CD-recensie
© Paul Korenhof, mei 2025 |
Op 3 september opent DNO het seizoen met e spectaculaire enscenering van Barrie Kosky die in 2022 grote bijval kreeg (dankzij de dvd ook internationaal), maar waarop toch wel iets aan te merken valt. Terwijl Kosky in deze voorstelling de Grand Guignol-effecten, het sadisme van Scarpia en de ontluisterende tragiek in de relatie van Tosca en Cavaradossi sterk aanzet, blijkt hij - ondanks zijn nadrukkelijk beleden fascinatie voor het werk - weinig oor te hebben voor de muziekdramatische details in diens partituur. Kennelijk geldt Kosky's fascinatie vooral de theatrale effecten en minder diens 'piccole cose'. Sadisme, hartstocht, dood en ellende worden breed uitgemeten, maar de subtiliteiten waarmee Puccini zowel de personages als emoties in de muziek weergeeft, gaan kennelijk aan hem voorbij. Dat achter het sadisme van Scarpia een elegante edelman met savoir vivre schuil gaat, blijkt in ieder geval niet uit een enscenering waarin de politiechef is neergezet als een soort Oost-Europese nouveau riche, een nietsontziende carrièremaker die wellicht door corruptie en over lijken is opgeklommen tot een hoge functie in de staatspolitie. Dat de schilder Cavaradossi als personage niet echt uit de verf komt, weten we allemaal, maar in zijn muziek tekent Puccini hem wel met meer poëzie en lyrische nuances dan we bij Kosky terugvinden. Werd in het derde bedrijf de idyllische sfeer van het voorspel met in de verte de zang van een herdersknaap al door Kosky's realisme doodgeslagen, van Cavaradossi's met sentiment geladen lyriek, Tosca's naïeve hoop op geluk en hun beider extase was weinig terug te vinden in een luguber, met fatalisme overtrokken slottafereel. En dan ga ik maar voorbij aan het feit dat Kosky kennelijk niet gemerkt heeft met hoeveel licht komische nuances Puccini de koster in het eerste bedrijf getekend heeft. (Voor de complete bespreking: klik hier.) Omdat ik in Opera Actueel van 7 september aandacht wil besteden aan deze herneming, was ik in gedachten al op zoek naar een geschikte opname, waarbij ik het accent wilde leggen op de rol van Cavaradossi. Mijn voorkeur ging daarbij uit naar een opname uit 1932 met Beniamino Gigli, maar toen verscheen deze opname met Jonathan Tetelman, die mij eerder al opviel als een uitmuntende Puccini-tenor (klik hier). Dat bemoeilijkte de keuze, omdat die nieuwe opname, de neerslag van twee concerten in Rome ter introductie van Daniel Harding als muzikaal leider van de Accademia di Santa Cecilia, op meerdere punten bijzonder hoge ogen gooit. Een tweede aanleiding voor deze concerten vormde de honderdste sterfdag van de componist, maar ook om andere redenen is de keuze van Tosca heel toepasselijk. Niet alleen is het de Romeinse opera bij uitstek, spelend in de kerk van San Andrea della Valle, het Palazzo Farnese en de Engelenburcht, het is ook een opera waarvan de Accademia di Santa Cecilia vier eerdere opnamen had gemaakt, drie voor Decca in het lp-tijdperk en de laatste in 2000 voor EMI onder Pappano. (In het Romeinse Teatro Costanzi, waar Tosca op 14 januari 1900 in première ging, is trouwens nog regelmatig een reconstructie van de originele 'Romeinse' enscenering te zien!) Toch is de keuze opmerkelijk. Tosca is de meest theatrale opera van een theaterman bij uitstek, maar de opera-ervaring van Harding is tamelijk beperkt en die combinatie wringt soms een beetje. Het spel van het Romeinse orkest is glorieus, bij vlagen overweldigend, maar meer dan eens heb ik het gevoel dat Harding zelf zo opgaat in die klank, dat hij de dramatische lijn uit het oog verliest. Dat verleidt hem niet tot tragere tempi (met een totaal van 115 minuten houdt hij er goed de pas in), maar wel lijkt hij soms meer gericht op de muzikale dan op de dramatische lijn. Ook in de orkestrale frasering en in de samenwerking met de solisten mis ik hier en daar de hand van de echte operadirigent, Gebrek aan opera-ervaring bij een dirigent wreekt zich bij een concertante uitvoering eerder dan in een theater waar de nadruk ligt op het dramatische aspect, maar ik krijg wel de indruk dat Harding hier in hoge mate profiteert van de theatrale achtergrond van zijn solisten. Nog maar twee maanden vóór de concerten in Rome hadden Eleonora Buratto en Ludovic Tézier in Münchenin dezelfde rollen tegenover elkaar gestaan in een productie waarvoor intensief gerepeteerd was, en dat is hier hoorbaar. De dramatiek in hun scènes is evident en duidelijk theatraal van aard, en de vonken lijken soms zo