CD-recensie

 

© Paul Korenhof, oktober 2022

Leoncavallo: Zingari

Krassimira Stoyanova (Fleana), Arsen Soghomonyan (Radu), Stephen Gaertner (Tamar), Lukasz Golinski (Il vecchio)
Opera Rara Chorus
Royal Philharmonic Orchestra
Dirigent: Carlo Rizzi
Opera Rara OPC 61
Opname: Londen, 28 november-1 december 2021

   

Zingari (Zigeuners) in 1912 geschreven voor het Londense Hippodrome, bleef tot de dood van de componist diens enige opera die de populariteit van de twintig jaar oudere Pagliacci enigszins kon evenaren. Daarbij is ook Zingari een eenakter rond personages die voor de brave burgers uit die tijd iets exotisch hadden met een vrouwelijke hoofdpersoon die een relatie aanknoopt met een man buiten de groep waartoe zij zelf behoort, en ook hier eindigt het drama met de gewelddadige dood van een liefdespaar.*)

De problemen rond Zingari ontstonden toen Leoncavallo de opera ging herzien met de bedoeling het werk, dat toch al tien minuten korter duurde dan Pagliacci, nog beknopter te maken. Veel werd echter onduidelijk toen het oorspronkelijke materiaal in 1943 bij een bombardement verloren ging. De eerste versie is daardoor alleen als Leoncavallo's eigen klavieruittreksel bewaard gebleven, terwijl we het voor de orkestratie moeten stellen met een exemplaar van de beknopte versie uit 1942 van de bekorte versie. Aan de hand van die beide versies heeft Opera Rara de door de componist geschrapte muziek (circa zes minuten) opnieuw laten orkestreren en die reconstructie van de eerste versie die in 1912 in Londen werd uitgevoerd, ligt nu ten grondslag aan deze cd.

Mijn indruk op basis van beide versies is dat het werk wellicht niet onder ideale omstandigheden ter wereld is gekomen. Het enorme succes van Pagliacci bleef hem achtervolgen als een aansporing om toch maar weer iets in dezelfde trant te schrijven en de opdracht van het Londense Hippodrome kwam hem ook om financiële redenen bijzonder goed uit. Het Hippodrome wach echter geen conventioneel operatheatere, maar een 'music hall' die zijn bezoekers, voornamelijk middenstandersmet een ontwakende culturele interesse, een gevarieerd programma 'voor het hele gezin' voorzette, inclusief acrobaten, goochelaars en wilde beesten.

Voor Leoncavallo was duidelijk dat het een korte opera moest worden met veel drama, de mogelijkheid tot kleurrijke toneelbeelden en liefst ook een spectaculaire slotscène, iets te veel naar dramatisch effectwerk heeft gestreefd, en die indruk wordt versterkt door het feit dat het werk vanwege een première binnen het gevarieerde programma van een Londens 'music hall' niet meer dan ongeveer een uur mocht duren. De stof vond hij in hetzelfde gedicht van Poesjkin dat ten grond slag lag aan de novelle Carmen van Prosper de Mérimée en de parallellen met de opera van Bizet zijn dan ook duidelijk.

Veel drama en veel vaart in een opera van nauwelijks een uur leidt echter wel tot muziek die niet altijd ideaal is als achtergrondmuziek bij het afstoffen. Korte soli en snel wisselende scène leiden niety alleen tot een opera die aandacht vraagt voor het libretto, maar een groot verschil tussen Zingari met Pagliacci is ook dat in Pagliacci meer rustpunten in zitten, en dat die rustpunten ook langer zijn met grotere melodische bogen.

Zingari laat daarentegen veel sterker doorlopende stroom dramatiek horen met kortere melodische rustpunten. Bovendien blijkt uit de vergelijking van beide versies dat Leoncavallo's bekortingen om het werk compacter te maken, vooral zitten in herhalingen en rustpunten (waaronder een deel van Tamar's 'canto notturno' aan het slot van de eerste episode). Het werk werd daardoor inderdaad beknopter, maar de handeling werd meer een voortdenderende trein die niet gestopt kan worden.

Een ander verschil blijkt uit een VARA-matinee uit 1963. Als Fleana en Tamar zich aan het slot hebben teruggetrokken in een hut die vervolgens door de jaloerse Radu in brand wordt gestoken, eindigt de opera oorspronkelijk met het verzoek van Fleana's oude vader aan de stamleden om de booswicht maar te laten lopen: 'Lasciatelo! È pazzo' ('Laat hem maar gaan! Hij is gek!'). Dat einde werd ook gekozen voor een uitvoering in Turijn in 1975, maar de VARA liet Leoncavallo's eigen tweede versie horen, waarbij Radu zich na zijn wandaad van het leven berooft en de Vecchio de opera eindigt met 'Maledetto!' ('Vervloekt!').

Dat het streven naar dramatiek bij deze 'herontdekking' door Opera Rara ook hoog genoteerd staat in de uitvoering, spreekt voor zich. Het is of dirigent en solisten er alles aan willen doen om ons te overtuigen dat Zingari echt een goed voorbeeld van verismo is. Dat viel vooral op in vergelijking met de VARA-opname onder Fulvio Vernizzi. Ook daar is duidelijk dat de temperatuur in dezre opera hoog kan oplopen, maar wel werd daar af en toe iets meer afstand genomen en ook kreeg ik het gevoel dat de solisten - Jan Derksen als Tamar voorop - meer een dialoog met het publiek aangingen.

