CD-recensie

 

© Paul Korenhof, april 2025

(R.) Strauss: Salome

Gerhard Siegel (Herodes), Katarina Dalayman (Herodias), Malin Byström (Salome), Johan Reuter (Jochanaan), Bror Magnus Tödenes (Narraboth), Hanna Hipp (Page), Michael Müller-Kasztelan, Petter Moen, Johan Michael Wrensted Olsen, James Kryshak, Callum Thorpe (Fünf Juden), Clive Bayley, James Stephen Ley (Zwei Nazarener), Igor Bakan, James Platt (Zwei Soldaten), James Berry (Ein Cappadocier), Rita Therese Ziem (Ein Sklave)
Filharmonisch Orkest Bergen
Dirigent: Edward Gardner
Chandos CHSA 53562 (2 sacd's)
Opname: Edinburgh, 14 aug. 2022

 

In december 1974 presenteerde de Nederlandse Operastichting Salome in een regie van Bodo Igesz op een grote, schuin aflopende schijf. Zo'n hellend vlak blijft gevaarlijk, zeker in deze opera, waarin Salome tijdens de slotscène met het afgeslagen hoofd van Johannes de Doper, haar op een zilveren schotel aangereikt, een innige liefdesscène beleeft die zij meestal grotendeels liggend moet uitvoeren. Clarice Carson, de Amsterdamse Salome, kreeg echter de schrik van haar leven toen dat hoofd op zekere dag spontaan zijn ligplaats verliet, en wat zich toen op dat hellende vlak afspeelde, laat zich gemakkelijk raden. Om niet nog eens achter een wegrollend hoofd aan te moeten rennen, liet zij daarom bij latere voorstellingen in haar contract opnemen dat het hoofd stevig op de schotel diende te worden vastgezet.

Veertien jaar later werd een nieuwe voorstelling over het door onbevredigde lusten bezeten bijbelse prinsesje (zo had Oscar Wilde haar althans getekend) door regisseur Harry Kupfer geplaatst in een moderne samenleving die beheerst werd door high-tech en de sfeer van een militaire dictatuur. Voor de traditionele elementen die de meeste voorstellingen sinds de première in Dresden in 1905 beheerst hadden, was daarin geen plaats. Voor Kupfer was Salome zelfs helemaal geen bijbelse opera meer, maar een drama over mensen die psychisch losgeslagen zijn of in ieder geval hun geestelijk houvast verloren hebben.

Een voorstelling 'zonder hoofd' blijft natuurlijk moeilijk te realiseren, maar de manier waarop Salome zich met dat hoofd bezighoudt, bleek nog wel voor variaties vatbaar. Dat bleek ook tijdens het Holland Festival 2017 bij de enscenering van Ivo van Hove, die het hoofd verving door een compleet lijk dat zich ook nog even oprichtte. De opera als geheel gaf hij in moderne maar tamelijk neutrale toneelbeelden weer als een abstract familiedrama tegen een politiek-religieuze achtergrond. Daarbij richtte hij zich vooral op de karakters van de personages met aandacht voor de redenen en achtergronden van hun handelen.

Voor een ware sensatie zorgde in die voorstelling de elegante, jeugdig ogende (en ook klinkende) Zweedse sopraan Malin Byström. Haar Salome was door Van Hove opgevat als een 'coming of age-drama' over een meisje dat uitgroeit tot een zelfbewuste volwassene die de touwtjes strak in handen neemt en zich door niemand meer de wet laat voorschrijven. De zowel voor dvd als voor cd vastgelegde live-opname met het door Daniele Gatti geleide KCO zorgden voor waardevolle herinneringen aan die uitvoering, mede door de schitterende opname, en beide zou ik niet meer willen missen.

Vijf jaar later zong Byström een concertante uitvoering in het Noorse Bergen die enkele weken later in Edinburgh herhaald werd en daar live door Chandos werd vastgelegd. Een vergelijking van haar beide vertolkingen levert geen opmerkelijke verschillen op, maar wel een klein probleem. Dreigt bij de opname uit Amsterdam het orkest al het slanke geluid van Byström te overstemmen, in de nieuwere opname gebeurt dat nog meer. Weliswaar komt de klank van haar stem nog altijd zo goed door dat haar portrettering blijft fascineren, maar de verstaanbaarheid van de tekst, in deze opera toch echt niet onbelangrijk, is hier behoorlijk minder, vooral in de lange scène van Salome met Jochanaan.

Het artistieke verschil is echter niet groot en dat geldt eveneens voor de vertolkers van Herodes (bij een één op één vergelijking zijn Ryan Lance en Gerhard Siegel zelfs nauwelijks van elkaar te onderscheiden). De venijnige Herodias van Doris Soffel wint het echter wel van de minder scherp geprofileerde vertolking door Katarina Dalayman, maar het grootste verschil bij de solisten betreft Jochanaan. Johan Reuter is een uitstekende zanger, maar zijn timbre is zonder meer lichter dan dat van Nikitin, die mede daardoor in Amsterdam zijn rol met beduidend meer autoriteit neerzette.

Ook op vrijwel alle andere punten is het ensemble van DNO in het voordeel. In beide opnamen horen we Hanna Hipp als de page, maar hier stoort mij een vibrato dat op de Amsterdamse cd's niet opvalt, Bror Magnus Todenes is weliswaar uitstekend verstaanbaar maar zijn Narraboth klinkt kaler en minder overtuigend gefraseerd dan die van Peter Sonn, en diverse kleinere rollen komen eveneens minder goed uit de verf, van een in in niet echt idiomatisch Duitse eerste soldaat van de bas Igor Bakan tot een wewinig welluidende bijdrage van de tenor Michael Müller-Kasztelan die met een scherp, kelig timbre de eenheid van het Joden-ensemble verstoort.

Edward Gardner dirigeert met aandacht voor details en gevoel voor Strauss' muzikale golven met soms sterk dramatische climaxen, en het Filharmonisch Orkest uit Bergen is zonder meer een uitstekend ensemble. Ook hier gaat mijn voorkeur echter uit naar de uitgave van het KCO, en niet alleen omdat dat ensemble soms net iets fraaiere klanken voortbrengt. Het grote verschil blijft dat de opname uit Edinburgh gemaakt werd tijdens een concertante uitvoering, terwijl die uit Amsterdam ontstond in het kader van een reeks voorstellingen waarvoor weken lang intensief gerepeteerd was. En bij een dirigent met gevoel voor theater – want dat kan Gatti niet ontzegd worden – werkt dat ook door in het aandeel van het orkest.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links