sterk over te springen, dat vooral in de frasering van Tézier enige frictie dreigt met de tempi van Harding. Vocaal is Buratto met haar heldere timbre, haar op bel canto gebaseerde zang en een vibrato dat haar stem nog meer tot leven brengt, zonder meer ideaal voor de rol van een prima donna. Daarnaast heeft zij met de taal ook de betekenisnuances en de emotionele lagen daaronder in haar bloed zitten, maar er is natuurlijk wel een vertolkster van niveau nodig om dat ook hoorbaar te maken. En op dat punt sluit Buratto glansrijk aan bij de rij befaamde Italiaanse zangeressen die door kleuring en accentuering van soms minieme details het publiek een blik gunden op de emoties en het karakter van Tosca. Nog meer dan uit grote momenten als 'Vissi d'arte' blijkt dat laatste uit bijna terloopse opmerkingen tijdens haar eerste duet met Cavaradossi, uit kleine zinnetjes als 'Lo dici male!', 'È troppo bella!' en 'Ma falle gli occhi neri!'. Heel subtiel is dan bijvoorbeeld de herhaling van die laatste frase, schijnbaar achteloos en met een bijna hoorbare knipoog bij het weglopen aan het slot van het duet. In de handen van een echte vertolkster als Buratto spreekt zo'n zinnetje opeens boekdelen! Tézier is geen Italiaan, maar zijn vertolking is niet minder opmerkelijk. In tekstbehandeling en frasering doet hij niet voor Buratto onder en zijn karakterisering benadert zelfs die van Tito Gobbi. Diens Scarpia bevat meer venijn, maar in de handen van Tézier klinkt de Romeinse politiechef behalve malicieus en sarcastisch ook gepassioneerd en ongeduldig. Zowel in zijn jacht op Angelotti als in zijn gretig inkapselen van Tosca overheerst de gretigheid waarmee hij zijn doel nastreeft, op alle fronten, maar zelfs op de heftigste momenten blijft hij op en top de edelman die zich van zijn niveau en zijn afkomst bewust is. Daarbij heeft hij tegenover Gobbi het voordeel van een mooiere stem met een breder, egaler timbre dat na een respectabele carrière (hij is nu 57) nog niet het geringste rafeltje vertoont. In de pr rond deze opnamen lijkt het behalve om Harding vooral te draaien om de Cavaradossi van Jonathan Tetelman die als 'ster' naar voren wordt geschoven. Ten dele begrijpelijk, want al eerder constateerde ik dat deze Cubaans-Amerikaanse tenor een prachtige stem en een solide techniek weet te combineren met een intelligente frasering. (klik hier) Ook nu is zijn vertolking schitterend van klank en technisch onberispelijk, terwijl hij in straling menige befaamde voorganger overtreft. Als ik hem zou moeten vergelijken, denk ik zelfs aan d Franco Corelli in de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig, vóór diens overschakeling op hard-harder-hardst. Wel komt Tetelman hier in kleuring en dynamiek op mij minder genuanceerd over dan bijvoorbeeld als Rodolfo in een live-opname van La Bohème uit Berlijn. Zijn tekstbehandeling mist ook de detaillering die we horen bij Buratto en Tézier, maar dat neemt niet weg dat hij puur qua klank en muzikaliteit een van de best gezongen Cavaradossi's neerzet die ik ken. Ook hij weet ondanks de prachtige muziek van Puccini het personage niet echt veel reliëf te geven en eveneens mis ik de ondertoon van warmte en sentiment die ik hoor bij Gigli en in iets mindere mate bij Björling en Bergonzi. Dat neemt echter niet weg dat het op dit moment moeilijk zal zijn een tweede Puccini-tenor van dit niveau te vinden! De kleinere rollen zijn over de hele linie goed bezet, al komen zij dramatisch niet altijd krachtig over. Georgi Manoshvili is een betrouwbare Angelotti, Matteo Macchioni een licht gekarakteriseerde maar niet echt doortrapte Spoletta, Nicolò Ceriani een gedienstige Sciarrone en Costantino Finucci een brave cipier. Een minpuntje is de keurig zingende koster van Davide Giangregorio, terwijl de muziek ons over deze rol echt iets anders vertelt. Jammer ook dat voor de herdersknaap geen jongenssopraan is gekozen. De door Puccini opgeroepen sfeer vráágt gewoon om de combinatie van koebellen met een af en toe niet helemaal zuivere knapenstem. Theatersfeer is ook niet het sterke punt van een opname die er vooral op gericht lijkt om orkest en solisten zo klankrijk mogelijk uit de luidsprekers te laten komen. Verder is het cd-boekje erg sober gehouden, ondanks diverse glamourfoto's van het concert zelf. Behalve de synopsis is er een artikel over het concert met de titel 'Tosca komt thuis', maar op de componist, het werk en de solisten wordt niet ingegaan en van een libretto is geen sprake! _____________ index |
|