CD-recensie

 

© Paul Korenhof, september 2023

Alfredo Kraus - The Early Years

Bellini: La sonnambula, I puritani
Bizet: I pescatori di perli
Cherubini: Alì Babà
Donizetti: Don Pasquale, Lucia di Lammermoor
Rossini: Il barbiere di Siviglia
Verdi: Rigoletto, La traviata

Alfredo Kraus (tenor)
Maria Callas, Fiorenza Cossotto, Gianna d'Angelo, Mirella Freni, Renata Scotto, Teresa Stich-Randall, Ettore Bastianini, Raffaele Arie, Sesto Bruscantini, Renato Capecchi, Fernando Corena, Attilio d'Orazi, Mario Sereni, Giuseppe Taddei. Ivo Vinco e.v.a.
Diverse orkesten en dirigenten
Pan Classics PC 10449 (20 cd's)

 

De Spaanse tenor Alfredo Kraus (1927-1999), voor velen de ideale belcantotenor, was een tenore lirico-leggiero in de traditie van Dino Borgioli en Tito Schipa met een fenomenale techniek en een aristocratische voordracht. Fans van een 'grote stem' als Franco Corelli behoorden meestal niet tot zijn bewonderaars, maar voor liefhebbers van puur bel canto gold hij als 'de prins onder de tenoren'. Daarnaast werd hij op handen gedragen door op technisch en stilistisch perfecte zang gerichte collega's als Joan Sutherland en Renata Scotto. De laatste vertelde mij ooit dat hij niet alleen een vriend en een favoriete collega was, maar dat zij ook in haar beginjaren (zij scheelden overigens maar zeven jaar) bijzonder veel aan zijn adviezen te danken had.

Kraus begon zijn openbare optreden in de jaren vijftig in Spaanse zarzuela's en presenteerde zich in 1956 in Cairo als de hertog in Verdi's Rigoletto met zijn eerste grote operarol. Het werd het begin van een lange en opmerkelijke zangcarrière, waarbij hij tot zijn dood toe probleemloos hoofdrollen kon blijven zingen. Aan zijn timbre was te horen dat hij ouder werd, maar zijn techniek bleef tot het laatste moment op peil dankzij een uitzonderlijke discipline. Nooit zong hij twee rollen door elkaar (en zeker niet rollen van verschillende componisten) en hij vermeed vrijwel iedere rol die hij als te zwaar beschouwde.

Geen Puccini dus met uitzondering van één incidenteel optreden in La Bohème op verzoek van de bevriende directeur van een niet al te groot theater. Wel Hoffmann in Les Contes d'Hoffmann en de titelrol in Werther, die beide eigenlijk ook te zwaar waren, maar die door de Franse stijl van de muziek, waarbij verstaanbaarheid van de gezongen tekst voorop stond, nergens dwongen tot vocaal krachtvertoon. Werther werd zelfs zijn grote glansrol waarin ik hem nog in de jaren negentig in de Opéra Comique hoorde; het zou ook zijn laatste rol geweest zijn als zijn ziekte hem niet had gedwongen enkele voorstellingen in de zomer van 1999 in Madrid af te zeggen.

Mede als gevolg van zijn instelling die de muziek boven vrijwel alles stelde, maakte Kraus minder officiële opnamen dan men van een tenor van zijn niveau zou verwachten. Zijn hele carrière draaide om zijn zang, waarbij hij niet alleen technische perfectie nastreefde, maar ook een bijna fanatiek volgehouden artistieke integriteit. Zijn weerstand tegen de muzikale commercie is bekend (hij gaf openlijk blijk van zijn afkeer van het muzikale circus van de 'drie tenoren') en als gevolg daarvan bleef hij bewust tijdens een groot deel van zijn carrière exclusief verbonden aan een klein Spaans platenlabel.

Uit de jaren daarvoor stammen een Rigoletto onder Gianandrea Gavazzeni, Così fan tutte onder Karl Böhm en een tweede Rigoletto plus een Falstaff onder Georg Solti, vier nog altijd toonaangevende uitvoeringen. Pas in een laat stadium liet hij zich overreden om nog enkele opnamen voor grotere labels te maken en daaraan danken we onder meer Werther met Tatiana Troyanos, Manon met Ileana Cotrubas, Roméo et Juliette met Catherine Malfitano, Lucia di Lammermoor met Edita Gruberova en I puritani met Montserrat Caballé.

