CD-recensie
© Paul Korenhof, april 2025 |
Puccini's eersteling ging in 1884 in première in het kader van de wedstrijd voor eenakters van de uitgever Sanzogna waarin zes jaar later Mascagni zou triomferen met Cavalleria rusticana. Ook Le Villi (oorspronkelijk Le Willis) is dus een eenakter, maar werd in 1889 door Puccini met twee extra aria's uitgebreid tot ‘opera-ballo in twee bedrijven', Ondanks het aanvankelijke succes bleef het echter een zwak werk op een heel zwak libretto, maar op dat punt heeft Puccini kennelijk snel zijn les geleerd, zoals bleek bij zijn derde opera, Manon Lescaut, toen er maar liefst zeven mensen aan het tekstboek te pas kwamen. Aan de andere kant horen we in Le Villi wel al momenten die duidelijk ‘echt Puccini' zijn, onder andere de sterk schilderende tussenspelen, maar zeker ook de nagecomponeerde aria voor Anna in het eerste bedrijf. En welke echte operaliefhebber kan een melodie van Puccini weerstaan? Buiten operaland wordt wel eens meesmuilend gesproken over Puccini's ‘sentimentele tranentrekkers', maar wie in het muzikale sentiment van La Bohème of Madama Butterfly en in de sfeerschilderingen van Il tabarro en het eerste bedrijf van La fanciulla del west niet de geniale theatercomponist ontdekt, mankeert echt iets aan zijn oren. Wie niet van Puccini houdt, houdt niet van opera! Dat noch de eenakter uit 1884 noch de versie in twee bedrijven repertoire heeft gehouden, is begrijpelijk, maar wel zijn van de tweede versie diverse opnamen verschenen, waarvan die onder Lorin Maazel met Renata Scotto, Plácido Domingo en Leo Nucci zonder meer de hoogste ogen gooide. Bij Opera Rara verscheen bovendien in 2020 als Le Willis een opname van de eerste versie met als appendix de fragmenten die Puccini vijf jaar later aan de partituur toevoegde. (klik hier) Voorzover ik kan nagaan is geen van de eerdere opnamen van de tweede versie momenteel nog verkrijgbaar en dat is een reden te meer om deze uitvoering door het ensemble van de Beierse radio welkom te heten. De Kroatische dirigent Ivan Repusic, chefdirigent van het Münchner Rundfunkorchester, lijkt een zwak te hebben voor het Italiaanse repertoire en na zijn opnamen van enkele minder gangbare opera's van Verdi zorgt hij met deze vroege Puccini wederom voor een welkome aanvulling van de catalogus. Misschien is zijn aanpak iets te groots en de opname ook iets te ruimtelijk voor dit intieme werkje, maar enthousiast klinkt het allemaal wel en dat kan dit operaatje best hebben. Van de drie solisten kende ik alleen de Roemeense sopraan Anita Hartig die in 2020 in de ZaterdagMatinee te horen was in Il piccolo Marat van Mascagni . Internationaal maakte zij vooral naam als Mimì in La Bohème en haar lyrische met licht sentiment gezongen Anna vormt dan ook geen verrassing. Wel is dat het geval met de Australisch-Chinese tenor Kang Wang die hier een uitstekend gezongen, opmerkelijk ‘Italiaanse' Roberto neerzet van wie je zowel zijn lichtzinnigheid als zijn wroeging aan het slot meteen gelooft. Het kleinere rolletje van vader Guglielmo is bij de Russisch-Oostenrijkse bariton Boris Pinkhasovich eveneens in prima handen. De cd is uitgebracht met een tekstboekje waarin we naast een gedetailleerde en leuk relativerende toelichting alleen iets lezen over dirigent en orkest. Biografieën van de solisten ontbreken evenals het libretto, maar dat kan via een QR-code worden gedownload. index |
|