Dat neemt niet weg dat ik met bewondering heb zitten luisteren naar het pleidooi van Carlo Rizzi, het London Philharmonic Orchestra en een bijzonder sterk solistenkwartet. Even was ik bang dat Krassimira Stoyanova iets te ouwelijk zou klinken voor het zigeunermeisje Fleana, maar dat valt heilig mee. Bovendien vraagt de rol om minstens evenveel dramatiek als Santuzza in Cavalleria rusticana , terwijl in de karakterisering het zelfbewuste en de karaktervastheid moeten doorklinken van Carmen, een personage dat tenslotte naar hetzelfde voorbeeld gemodelleerd is. En dan blijkt de Bulgaarse toch ook weer een zangeres die van woord tot woord en van noot tot noot niet alleen in haar tekst de juiste emoties laat doorklinken, maar die daarbij ook razendsnel van emotie kan wisselen. Erg knap!

De Don José in het stuk is Radu, een adellijke buitenstaander die niet bij de stam behoort en met wie Fleana een ritueel gesloten huwelijk aangaat. Evenals Carmen zet zij echter na verloop van tijd een punt achter die relatie omdat zij op haar partner uitgekeken is. Als zij zich dan weer wendt tot haar jeugdvriend Tamar en zich openlijk met hem terugtrekt in een hut (en niet om te klaverjassen!), slaan bij Radu alle stoppen door. Hij sleept ijlings wat strobalen aan, steekt die in brand en kijkt vergenoegd toe hoe zijn vrouw samen met zijn rivaal in de vlammen omkomt.

Bij zijn opkomst presenteert Radu zich overigens als een man van adel die de geneugten van de beschaving wil ruilen voor een vrij leven in de natuur, zonder te weten wat de volgende dag brengen zal. De ommezwaai naar moordlustige jaloezie ligt niet helemaal in de lijn van zijn openingsaria, maar het dient gezegd dat Arsen Soghomonyan er alles aan doet om het geloofwaardig te maken. Zo'n partij vraagt overigens wel om een tenor die niet klinkt als een jandoedel, eerder als een Otello in de dop, en met deze zanger had Opera Rara de ideale bezetting in huis. In de bijna drie jaar geleden uitgebrachte opname van Puccini's Le Willis vond ik hem nog wat monotoon, maar Roberto in die opera is ook een beduidend minder interessante, bijna kleurloze figuur, en bovendien krijg ik de indruk dat de Armeense tenor in de tussenliggende tijd aanzienlijk gegroeid is. Alleen moet hij uitkijken dat hij in zijn voordracht niet de larmoyante kant uit gaat.

Van de drie hoofdpersonen is de dichter Tamar het meest romantische personage, binnen het drama, maar ook als karakter. Het blijkt een kolfje naar de hand van de Amerikaanse bariton Stephen Gaertner die we nog niet zolang geleden bij opera Rara hoorden als Cascart in Leoncavallo's Zazà. Daar miste hij nog iets van het overwicht van een man met levenservaring, maar hier overtuigt hij volledig als jonge dichter die eerst moet toezien hoe zijn geliefde door een ander wordt weggekaapt, maar die haar tenslotte toch in zijn armen mag sluiten.

Een Vecchio (oude man) met persoonlijkheid van de Poolse basbariton Lukasz Golinaske en sfeerrijke bijdragen van het Opera Rara Chorus ronden de de uitvoering af. De uitgave is afgerond met een cd-boekje waarin naast het libretto en een uitvoerige toelichting (beide zéér leesbaar gedrukt!) dit keer ook de biografieën van de solisten werden opgenomen. Eén schoonheidsfoutje: de tracklijst vermeldt een ouverture van drie en een halve minuut, gevolgd door een koorscène van anderhalve minuut, maar in het libretto en op de cd vormen openingsmaten en koorscène de eerste track, terwijl de tweede begint als Tamar de komst van Radu aankondigt.

_____
*) Een andere overeenkomst is de verwarring rond een titel die in beide gevallen iets algemeens aangeeft, maar die door toevoeging van het lidwoord opeens een concrete inhoud krijgt: I Pagliacci en Gli zingari. Die laatste opera gaat echter niet over 'de zigeuners', maar over de normen en de levenssfeer (of wat men daarbij veronderstelde) bij de Oost-Europese Roma in het algemeen. De aanduiding 'de paljassen' is zelfs pertinent fout. De commedia dell'arte kent diverse clowns en drie van hen komen voor in Pagliacci: Paljas. de tragische clown, Taddeo, de schelmse clown, en Arlecchino, de speelse, romantische clown. In een komedie kan echter maar één Paljas (of Taddeo of Arlecchino) voorkomen en met de titel Paljassen gaf Leoncavallo geen meervoud aan, maar iets als 'dit kan ons allemaal overkomen'. (Zo'n niet op begrip gestoelde concretisering zien we trouwens ook regelmatig bij Götterdämmerung, Königskinder en Schubert's Winterreise.)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links