Gelukkig bezitten we eveneens talloze live-opnamen (van Werther meer dan een half dozijn), al zijn diverse oudere technisch niet ideaal en evenmin vrij van toneelgeluiden, terwijl soms de souffleur prominent aanwezig is. In een doosje met twintig cd's zijn acht van die opnamen, waaronder een legendarische La traviata met Callas, samengebracht met Kraus' eerste commerciële Rigoletto en een radio-opname van De parelvissers. De doos bevat verder een simpel cd-boekje met een inleiding van Manuel Brug en van iedere opera zowel de rolverdeling als de tracklist. Hopelijk volgt er ook nog een opname van 'de latere jaren' met La favorita, L'elisir d'amore, La figlia del reggimento, Werther (in het Italiaans èn in het Frans), Les Contes d'Hoffmann, Faust, Roméo et Juliette, Manon en Doña Francisquita.

Alì Babà - Milaan, 13 juni 1963
Teresa Stich-Randall, Orianna Santunione, Wladimiro Ganzarolli, Paolo Montarsolo - dirigent: Nino Sanzogno
Veruit het belangrijkste onderdeel van de huidige uitgave (en daarom begin ik er ook mee) vinden we op cd 15 en 16: Alì Babà (oorspronkelijk: Ali Baba, ou Les quarante voleurs), de laatste en omvangrijkste opera van Luigi Cherubini, waarvan dit nog steeds de enige representatieve opname is.

Het libretto van Eugène Scribe (hier in een Italiaanse vertaling) is zijdelings gebaseerd op het sprookje uit Duizend-en-één Nacht. Hoofdpersoon is de arme Nadir die wil trouwen met Delia, de dochter van de rijke en gierige koopman Ali Baba. De laatste geeft zijn dochter echter liever aan de rijke Abul-Hassan, ook al omdat die als inspecteur van de belastingen een oogje moet toeknijpen bij de veertig zakken dure koffie die Ali Baba illegaal heeft geïmporteerd. Nadir ontdekt dan de grot van de veertig rovers, verraadt zijn geheim aan Ali Baba in ruil voor de hand van diens dochter, maar door de domheid en de onbetrouwbaarheid van zijn toekomstige schoonvader dreigt zijn huwelijk alsnog de mist in te gaan.

Dat alles aan het einde van een flinke opera in vier bedrijven toch goed afloopt, is mede te danken aan de rovers zelf. Die verstoppen zich namelijk in de koffiebalen van Ali Baba, waarna Abul Hassan, verbolgen over het gedraai van Ali Baba, die zakken in brand laat steken in de mening dat zij vol illegaal geïmporteerde koffiebonen zitten. Al met al een echte Scribe-bewerking, dramaturgisch rammelend maar wel kleurrijk theater en door Cherubini voorzien van een partituur die beslist verdient om af en toe gehoord te worden.

Dat laatste vond de Scala zestig jaar geleden ook en daaraan danken we deze uitvoering met Alfredo Kraus als Nadir (geschreven voor Adolphe Nourrit), de onvolprezen Teresa Stich-Randall als Delia en Orianna Santunione als de gedienstig Morgana, een rol die Cherubini schreef voor de grote Cornélie Falcon, die drie jaar na de première in 1833 de rol van Valentine in Les Huguenots zou creëren. De hele bezetting is trouwens uitstekend (met een prachtige cameorol van Piero De Palma als een van de rovers) en dirigent Nino Sanzogno heeft de muzikale touwtjes stevig in handen. Ik kende de uitvoering van een weinig aantrekkelijke uitgave van Nuova Era, maar de klank van deze nieuwe kopie is daaraan veruit superieur.

La traviata - Lissabon, 27 maart 1958
Maria Callas, Mario Sereni - dirigent: Franco Ghione
Overzien we de overige uitvoeringen in de volgorde waarin zij worden gepresenteerd, dan moet ik beginnen met een welbekende La traviata uit Lissabon, waarin Kraus een jeugdige en voor zijn doen zelfs onstuimige Alfredo neerzet. Het blijft echter op de eerste plaats de opname van Maria Callas. Zij nam Violetta commercieel alleen op voor Cetra in een verder matige uitvoering, maar gelukkig bezitten wij diverse live-opnamen waarvan er zeker drie technisch en artistiek representatief zijn. De beste klank bezit deze opname uit Lissabon die ook 'officieel' werd uitgebracht. De cd's van Pan zijn iets helderder van klank (zonder scherp te worden) en presenteren het werk als uitzending van de Portugese radio die wordt voorafgegaan door enkele woorden van Callas zelf. Aanbevolen!

