voor haar te bemachtigen. Bij de voorstelling van De Nederlandse Opera had regisseur Ivo van Hove meer interesse voor de oorzaak van Els' frustraties dan voor Elis en diens relatie met haar. Hij ging daarbij zover dat hij vrijwel het hele derde bedrijf, een liefdesscène van wagneriaanse lengte, gebruikte voor een soort psychoanalyse, waarin videoprojecties de toeschouwers duidelijk moesten maken dat (volgens hem althans) Els als kind emotionele was verwaarloosd, in de steek gelaten en mogelijk zelfs misbruikt door haar vader. Niet alleenwijst niet één letter van het libretto en niet één noot van de partituur in die richting, maar ook ging Van Hove hiermee voorbij aan de emoties die in dat centrale derde bedrijf wel in het werk aanwezig zijn. Daarmee creëerde hij een kloof tussen muziek en toneelbeeld die leidde tot een grote afstand tussen de toeschouwer en het werk, maar waarschijnlijk eveneens tussen de personages op het toneel. En alsof dat nog niet genoeg was, liet hij - wederom zonder enige aanwijzing in de partituur en ook zonder dat ergens het nut daarvan bleek - het vierde bedrijf zo veel later spelen, dat de personages danig verouderd waren. Dat alles maakte het voor de zangers ook moeilijker om geloofwaardige karakters neer te zetten, terwijl de concentratie op de psychische gesteldheid van Els zorgde dat de emotionele ontwikkeling van de onfortuinlijke Elis tijdens de voostelling onderbelicht bleef. Zonder het beeld erbij werkt dit minder sterk door en wint de vertolking van de Amerikaanse tenor Raymond Very aan zeggingskracht, wat niet wegneemt wat iets meer warmte en stemschoonheid zijn rol van de 'betoverende muzikant' meer reliëf hadden kunnen geven. Bepaald geen gebrek aan reliëf vinden we in de vertolking van de Engelse tenor Graham Clark als 'de nar', maar de indrukwekkendste solistische prestatie komt toch van de Duitse sopraan Manuela Uhl als de ongelukkige Els, waarbij ik meteen moet vermelden dat zij bij het uitdiepen van haar personage natuurlijk kon profiteren van het feit dat de regie haar zo sterk tot dramatisch centrum maakte. Zonder meer ontroerend is de sterfscène van Els, waar ook de zang van Elis/Very iets hervindt van de magische kracht waarmee hij zijn geliefde in haar laatste momenten nog wat troost kan bieden. Gezien het door Van Hove gelegde accent is het overigens opmerkelijk dat bij Schreker de rol van Elis in dat laatste tafereel aanmerkelijk belangrijker is dan die van Els! Of om het heel duidelijk te zeggen: bij Van Hove kreeg Els de hoofdrol, maar Schreker zelf heeft die ondubbelzinnig aan Elis toebedeeld. Dirigent Marc Albrecht brengt deze gecompliceerde, soms iets te overdadige
partituur met het NedPhO uitstekend en scherp gedetailleerd tot klinken
en schept daarmee in feite een contrast met Schreker's boodschap dat muziek
niet in staat is een betere wereld te creëren. Jammer is vaak wel
de voorliefde van de dirigent voor overweldigende volumes. Hoe fraai hij
die ook verwezenlijkt, zij maken wel dat veel van de
erotische details in Schreker's muziek in het orkestrale geweld verloren
gaat. Een waar juweeltje is trouwens de door producer Lodewijk Collette
gerealiseerde klank van deze opname, die door Challenge uitmuntend op
cd werd overgebracht. index |
|