CD-recensie Triomf voor ensemblekunst
© Paul Korenhof, april 2017
|
Op 21 januari 1978 beleefde ik vanaf de tweede rij, met mijn neus bijna in de orkestbak, een van mijn grootste theaterervaringen. In mei 1977 was in Covent Garden voor het eerst sinds 1912 La fanciulla del west weer op het toneel gekomen en al heel snel was het werk daar een ware 'hit' geworden. Dat was zeker voor een groot deel te danken aan de sfeerrijke, tot in de kleinste details verzorgde productie van Piero Faggioni, vorig jaar nog eens hernomen voor Eva-Maria Westbroek, maar in het centrum van het succes stond natuurlijk Puccini's muziek in een vertolking met Carol Neblett en Plácido Domingo in de hoofdrollen en met Zubin Mehta als een Puccini-dirigent par excellence. Aansluitend op die eerste reeks werd de uitvoering voor de plaat opgenomen en voor het volgende seizoen plande de Royal Opera een tweede serie, besloten op die memorabele zaterdagmiddag 21 januari, een van die momenten waarop alles leek samen te vallen. Doordat het de enige matinee was in beide series, zat in de zaal een groot contingent liefhebbers 'van buiten', die zowel de spraakmakende productie als de zang van Domingo aan den lijve wilden meemaken. Achter het toneel heerste een sfeer van ontspanning en wellicht enige weemoed omdat het echt de laatste voorstelling zou worden, en daarbij kwam ook nog de verjaardag van Domingo. Het resulteerde in een voorstelling waarbij vanaf de eerste maat de vonken leken over te schieten, en die na een ovationeel slotapplaus culmineerde in een uitbundig meegezongen 'Happy Birthday To You'. Als herinnering bleef de opname van de rechtstreekse uitzending die de BBC die middag maakte, nog altijd een kostbaar bezit, ook nadat DGG de schitterend uitgegeven en technisch superieure lp's had uitgebracht. De uitgave was overigens een triomf voor de analoge opnametechniek in een tijd toen de klank nog 'gemaakt' werd door de producer en de uitvoerenden, en niet door de man achter de knoppen. De enige buitenstaander bij de opname was Sherrill Milnes die werd overgevlogen, nadat de Zweedse bariton Ingvar Wixell wegens indispositie verstek had moeten laten gaan. In het theater werd hij vervangen door Silvano Carroli, een vaste gast op het Londense operatoneel waar ik hem later regelmatig hoorde tegenover Domingo's Otello, maar die nooit een favoriet van mij werd. Daarvoor waren zijn stem en zijn voordracht te 'rauw', terwijl zowel Jack Rance als Jago ook fluweel moeten laten horen, Rance in zijn toenaderingen tot Minnie en Jago als dekmantel voor zijn venijn. Milnes toonde zich daarentegen ideaal voor de gepassioneerde en jaloerse sheriff, terwijl het feit dat hij regelmatig op het toneel van Covent Garden had gestaan, ertoe bijdroeg dat hij zich naadloos in het ensemble kon invoegen. Toen ik in juni 1977 een bezoek bracht aan de als studio ingerichte Watford Town Hall, lieten de technici mij vol trots een paar delen in quadrofonie beluisteren. Van dat systeem had ik echter niet zo'n hoge pet op, nog afgezien van het feit dat het optimale effect erg plaatsgebonden was. De analoge lp's heb ik echter altijd gekoesterd en als ik eerlijk ben: ik prefereer de warmere analoge klank daarvan zelfs nog steeds boven de heldere maar ook wat cleane cd-versie die DG in de jaren tachtig uitbracht. De 'remastering' op basis van de quadro-registratie komt als stereo-cd - mede door een hogere bitsnelheid? - dicht in de buurt van de lp-versie. Op een surround-installatie (en niet eens zo'n heel erg dure) is het effect echter verbazend, maar wel 'surround' en geen theaterakoestiek. Een goede afstelling van de achterste luidsprekers is dus een eerste vereiste, maar het resultaat komt heel natuurlijk over, terwijl de klank die van de lp in warmte lijkt te evenaren met daarbij meer helderheid en dieptewerking. En zoals ik al eens eerder constateerde, werkt dat door wanneer ik mij niet meer keurig tussen de luidsprekers bevind. Het geeft de suggestie alsof het geluid bezit neemt van de ruimte, zoals een uitgekiende belichting dat kan doen. Na twee dagen stoeien met de lp's, de cd's en de sacd's die ik zowel stereo als surround beluisterde, gaat mijn voorkeur uiteindelijk uit naar deze sacd-versie. De cd's heb ik inmiddels weggegeven, maar de