CD-recensie
© Paul Korenhof, november 2024 |
Het eerste wat ik deed was het losscheuren van het cd-boekje van de kartonnen klaphoes waaraan het was vastgeplakt. Hoe kun je in 's hemelsnaam zo'n boekje rustig lezen, als een driedelige kartonnen flapstaart, al dan niet met daarin twee cd's, eraan blijft hangen en constant in de weg zit? En om even bij dat cd-boekje te blijven: de letter die werd gekozen voor het libretto is niet alleen te klein en te grijs, maar vooral veel te small! Dat zo'n libretto tijdens het luisteren moeiteloos meegelezen moet kunnen worden, is de samensteller van het boekje kennelijk niet duidelijk! Hier is niet echt goed nagedacht! Positieve noot bij dat alles: de twee inleidingen van Benoît Dratwicki zijn voor de geïnteresseerde verplichte leeskost. In de eerste wordt in slechts vier pagina's (Frans, Engels, Duits) gedetailleerd ingegaan op het ontstaan en de specifieke kenmerken van een ‘revolutieopera' die voor het Franse theater zo mogelijk nog belangrijker was dan Orfeo ed Euridice voor het Weens-Italiaanse. In de tweede, geschreven in samenwerking met dirigent Julien Chauvin, wordt zo mogelijk nog gedetailleerder ingegaan op de gekozen partituurversie en – in vergelijking met de oorspronkelijke bezetting – op de keuze van de solisten. Daarnaast gaan zij eveneens in op de stijl van uitvoering, de tempi en de tekstbehandeling, in het bijzonder van de recitatieven. Zowel die inleidingen als de uitvoering zelf vormen één groot pleidooi voor de nog altijd verwaarloosde eerste versie van Iphigénie en Aulide, Gluck's eerste opera voor Parijs waarin hij zijn streven naar een compromisloze, geheel op het drama gerichte opera naar hartenlust kon uitleven. Een grote steun daarbij was het libretto van François-Louis Gand Le Blanc du Roullet, die voor deze ‘tragédie-opéra' een tekst schreef die geheel gericht was op de emoties en reacties van de personages. Geen filosofische, semi-religieuze en politiek correcte wendingen of overpeinzingen, een minimum aan dansscènes, geen inmenging door hogere machten, zelfs geen deus ex machina. Dat alles leidde tot een compacte opera met een partituur van uitzonderlijke dramatische kracht, met als een van de belangrijkste elementen een voor die tijd ongekend dramatische, door menselijke emoties geleide behandeling van de recitatieven. Uit getuigenissen weten we bovendien dat Gluck er tijdens de repetities alles aan heeft gedaan om de dramatiek ook visueel optimaal zichtbaar te maken. Hij dwong zelfs het koor om zijn traditionele statische posities te verlaten om zich enigszins in de handeling te mengen. De première op 19 april 1774 werd daarmee een sleutelmoment in de Franse operageschiedenis en het blijft te betreuren dat librettist en componist bij de herneming in 1775 besloten om de partituur uit te breiden met enkele tegemoetkomingen aan de traditie, onder andere door het invoegen van de godin Diana als deus ex machina aan het slot van het derde bedrijf. Onbegrijpelijk dat altijd maar weer wordt teruggegrepen op die zwakkere tweede versie, maar dat is waarschijnlijk wel de reden waarom Iphigénie en Tauride de populairste van deze Atriden-tweeling is geworden. Naast de eerste versie van Iphigénie en Aulide komt het populairdere vervolg echter minder sterk uit de bus, al zou dat juist de verklaring kunnen zijn waarom bij gezamenlijke uitvoering van beide werken, zoals onlangs nog in Aix-en-Provence, toch voor de tweede versie gekozen is. Het is nu eenmaal een feit dat een voorstelling het beste werkt als zij als climax is opgebouwd. De opmerkelijk moderne dramatiek van de eerste versie krijgt het volle pond in de uitvoering met in het centrum een ronduit ideale titelrol van de sopraan Judith van Wanroij, delicaat van timbre, ingehouden en licht romantisch in haar voordracht en volkomen geloofwaardig in de aanvaarding van haar lot. Als altijd is haar behandeling van de Franse tekst vlekkeloos en haar superbe frasering toont eens te meer dat zij in dit repertoire momenteel moeilijk te overtreffen is. Heel effectief is vervlgens het contrast met de dramatische kleuren en de meer extraverte accentueringen in de Clytemnestre van de mezzosopraan Stéphanie d'Oustrac, die als moeder van Iphigénie hoorbaar andere en zelfs tegengestelde emoties ondergaat. Samen met Van Wanroij vormt zij een gouden duo en zowel gezamenlijk als in hun beider aria's maken zij van het derde bedrijf een brok muziektheater dat beheerst wordt door emotioneel geladen dramatiek. Daaraan zijn twee minstens zo sterke bedrijven voorafgegaan met aan het slot van het tweede bedrijf een grandioze, bijna tien minuten durende soloscène van de getergde Agamemnon, prototype van een karakter uit een Griekse tragedie: als vorst ziet hij zich gedwongen zijn eigen dochter te offeren, maar als vader voelt hij iedere vezel van zijn lichaam daartegen in verzet komen. Reeds meerdere malen hebben we kunnen constateren dat de Griekse bariton Tassis Christoyannis momenteel een van de grote vertolkers van het Franse repertoire, zowel dat van de 18de eeuw als dat van de romantiek, maar als hij ergens zijn geloofsbrieven afgeeft, is het hier. Een waardige vierde in dit geheel is de Achille van Cyrille Dubois die geen enkele moeite heeft met de ligging voor haute- contre. Daarbij heeft hij voldoende persoonlijkheid en tenoraal bel canto in zijn stem om de ietwat vage bruidegom van Iphigénie tot een geloofwaardig personage te maken. Ook de kleinere rollen, met voorop een streng vaderlijke hogepriester van de bas Jean-Sébastien Bou, zijn adequaat bezet en het geheel levert niet alleen een pleidooi voor het Franse baroktheater, maar laat eens te meer horen hoeveel het Franse theater wint bij een uitvoering waarin tekst en voordracht op de eerste plaats staan. Daarmee is niets gezegd ten nadele van het instrumentale aandeel, integendeel! Zonder de aanpak van Chauvin en zijn aandacht voor de tekstritmiek, zeker in de recitatieven, was dit resultaat waarschijnlijk onmogelijk geweest. Hoe de orkestbezetting van Gluck is geweest, weten we niet, maar met het 36 man tellende Le Concert de la Loge bereikt Chauvin een uitvoering die als geheel perfect in balans is en van de eerste tot de laatste maat muzikale dramatiek en orkestrale helderheid laat uitgroeien tot een geheel dat groter is dan de afzonderlijke delen. Ook dat maakt deze uitgave tot een aanrader! index |
|