|

CD-recensie
© Paul Korenhof, mei 2021
|
Lisette Oropesa - Ombra Compagna
Mozart: 'A Berenice ... Sol nascente' KV 70 - 'Alcandro, lo confesso ... Non so d'onde viene' KV 294 - 'Bella mia fiamma ... Resta, oh cara' KV 528 - 'Vorrei spiegarvi, oh Dio!' KV 418 - 'Chi sà, chi sà, qual sia' KV 582 - 'Misera, dove son!' KV 369 - 'Voi avete un cor fedele' KV 217 - 'Ah, lo previdi' KV 272 - 'Vado, ma dovè? oh Dei!' (KV 583) - 'Ah! se in ciel, benigne stelle' KV 538
Lisette Oropesa (sopraan)
Il pomo d'oro
Dirigent: Antonello Manacorda
Pentatone Classics PTC5186885 (sacd)
Opname: München-Sendling, aug. 2020
|
|
|
Mozart schreef voor de sopraanstem schitterende 'concertaria's' die een zangeres (ook) kon inpassen in de opera waaruit de tekst afkomstig was. Zij zijn alleen nooit bedoeld om op een cd van ruim 81 minuten tien ervan achter elkaar te laten uitvoeren. Zelfs als liefhebber van dit repertoire kan ik mij levendig voorstellen dat menigeen na een paar aria's uitgeluisterd raakt op steeds weer dezelfde stem in muziek die in feite ook niet veel variatie biedt.
Desondanks begon ik welgemoed aan de debuut-cd van de Cubaans-Amerikaanse Lisette Oropesa, een van de meest getalenteerde zangeressen van dit moment, zoals ik onlangs nog heb uiteengezet n.a.v. de verfilming van La traviata uit Rome (klik hier). Haar heldere timbre met een onmiskenbare 'kern' doet denken aan enkele Franse sopranen uit de vorige eeuw, terwijl haar virtuositeit en de souplesse waarmee zij de moeilijkste coloratuurpassages realiseert, momenteel door weinigen geëvenaard wordt.
Toch zette ik halverwege de cd-speler op pauze, niet uit teleurstelling, maar omdat ik behoefte kreeg aan iets anders. Alleen begon het daarmee pas goed, want vanaf dat moment wisselden de uitvoeringen elkaar af, waarbij ik vooral Gundula Janowitz, Kiri Te Kanawa en Edita Gruberova in de vergelijking betrok. Natuurlijk legde ik daar steeds de nieuwe cd naast en in dit gezelschap bleek de nu 38 jaar oude Oropesa zich uitstekend stand te houden.
Ondertussen bleek steeds duidelijker dat het gevoel van 'veel van hetzelfde' in hoge mate werd opgeroepen door Il Pomo d'Oro, een groep uitmuntende musici met een authentiek instrumentarium, maar gespecialiseerd in een 'moderne' Mozart. De nadruk ligt daarbij meestal op vlot en pittig, terwijl klank en frasering ontdaan zijn van alles wat doet denken aan 'romantische kleuren'. En als Mozart's aria's soms ook nog op elkaar lijken, wordt de mate van afwisseling steeds kleiner.
Aanvankelijk was ik zo nieuwsgierig naar de prestaties van de zangeres, dat het even duurde eer ik mij realiseerde dat dezelfde Antonello Manacorda in 2018 bij DNO Die Zauberflöte had gedirigeerd. Toen constateerde ik al een aanpak die vooral gericht leek op het muzikale effect, en die de solisten soms flink in de kou liet staan (klik hier). Over het nut van een debuut-cd met tachtig minuten concertaria's kunnen we twisten, maar Oropesa had wel een dirigent verdiend met meer aandacht en vooral meer gevoel voor de zang van zijn solisten!.
Op stem en techniek van Oropesa is weinig aan te merken, hooguit dat het timbre in de hoogte soms aan karakter inboet en dat haar ondergrens zich nog iets te snel manifesteert. De vergelijking met Edita Gruberova, wier stem de hare dicht benadert, toont bovendien dat de Slowaakse in de hoogte makkelijker komt tot een pp 'fil di voce', terwijl Oropesa meer ademsteun en iets meer volume nodig heeft. Wel dateert de gebruikte opname van Gruberova uit 1991 toen zij ruim tien jaar mee ervaring had met het grote repertoire, en wellicht nog belangrijker: zij werkte daarbij samen met Nikolaus Harnoncourt.
Blijven we even bij Oropesa-Gruberova, dan blijkt dat beiden elkaar in een aria als 'Vorrei spiegarvi' vocaal weinig ontlopen. In het openings-adagio liggen zij vaak zo dicht bij elkaar dat ik soms zelfs even niet wist naar wie ik luisterde. Wel is Oropesa hier beter verstaanbaar en gebruikt zij de tekst meer voor haar expressie, waardoor zij mogelijk in aaneengesloten passages iets meer ademtijd nodig heeft.
Gruberova trekt daar (o.a. in maat 17 en 53) een vloeiender lijn, waardoor zij de met Harnoncourt opgebouwde sfeer versterkt. Technisch blijft het echter een verschil op punten. Bij de hoge E's in maat 73-74 doen beiden niet voor elkaar onder en Oropesa's triller op 'tacer' is misschien zelfs subtieler dan die van haar voorgangster.