Il barbiere di Siviglia - Napels, juli 1958
Renata Scotto, Aldo Protti, Carlo Badioli, Enrico Campi - dirigent: Vincenzo Bellezza
Technisch een van de minste uitgaven in deze doos, ook omdat de uitvoering door het ensemble van het Teatro San Carlo werd opgenomen in de Arena Flagrea met alle nadelen van dien, waaronder overvliegende vliegtuigen. (Ik krijg tijdens 'Contro un cor' zelfs de indruk dat een sportvliegtuigje met opzet boven de arena blijft cirkelen). Jammer want de uitvoering is zeker interessant, al was het maar omdat we de jonge Renata Scotto horen in een rol die zij later waarschijnlijk nooit meer gezongen heeft en waaraan zij ook voorbijgaat in haar memoires. *)

I pescatori di perli - RAI Milaan, oktober 1960
Pia Malgarini, Giuseppe Taddei, Carlo Cava - dirigent: Armando La Rosa Parodi
Uit de jonge jaren van Kraus dateren drie opnamen van De parelvissers, alle in het Italiaans en in een toen in de theaters gebruikelijke versie. Nu vind ik een uitvoering in het Italiaans op zich geen probleem, maar wel dat de stijl ook helemaal Italiaans is. Aan een Franse 'voix mixte' was Kraus in 1960 nog niet toe en Giuseppe Taddei zingt Bizet's Zurga met dezelfde dramatiek waarmee hij Don Carlo in Verdi's La forza del destino zou zingen, De sopraan klinkt ietwat scherp en provinciaals, maar de stereo-opname blijkt na 73 jaar nog uitstekend.
Als toegift bevat de tweede cd het eerste bedrijf uit een live-opname uit Napels uit januari 1959 met Ferruccio Tagliavini, Ugo Savarese en de ondergewaardeerde Marcella Pobbe. De klankkwaliteit ligt lager en in deze Kraus-anthologie komt het wat vreemd over, maar het is een leuk extraatje voor de verzamelaar.

Rigoletto - Florence, 1960
Renata Scotto, Fiorenza Cossotto, Ettore Bastianini - dirigent: Gianandrea Gavazzeni
De Rigoletto die Gianandrea Gavazzeni in 1960 (eveneens in stereo) opnam met het ensemble van de Maggio Musicale Fiorentino, behoort nog altijd tot mijn favoriete opnamen. Kraus zou de rol van de hertog later ook nog opnemen onder Solti en Levine, maar zou de jeugdige lyriek en de onbekommerde voordracht die we hier horen, niet meer overtreffen. De jonge Scotto is de ideale Gilda, spontaner in haar frasering dan enkele jaren later onder Kubelik, het echtpaar Cossotto (Maddalena) en Vinco (Sparafucile) is moeilijk te overtreffen en Gavazzeni maakt er een volbloed Italiaanse uitvoering van die op dat punt alleen overtroffen zou worden door de opname van Giulini voor DGG. Blijft over: de titelrol van Ettore Bastianini. Ik hoor heel goed dat Gobbi en Cappuccilli dieper in het karakter doordringen, maar de gulle klank en de pure italianità van Bastianini bezitten een bekoring waaraan ik mij niet kan onttrekken.

