CD-recensie Ermonela Jaho en Rosina Storchio
© Paul Korenhof, september 2020 |
Het enige optreden tot nu toe van Ermonela Jaho in Nederland, Antonia in Les Contes d'Hoffmann, was geen succes. Dat was ook onvermijdelijk door de volslagen mislukte productie van die opera, die ook nog eens sterk negatief werkte op de klank en de muzikale balans. In het buitenland wordt zij echter gevierd als een verismo-ster bij uitstek, waarbij zij naast Puccini's Cio-Cio-San en Mimì ook Violetta in Verdi's pre-veristische La traviata tot een van haar glansrollen heeft gemaakt. Dat alles vond reeds enkele malen zijn weerklank op deze site, waar ik deze Albanese sopraan onder meer signaleerde in een verrassende opname van Leoncavallo's Zazà op Opera Rara (klik hier) en in dvd-producties van Madama Butterfly (klik hier) en La traviata (klik hier). Vooral die dvd's verleidden mij tot een bijna buitensporig enthousiasme. Terecht, vind ik nog steeds. Jaho is een theaterdier van grote klasse en combineert een grote vocale met een zo mogelijk nog grotere theatrale persoonlijkheid. En rollen als Cio-Cio-San en Violetta varen daar wel bij. Mijn bewondering is echter niet onbegrensd. Zo viel behalve haar Amsterdamse Antonia ook haar Valentine in een Parijse voorstelling van Meyerbeer's Les Huguenots mij tegen. En hier betrof het wederom een Franse rol die naast een flinke dosis lyriek en vloeiende vocale lijnen eveneens vraagt om een helder gearticuleerde, licht gehouden weergave van de (Franse) tekst. Die schijnt haar minder goed te liggen dan het Italiaans, iets wat overigens ook te horen is in de drie Franse aria's op deze cd. In het boekje bij deze recital-cd en de publiciteit eromheen wordt nadrukkelijk een parallel getrokken met de Italiaanse sopraan Rosina Storchio (1874-1945), de eerste Butterfly bij de desastreus verlopen première in La Scala. Sympathiek daarbij is dat een moderne zangeres nu eens niet wordt gepresenteerd een nieuwe uitgave van een grootheid uit de 'eredivisie' als Claudia Muzio of Maria Callas, maar dat zij wordt vergeleken met een zangeres die in haar tijd gewoon tot de eerste garnituur behoorde. In de beschikbare opnamen van Storchio, vrijwel alle uit 1904-1905, horen we echter een zangeres die in stem en voordracht nogal van Jaho verschilt. De parallel ligt in het repertoire, waarbij sommige aria's op deze cd vermoedelijk zijn gekozen onder invloed van de opnamen van Storchio, maar uiteindelijk komt dat repertoire slechts ten dele overeen. Natuurlijk zong Storchio eigentijdse componisten als Puccini, Leoncavallo en Giordano, maar zij blonk eveneens uit in Bellini (La sonnambula) en Donizetti (Don Pasquale) en dat bel canto lag ook hoorbaar aan de basis van haar veristische vertolkingen. Hetzelfde bel canto past veel minder bij de vocalistiek en het stemkarakter van Jaho, die hoorbaar ook de ondergrond mist om die zangstijl - in feite een mentaliteit - in haar eigen zang te laten doorklinken. Haar donkerder timbre en haar breder vibrato verlenen haar zang toch een sterk 'veristische' uitstraling. Waar bij Storchio de tekst centraal staat, lijkt Jaho zich bovendien vooral te concentreren op de muzikale expressie. Zo is bij Storchio bijna ieder woord verstaanbaar, terwijl er bij Jaho een flinke hoeveelheid tekst is, waarvoor we echt het begeleidende cd-boekje moeten raadplegen om te weten wat zij precies zingt, zeker in de Franse fragmenten. Natuurlijk heb ik beide zangeressen naast elkaar gelegd en de eerste aria op deze cd, Butterfly's 'Un bel dì', heb ik zelfs intensief vergeleken, eerst in haar totaliteit en daarna frase na frase. Al doende hoorde ik bij Storchio een minidrama vol typisch pucciniaanse rubati en accentueringen, alle nauw verbonden met de betekenis van woorden en lettergrepen. Een helderder klank en een duidelijker articulatie versterkten daarbij de expressie en maakten ook een sterkere differentiatie mogelijk. Met vergelijke slechts frases als 'e non mi pesa la lunga attesa' ('en niet zwaar valt mij het lange wachten) of 'E come sara giunto, che dira? che dira? (En als hij dan is aangekomen, wat zal hij zeggen?), waarin Storchio 'dira' met een heel heldere 'ie' realiseert, terwijl we bij Jaho bijna een toonloze 'eu' horen. Een gevolg is dat Storchio binnen één frase meer kleuren en emoties kon tonen, terwijl bij Jaho één, inhoudelijk minder gedifferentieerde emotie over een langere frase