![]() CD-recensie
© Paul Korenhof, oktober 2010
|
||
Jonas Kaufmann - Verismo ariasFragmenten uit opera's van Zandonai (Giulietta e Romeo), Giordano (Andrea Chénier, Fedora), Cilea (L'Arlesiana, Adriana Lecouvreur), Leoncavallo (La Bohème, Pagliacci), Mascagni (Cavalleria rusticana), Ponchielli (I Lituani, La Gioconda) - Refice: 'Ombra di nube'. Jonas Kaufmann (tenor), Eva-Maria
Westbroek, Rosa Feola (sopraan), Cristina Reale
(mezzosopraan), Accademia di Santa Cecilia,
Rome Decca 478 2258 (opname maart 2010) Dit staat als een paal boven water: in het internationale circuit is Jonas Kaufmann momenteel de veelzijdigste onder de tenoren. Daarnaast is hij waarschijnlijk ook de best ontwikkelde, hoewel zijn techniek - hij is een spinto-tenor - natuurlijk hemelsbreed verschilt van die van een tenore di grazia als Juan Diego Flórez. Gezien Kaufmann's groeiende populariteit in een breed repertoire zat na diverse solo-cd's met Duits of gemengd repertoire de komst van een recital met Italiaanse operafragmenten er dik in en ook dat blijkt een schot in de roos, al moet ik wel een paar kanttekeningen plaatsen. Om te beginnen is Kaufmann geen Italiaanse tenor, zelfs geen mediterrane zoals zovele Spanjaarden, Fransen, Sardijnen, Mexicanen of Zuid-Amerikanen, en dat betekent bij hem toch een gemis aan natuurlijke italianità. Wat zuidelijke karakters is aangeboren, moet hij zich eigen maken en daarbij loopt het bij hem op twee punten niet helemaal soepel. Laat ik het zó formuleren: het lijkt alsof hij nu eens Corelli, dan weer Gigli tot voorbeeld neemt, terwijl hij zich voor het totale repertoire beter had kunnen concentreren op Bergonzi, wiens vocalistiek het dichtst bij de zijne ligt. Corelli zoekt vocaal en in expressiviteit uitersten die niet altijd stroken met het karakter van de muziek, terwijl de vertolkingen van Gigli door iets te veel lyriek in combinatie met een neiging tot larmoyante effecten soms eveneens de plank misslaan. De tegenstelling tussen beide benaderingen horen we op deze cd duidelijk in het contrast tussen twee aria's van Andrea Chénier (te veel Corelli en te weinig Gigli) en het meteen daarop volgende 'Lamento di Federico' uit L'Arlesiana, waar een teveel aan mezza voce en ppp-effecten de broze melodische lijn lijkt te verstoren. Gigli slaagde daar nog net wel, Ferruccio Tagliavini was hier zelfs magistraal, maar beiden waren Italianen die meer vanuit een aangeboren en ingeslepen gevoel voor de tekst werkten, en dat ontbreek natuurlijk bij Kaufmann. Hier had de aanpak van Bergonzi, die vocaal het midden zocht en minimaal 'acteerde', waarschijnlijk een overtuigender resultaat opgeleverd en het totaal zou daardoor ook meer evenwicht hebben gekregen. Op zich is het werken van Kaufmann met mezza voce, p, pp en voix mixte overigens heel effectief en bijna adembenemend in bijvoorbeeld 'Giunto sul passo estremo' uit Mefistofele. Meteen daarna vervalt hij in 'Amor ti vieta' uit Fedora echter weer in een soort 'Corelli-vocalistiek' die hij afsluit met een overgeaccentueerde, te sterk vibrerende slotnoot. Met zo'n 'ameró' verover je geen vrouw met smaak! Beter zijn de beide aria's uit Adriana Lecouvreur waarin hij Bergonzi of - nog beter - de jonge Domingo dicht benadert. Dit is allemaal detailkritiek van het soort waaraan ik overigens alleen maar toekom bij 'echte grootheden'. Als geheel is dit zonder meer een glorieus recital, waarmee Kaufmann zich wederom presenteert als een van de grootste vocalisten van dit moment. De samenstelling, beginnend met een fragment uit Giulietta e Romeo van Zandonai en eindigend met Ombra di nube van Refice, is bovendien exemplarisch, evenals de begeleiding door het ensemble van de Accademia di Santa Cecilia onder Antonio Pappano. Na alle soloscènes volgt dan een bijzondere 'uitsmijter': het slotduet uit Andrea Chénier met een stralende Eva-Maria Westbroek, en daarbij past maar één opmerking: deze opera met deze beide solisten compleet graag. En dan liefst met Carlos Alvárez als Gérard. index | ||