Rigoletto - Triëst, 2 maart 1961
Gianna d'Angelo, Bruna Roncini, Aldo Protti - dirigent: Francesco Molinari-Pradelli
Een Rigoletto die ik nog niet kende blijkt artistiek en technisch een verrassing. Om te beginnen klinkt de live-opname (uit het Teatro Comunale 'Giuseppe Verdi' in Triëst) voor een ruim zestig jaar oude live-opname opmerkelijk goed met weinig bijgeluiden, een gedisciplineerd publiek en een ronde theaterakoestiek. Voor mij treft Kraus het karakter van de hertog hier nog beter dan in zijn studio-opnamen en het is alleen jammer dat de toenmalige theatertraditie hem van zijn cabaletta beroofde. Tegenover hem staat de nu vrijwel vergeten Gianna d'Angelo, in die tijd de beste coloratuursopraan van Italië met een meisjesachtig timbre en een voor die stemsoort opvallend breed kleurenpalet. En Aldo Protti laat wederom horen dat hij met zijn brede bariton als stemacteur weinig onderdoet voor Giuseppe Taddei. De overige rollen zijn minder opvallend, maar onder leiding van de ervaren Francesco Molinari-Pradelli is het een uitvoering die ik beslist niet voor het laatst beluisterd heb.

La sonnambula - Venetië, 26 mei 1961
Renata Scotto, Marisa Zotti, Ivo Vinco - dirigent: Nello Santi
Deze Sonnambula uit het Teatro La Fenice is de grote frustratie van menige Bellini-liefhebber. De combinatie Scotto-Kraus is ideaal, maar hun enige opname van dit werk, dat geen van beiden bovendien ooit commercieel heeft opgenomen, laat technisch het nodige te wensen over. Wie zich daaroverheen kan zetten, en vooral over de constante zoemtoon op de eerste cd, hoort echter een uitvoering uit duizenden, al was het maar vanwege Kraus' 'Tutto è sciolto'. Wie echt geïnteresseerd is, raad ik de uitgave van Opera d'Oro aan (OPD-1305 - met als datum 2 mei 1961, maar dezelfde uitvoerig); vooral de eerste cd klinkt daar duidelijk beter doordat de zoemtoon redelijk is uitgefilterd zonder dat de klank verder werd aangetast.

I puritani - Modena. 26 december 1962
Mirella Freni, Attilio d'Orazi, Raffaele Arie - dirigent: Nino Verchi
Voor deze opname, hoewel redelijk van klank, kan ik niet warm lopen. Arturo Bucklaw was een van Kraus' beste rollen, maar Freni, hoe charmant ook, is geen Bellini-zangeres en behalve de bijdragen van de tenor is eigenlijk alleen de openingsaria van de bariton Attilio d'Orazi interessant. Nino Verchi dirigeert niet alleen routineus, maar koos ook een zwaar gecoupeerde versie waarin 'Credeasi misera' werd gedegradeerd tot een slap duet dat weinig met oorspronkelijke ensemble te maken heeft.

Lucia di Lammermoor - Florence, 23 juli 1963
Renata Scotto, Sesto Bruscantini, Paolo Washington - dirigent: Bruno Rigacci
Kraus en Scotto samen in een opera die hun op het lijf geschreven lijkt, wat onomstotelijk blijkt ook uit de diverse opnamen die wij van beiden bezitten. Juist hier, waar zij samen op het toneel staan, valt het resultaat echter tegen. Dat kan liggen aan de routineuze directie, aan de vlakke en dichtslibbende opname en/of gewoon aan de omstandigheden. De ene voorstelling lukt gewoon beter dan de andere en als de klank technisch dan ook nog heel matig is, is het resultaat niet meer dan een curiositeit.

Don Pasquale - Napels, 7 september 1963
Gianna d'Angelo, Renato Capecchi, Fernando Corena - dirigent: Alberto Erede
De laatste opera, afkomstig uit het Teatro San Carlo, is een heerlijke uitsmijter in de beste zin des woords. Kraus, voor mij de beste Ernesto na Tito Schipa, is goed op dreef en de Norina van Gianna d'Angelo is ronduit ideaal. Haar toenmalige echtgenoot Renato Capecchi is een raskomediant en een zanger-acteur in de beste Italiaanse traditie, terwijl Fernando Corena, een even groot komediant en als zanger en acteur nog een klasse beter, een kwart eeuw lang gold als de Don Pasquale bij uitstek. Het aantal complete opnamen met hem in de titelrol overtreft zelfs het aantal Norma's dat wij van Callas bezitten. Alberto Erede, een specialist voor Verdi en Puccini, blijkt ook hier op zijn plaats en we danken deze live-opname aan een uitmuntend bewaard gebleven uitzending van de BBC.

_______________
*) Renata Scotto/Octavio Roca: More Than a Diva (New York/Londen, 1984)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links