wordt doorgetrokken. Zo wordt het hierboven aangehaalde 'che dira?' meteen gevolgd door 'Chiamera Butterfly dalla lontana' (Hij zal van veraf Butterfly roepen) en bij Jaho is dat één doorlopende lijn. Zij geeft gewoon antwoord op haar eigen vraag. Storchio schakelt echter naar een totaal andere emotie. Haar 'chiamera' is eerder een ontkenning: in haar fantasie zégt Pinkerton niets, maar hij róept, schrééuwt: "Butterfly!!!" Haar 'chiamera' klinkt als een uitbarsting van ongeduld en verlangen. Dat is opera, drama dus! - en een uitmuntend voorbeeld van een aria die de handeling niet stil zet, maar juist een essentieel dramatisch moment op de voorgrond stelt. Storchio ziet de hele situatie als realiteit vóór zich, maar bij Jaho wordt het een prachtige, met veel emotionele lading gezongen droom, en dat is toch echt iets heel anders. Bijna liedkunst. Zo kan ik eindeloos doorgaan. Het is een prachtige recital-cd, schitterend en met veel persoonlijkheid gezongen, maar op den duur wat monochroom. Dat komt ten dele door het zeer individuele vibrato van Jaho, maar vooral doordat er vocaal en in stijl te weinig onderscheid is tussen de karakters en vooral tussen de componisten. Massenet is een totaal andere componist dan Leoncavallo of Boito, afkomstig uit een heel andere muzikale wereld ook, en dus moeten Manon en Sapho anders klinken dan Musette en Margherita. Hetzelfde geldt voor verschillende rollen van dezelfde componist. Mascagni's Iris is echt een heel ander personage dan zijn Lodoletta of Suzel in L'amico Fritz, maar daarvan komt hier weinig over. Suzel's aria 'Son Pochi fiori' vormt daarbij misschien wel het duidelijkste voorbeeld. Hoewel verre van kinderlijk is Suzel een nog altijd naïef, onschuldig en lief meisje, de ideale rol van de jonge Mirella Freni, maar een vergelijking tussen Freni's subtiele lyriek en de veel ouwelijker klinkende vertolking door Jaho laat een wereld van verschil horen. De vraag is echter in hoeverre dit alles is terug te voeren op de zangeres zelf en in hoeverre de dirigent ervoor verantwoordelijk is. Dat is hier de in 1987 geboren Andrea Battistoni die als 24-jarige in de Scala debuteerde als de jongste dirigent die daar ooit op de bok stond, en die in 2014, net 27 jaar oud, werd benoemd tot Eerste Gastdirigent van het Teatro Carlo Felice in Genua. Naast zijn talloze engagementen maakte hij bovendien naam als componist en ook vond hij de tijd om op 22-jarige leeftijd een eerste boek te publiceren: Non è musica per vecchi . De vraag is echter hoe groot zijn ervaring is op het punt van operacomponisten en hun individuele en aan stroming of tijd gebonden stijlverschillen. Nog meer vraagtekens plaats ik bij zijn ervaring met het werken met en het coachen van vocalisten, en niet alleen met het oog op (wederom) de diverse stijlverschillen. Alleen een in die materie ervaren dirigent kan effectief als coach optreden als het gaat om frasering, kleuring en de balans tussen tekst en muziek. Tenzij Battistoni daar op zijn tiende al aan begonnen is, ben ik daarom bang dat hij de noodzakelijke ervaring mist om met een zangeres van dit niveau een recital van zeventig minuten met fragmenten uit totaal verschillende opera's te kunnen opnemen. Juist van een sterk op vocale stilistiek gericht label als Opera Rara valt mij tegen dat dit belangrijke recital niet werd toevertrouwd aan een 'ouwe rot' in het operavak. Ermonela Jaho is een van de belangrijkste sopranen van dit moment, zeker voor het traditionele repertoire uit het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Zij had verdiend dat een dirigent haar met vaste hand door dit repertoire had geleid, haar van componist tot componist op de stijlkenmerken had gewezen, de uitgebeelde karakters met haar had geanalyseerd en vooral: haar had geholpen van het omzetten van tekst, emoties en karakters in een maximale differentiatie aan muzikale kleuren en fraseringen. Dat opname en presentatie op het hoge niveau staan dat we van Opera Rara gewend zijn, spreekt voor zich en ondanks diverse kanttekeningen is dit een recital dat ik de ware liefhebber van harte kan aanbevelen. Niet om altijd maar achter elkaar te beluisteren, maar het merendeel van de vertolkingen staat ondanks al mijn kanttekeningen wel op een niveau dat we momenteel niet van veel sopranen kunnen verwachten. Maar de tijden van Rosina Storchio zijn dan ook definitief voorbij! index |
|