CD-recensie
© Paul Korenhof, februari 2025 |
Vorige week berichtte ik laaiend enthousiast - en dat ben ik nog steeds - over een opname van Grisélidis van Massenet (klik hier). Een onbekend werk vol schitterende muziek in een dijk van een uitvoering met een nog jonge, bijzonder expressieve sopraan onder leiding van een duidelijk niet minder getalenteerde jonge dirigent. Daarbij vertoonde de uitvoering, tot stand gekomen onder de vleugels van het Pallazzetto Bru Zane, een grote eenheid van stijl die het werk naadloos plaatste in de verfijnde sfeer van het fin-de-siècle die ons niet alleen uit de muziek van Massenet tegemoet komt, maar ook uit diverse klaviertuittreksels en de affiches voor zijn opera's en uit de foto's van de (eerste) uitvoerenden. Deze cd is andere koek. Dezelfde zangeres met dezelfde persoonlijkheid en expressiviteit in haar voordracht, dezelfde dirigent met hetzelfde orkestrale niveau van begeleiden, en tot op zekere hoogte ook een eenheid van stijl in de uitvoering, daarop valt niets af te dingen. Het probleem is alleen dat de variatie van componisten, karakters en bijbehorende stijlen daarbij niet helemaal aansluit. De stilistische verschillen tussen de uitgevoerde fragmenten maken het een beetje een muzikale heksenketel met uiteenlopende ingrediënten die op de een of andere manier allemaal beantwoorden aan de titel 'Par amour' (Uit liefde). Het begin deed mij even denken filmbeelden over de Duitse regisseur Josef von Sternberg, toen die in Hollywood zocht naar een actrice met het niveau van Marlene Dietrich. Tijdens een voor hem georganiseerde auditie trok een Amerikaanse filmster alle registers open om te laten zien hoeveel emoties zij in haar spel kon leggen, maar op Von Sternberg maakte dat weinig indruk. Die zei alleen maar iets in de trant van: "Sorry Madam, but if you weep, the audience will never cry!" Zo'n gevoel had ik bij het beluisteren van Wally's geserreerde en gedesillusioneerde 'Ebben? Ne andrò lontana', dat hier gebracht wordt als een smartelijk, door verstikte snikken onderlijnd afscheid terwijl in Desdemona's wilgenlied het liefdesverdriet de luidspreker uit vibreert. Een ander punt is dat een dirigent die tevens een echte zangerscoach is, Santoni had kunnen vertellen dat er een verschil is tussen de reeks subtiele voorslagen die Gounod in Juliette's walslied genoteerd heeft en de zwakke trillers op de daarop volgende noot die wij hier horen. Het is het bekende probleem als in de muziekwereld van tegenwoordig jonge solisten een recital-cd mogen opnemen. Zij worden, om commerciële redenen of omdat het zo leuk 'klikt', gecombineerd met dirigenten die vaak nog minder ervaring hebben in het uit te voeren repertoire, en die bovendien leken zijn als het gaat om het technisch en stilistisch coachen van zangers. Callas werd op de plaat gelanceerd door Tullio Serafin, Sutherland door Nello Santo, Gheorghiu door Georg Solti, en toen DG Anna Netrebko naar voren schoof in het Italiaanse repertoire, was men zo verstandig Claudio Abbado daarbij te betrekken. Dat artistieke inzicht is bij de producers van tegenwoordig echter ver te zoeken. Dat alles neemt niet weg dat ondanks een soms iets te sterk vibrato de kwaliteiten van Vannina Santoni, als zangeres en als vertolkster, ook hier overduidelijk zijn. Zij beheerst de muziek, weet waar de tekst over gaat en laat dat ook met veel vocale kleuren en in een verstaanbare frasering overkomen. Bij Massenet lijkt zij zich bovendien weer helemaal thuis te voelen en als ik hoor wat zij hier doet met enkele fragmenten uit Manon, mag zij die rol van mij heel snel compleet opnemen. Vooral haar vertolking van 'Adieu, notre petite table' valt op door de subtiele frasering, met aan het slot een 'Adieu!' dat perfect met de voorafgaande aria in balans is en dat niet - zoals bij veel zangeressen - een te pathetische uitroep wordt. Daarom verbaast het een beetje als zij aan het slot van de aria uit Thaïs niet helemaal dezelfde sensitiviteit ten toon spreidt, nadat zij dat vlak daarvoor wel nog eens gedaan heeft in een ontroerende afsluiting van het door veel andere sopranen routineus kapotgezongen 'O mio babbino caro'. Als ik voorbijga aan de hierboven gesignaleerde stilistische minpuntjes, kan ik de samenwerking met dirigent Jean-Marie Zeitouni alleen maar voorbeeldig noemen. Daarbij is de totale samenstelling van deze cd zonder meer aantrekkelijk, al zou ik graag meer Franse muziek hebben gehoord. Ik kan alleen maar watertanden als ik eraan denk wat Santoni gemaakt zou hebben van een scène als 'Voici la vaste plaine' uit het vierde bedrijf van Gounod's Mireille! Die zou ideaal voor haar zijn geweest en zou uitstekend passen aan het slot van dit recital, vóór Tomasi's berceuse 'O Ciucciarella'. Ook in die muziek, min of meer de Corsicaanse tegenhanger van de Chants d'Auvergne van Canteloube, vormen Santoni en Zeitouni een hechte eenheid. index |
|