Het verschil zit vooral in de totaliteit. In perfecte samenwerking maken Harnoncourt en Gruberova de aria tot een ononderbroken sfeerbeeld, bijna als één lang, subtiel uitgesponnen legatoboog, totdat vier maten vóór het allegro het woord 'piangere' de omwenteling inleidt. Dan slaat de stemming om, maar in opbouw, frasering, kleuring en alles wat maar met sfeer te maken heeft, blijven Gruberova en Harnoncourt in volmaakte harmonie op elkaar reageren, als een artistieke tweeëenheid.
Bij Oropesa en Manacorda horen we iets totaal anders. Hier wordt een virtuoze zangeres begeleid door een pittig authentiek ensemble waarbij de dirigent zijn best doet om zowel de samenklank als de virtuositeit zo goed mogelijk te laten uitkomen. Aan de zangeres wordt het daarbij overgelaten om sfeer en emoties op te roepen. Ook op dat punt verdient Oropesa alle lof, maar zij moet dat alleen doen en mist de inspirerende steun waardoor haar zang kan uitgroeien tot meer dan een muzikaal uitstekende vertolking.
Bij de overige aria's constateerde ik dat ook zangeressen als Janowitz en Te Kanawa vaak meer sfeer en emoties laten doorklinken. Zij worden echter wel begeleid door dirigenten van de oude stempel die gepokt en gemazeld zijn in het omgaan met vocalisten. Hoe muzikaal haar vertolkingen ook zijn, daarnaast komt Oropesa soms weinig verder dan een imposante vocalistiek.
Te Kanawa, Janowitz en Oropesa heb ik intensief kunnen vergelijken dankzij het feit dat hun recitals drie aria's (KV 272, 528, 583) gemeen hebben. Te Kanawa liet ik echter snel links liggen. Haar constant romige timbre in alle registers en dynamische schakeringen verschilde zo sterk van de heldere kleuren bij Oropesa, dat een eventuele voorkeur te veel een kwestie van smaak dreigde te worden.
Het iets slanker en meer 'open' timbre van Janowitz paste in dit kader beter en het grootste contrast kwam naar voren in de vergelijking van 'Vado, ma dove?'. Het recitatief wordt bij Janowitz meteen al gekleurd door introverte intimiteit, culminerend in een prachtig morendo 'oh Dei', terwijl Oropesa klinkt alsof zij de hele wereld van haar gevoelens deelgenoot wil maken. En niet alleen de wereld: ook de aangeroepen godheid die zij met een kleine versiering op haar woorden tracht te attenderen.
Janowitz laat een met vloeiender opgebouwd recitatief volgen door een steeds meer verstilde aria waar zij het crescendo aan het slot prachtig inpast door het dynamische contrast beperkt te houden en door ook nog op de laatste noten licht terug te nemen. Bij Oropesa horen we een extraverte, heel wat minder intieme aria, afgesloten met een 'che dubitar mi fa' dat als nadrukkelijk statement uit de luidsprekers komt. En bij mij overheerst dan het gevoel dat Janowitz en dirigent Wilfried Boettcher gezamenlijk een boodschap willen overbrengen, terwijl Oropesa samenwerkt (want dat gebeurt zeker!) met een enthousiaste dirigent die er vooral op uit is zo goed mogelijk te musiceren.
Opvallend bij Oropesa is bovendien haar wisselende aandacht voor de tekst. Nu eens is die uitstekend (bijvoorbeeld in 'Bella mia fiamma'), dan weer lijkt de articulatie en differentiatie van klinkers en medeklinkers heel wat minder aandacht te krijgen.
Een voorbeeld biedt het terugkerende 'perdona' in 'A Berenice': drie zwak gearticuleerde lettergrepen waarvan de eerste meer op [puhr] dan op een helder [pèr] lijkt ,en waarbij af en toe onduidelijk is of zij 'perdona' dan wel 'perdono' zingt. Het lijkt soms ook of zij in de subtekst van bepaalde aria's beter thuis is doordat zij in die muziek met meer aandacht gecoacht is (voor eerdere uitvoeringen?), en of zij andere 'op eigen houtje' voor deze cd heeft ingestudeerd.
Duidelijk is bij dat alles dat Manacorda niet behoort tot de dirigenten die hun carrière als repetitor van zangers begonnen zijn. Jammer. Juist bij dit recital verdient Oropeso de samenwerking met een ervaren coach die niet alleen werkt op uitspraak, sfeer, frasering en kleuren, maar die ook nog eens in staat is dat te vertalen naar de samenwerking met het orkest.
In de tweetalig afgedrukte zangteksten - 'lyrics' genoemd, alsof het musicalteksten zijn - werkt verhelderend dat waar mogelijk de dramatisch context werd meegenomen. Zo staat bij 'Bella mia fiamma' uit Cerere placata aangegeven, welke regels Titano tot zijn geliefde Proserpina richt en welke tot andere personages. Daarbij ontbreekt echter de vermelding dat hij in de oorspronkelijke tekst niet zingt over 'il mio furor', maar over 'il tuo furor'. Ten onrechte wordt het werk zelf in de toelichting bovendien 'opera' genoemd in plaats van 'festa teatrale' of 'serenata'.
Technisch voldoet de cd aan de hoge standaard die we kennen van de meeste uitgaven van Pentatone. Evenals bij de recente uitgave van La fanciulla del west (klik hier) werd het cd-boekje echter weer vastgeplakt aan de klaphoes met de cd. Wel is het resultaat nu beter handelbaar omdat het gaat om een slechts tweedelige klaphoes, maar handig is anders.
|
|