lp's blijven in de kast staan, en niet alleen uit nostalgie. De presentatie door Pentatone biedt buiten de twee discs slechts een sober boekje met een summiere toelichting, dus op dat punt blijft de lp-uitgave onovertroffen. *********** Collega-recensent Joop Schrier, clavecinist, jazzpianist, steunpilaar van de Dutch Swing College Band en Puccini-specialist bij uitstek, wijdde in oktober 1978 een bespreking aan deze uitvoering waaraan ik geen woord hoef toe te voegen. Daarom publiceer ik hieronder (met toestemming van zijn erfgenaam) zijn recensie van de oorspronkelijke lp-uitgave: Nog eens overlezende wat ik ooit bij de heruitgave van de Decca- Fanciulla met Tebaldi, Del Monaco en Cornell MacNeil schreef, kom ik tot de conclusie dat in ieder geval één zinsnede voor herroeping in aanmerking komt: La fanciulla del west is typisch een opera die je niet moet zien, maar moet beluisteren'. De omstandigheid dat ik deze opera nooit heb kunnen zien heeft me waarschijnlijk parten gespeeld, maar in juni van het vorige jaar en in januari van dit jaar werd in Covent Garden een reeks opvoeringen gegeven die stormen van enthousiasme heeft veroorzaakt. Collega Korenhof, die de allerlaatste voorstelling meemaakte, gewaagt van een zeer functionele Hollywood-achtige enscenering, die iedere gedachte aan een soort spaghettiwestern in de kiem smoorde. De nu door DGG gepresenteerde opname is de neerslag van de voorstellingen in juni 77. De bariton Carroli, volgens Paul Korenhof een misbezetting, werd voor de opname vervangen door Sherrill Milnes, wat alleen maar pure winst kan zijn. Men kan zich voorstellen dat ik me na de enthousiaste verhalen met meer dan gewone belangstelling tot luisteren zette. Wel, het is inderdaad een bijzondere ervaring geworden. De rol van Minnie is een spécialité de La Maison Neblett (zij zong de rol al aan vele Europese operatheaters) en dat zij zich als een vis in het water voelt, is zonder meer hoor- en voelbaar. Haar stemkwaliteiten lenen zich bijzonder voor de rauw-dramatische sfeer waarin het werk zich voltrekt, maar de tederheid in haar betrekkingen tot de mannelijke hoofdfiguur weet zij al evenzeer te treffen. Plácido Domingo is een meer dan voortreffelijk partner, goed bij stem en kennelijk bezield door zijn tegenspeelster. Zo is het prachtige liefdesduet aan het eind van de eerste akte een bijkans onovertroffen situatieschets geworden, waarvan een toegewijd Puccini-adept niet genoeg kan krijgen. De overige rollen worden gezongen door Engelse vocalisten, die het over het geheel genomen voortreffelijk doen. De enige die bepaald onder de maat blijft is Anne Wilkens als de Indiaanse vrouw Wowkle: een wat benauwde stem, zonder expressie en met weinig theater-feeling gehanteerd. Met voldoening mag worden geconstateerd dat men tegenwoordig bij Covent Garden veel aandacht besteedt aan de linguïstiek. Op het Italiaans van de locale krachten valt nauwelijks aanmerking te maken; de enige uitzondering is, alweer, Anne Wilkens. Komende op Zubin Mehta als dirigent, een vat met lovende adjectieven zou hier dringend nodig zijn, maar laat me volstaan met op te merken dat hij La fanciulla del west een nieuw leven heeft ingeblazen met zijn magistrale directie, die zonder enige nadrukkelijkheid een gedetailleerd beeld geeft van een Puccini-partituur, waarvan velen - onder wie ikzelf - de draagwijdte tot dusver hebben onderschat. 'Nieuw leven', schreef ik zoëven, het heeft er alle schijn van dat de Londense voorstellingen als overdonderend kijkspel en met een zo intens muzikaal uitgewerkte partituur hebben gezorgd voor een tweede jeugd van La fanciulla, zoals Puccini zijn opera koesterend noemde. De technici van DGG hebben intussen een prestatie geleverd die al even memorabel is als de voorstellingen: een prachtig afgerond en verzadigd klankbeeld rolt stralend uit de speakers en laat geen wens onvervuld. Zo en niet anders moet anno 1978 een opera klinken. En zo, en niet anders, moet een tekstboek worden ingericht: drie verschillende essays over het werk (in vier talen), uitstekende artiestenfoto's, scènefoto's uit Covent Garden en géén ontluisterende opnamefoto's, plus natuurlijk het libretto. Kortom, een productie van formaat die ik vrijwel zonder reserve mag aanbevelen. - J. S. index |
|