CD-recensie

Gheorghiu is Gheorghiu!

 

© Paul Korenhof, december 2011

 

 
   
   
   
   
   
   

Angela Gheorghiu - Homage To Maria Callas

Puccini: La Bohème 'Donde lieta usci'. Gounod: Faust 'Ô Dieu! que de bijoux!'. Bellini: Il pirata 'Col sorriso d'innocenza'. Leoncavallo: Pagliacci 'Qual fiamma… Stridono lassù'. Saint-Saëns: Samson et Dalila 'Mon coeur s'ouvre à ta voix'. Catalani: La Wally 'Ebben? ne andrò lontana'. Bizet: Carmen 'L'amour est un oiseau rebelle'. Giordano: Andrea Chénier 'La mamma morta'. Cherubini: Medea 'Dei tuoi figli la madre'. Massenet: Le Cid 'Pleurez, mes yeux!'. Cilea: Adriana Lecouvreur 'Poveri fiori'. Verdi: La traviata 'È strano… Ah fors'è lui… Sempre libera'

Angela Gheorghiu (sopraan), James Valenti (tenor), Royal Philharmonic Orchestra o.l.v. Marco Armiliato

EMI Classics 6315092

Opname: Londen en New York, 2010-2011


Waarom moet iedere sopraan met Callas vergeleken worden? EMI houdt het bescheiden door de cd te presenteren als 'eerbetoon aan Callas', maar de associatie wordt wel gewekt en de fotografische parallellen in het boekje doen de rest. Het zijn prachtige foto's van zowel de Griekse sopraan als haar Roemeense collega, maar Gheorghiu is geen Callas, niet qua uiterlijk, niet als actrice en niet als zangeres. Dat bedoel ik overigens niet negatief. Als één hedendaagse sopraan de stem èn de persoonlijkheid heeft om zich in het Italiaanse repertoire met grote voorgangsters te meten, is het Gheorghiu. Zij heeft echter een onmiskenbaar ´eigen´ persoonlijkheid, een ´eigen´ stem en een ´eigen´ voordrachtskunst. Laten we haar die ook gunnen zonder haar meteen met anderen te vergelijken!

Het voor deze cd gekozen repertoire geeft al aan hoe onmogelijk de vergelijking is. Iedere aria is ooit door Callas gezongen, maar Callas was op de eerste plaats een zangeres voor romantische Italiaanse bel canto, terwijl Gheorghiu zich het beste thuis voelt in repertoire uit de tweede helft van die eeuw en in het verisme. Natuurlijk, ook Callas zong het verismo, maar zij zong het hele Italiaanse repertoire van Rossini en Cherubini tot en met Puccini´s Turandot, en had op dat punt dus veel meer pijlen op haar boog dan Gheorghiu en menige andere sopraan. Haar grote kracht lag echter bij Bellini, Donizetti en de Verdi-rollen die dramatiek combineerden met een door tragiek gekleurde lyriek.
Eigenlijk zijn er maar twee opera's die op het repertoire van zowel Callas als Gheorghiu dermate centraal staan, dat een vergelijking mogelijk wordt: La traviata en Tosca. De titelrol in Tosca, een van haar glansrollen, zong Callas echter vooral aan het einde van haar theatercarrière vanwege haar samenwerking met regisseur Franco Zeffirelli en vanwege het feit dat 'veristische dramatiek' met een aftakelende stem makkelijker te realiseren is dan technisch veeleisend bel canto, niet omdat die rol haar zo aansprak. Van haar stamt zelfs de uitspraak: 'Ik heb die rol talloze malen gezongen, maar ik begrijp nog steeds niet waar het over gaat.' Daarmee bedoelde zij zij niet het verhaaltje, maar het tweedimensionale en op frustraties wijzende reactiepatroon van de titelheldin, die zich niet bepaald gedraagt als een vrouw met een gezonde, goed functionerende psyche.

Aan de andere kant voelt Angela Gheorghiu zich helemaal thuis in de muziek van Puccini en veel minder bij de introverte benadering van het bel canto. Bij haar komt de expressie niet van binnen uit, zoals bij Callas die haar interpretaties ten dele intuïtief opbouwde, maar ook onder invloed van coaches als de dirigent Tullio Serafin en de regisseur Luchino Visconti. Gheorghiu lijkt veel bewuster bezig met zelf zoeken naar een interpretatie, doet dat over het algemeen uitstekend en met grote aandacht voor dynamiek en kleuring, maar laat zich minder intensief coachen. Een gevolg daarvan is soms een zekere mate van onevenwichtigheid, zowel technisch als interpretatief. Dat uit zich bijvoorbeeld in te sterke accenten en de neiging haar vibrato soms te sterk in te zetten als expressiemiddel.

Dat Gheorghiu lastig kan zijn voor haar omgeving (veel lastiger dan Callas die zich altijd in dienst van het resultaat stelde) is algemeen bekend, maar dat neemt niet weg dat zij voor het Italiaanse repertoire waarschijnlijk de interessantste sopraan van dit moment is. Dat blijkt hier al meteen uit haar openingsaria, Mimì's afscheid uit de derde akte van La Bohème. Met haar door intensiteit gekleurde opening boeit zij vanaf haar eerste noot en zij bouwt een hartroerende sfeer op naar een prachtig intiem portamento op 'Bada', een cruciaal moment in deze aria. Daarna breekt opeens de hierboven gesignaleerde onevenwichtigheid door met een 'tragische' uithaal op 'Se vuoi' die niet goed past bij de broze Mimì zoals we die tot dan toe in de derde akte hebben meegemaakt.
Zodra broosheid en meisjesachtigheid minder voorop staan, is Gheorghiu beter op dreef en het is niet voor niets dat naast Floria Tosca ook Violetta in La traviata en Magda in La rondine tot haar sleutelrollen behoren, en dat zij vorig seizoen in Londen een enorm succes boekte als Adriana Lecouvreur. Hier illustreert zij dat met indrukwekkende vertolkingen als onder meer Nedda (Pagliacci), Maddalena (Andrea Chénier), Wally, Medea en natuurlijk haar - en Callas' - glansrol in La traviata.

Een beetje moeite heb ik wel met de Franse aria's. Heel boeiend is de habanera uit Carmen (al heb ik haar complete opname nooit zo hoog ingeschat) en ik heb gefascineerd geluisterd naar de manier waarop zij Dalila's 'Mon coeur' opbouwt en ook vocaal realiseert. Een echte krachtige mezzosopraan heeft zij natuurlijk niet, maar zij weet haar stem hier mooi donker te kleuren zonder daarbij te overdrijven of te forceren, terwijl zij in de lange lijnen van die aria ook heel 'sexy' overkomt.
Aan de andere kant lijdt Marguérite's 'juwelenaria' uit Faust weer onder de onevenwichtigheid die ik hierboven al signaleerde. Het begint al met een inzet die niet echt meisjesachtig klinkt, maar eerder als een volwassen vrouw die speelt dat zij een meisje is. Later treft Gheorghiu de sfeer beter, maar jammer is wel dat haar Franse niet helemaal idiomatisch overkomt, en dat geldt vooral haar klinkers, bijvoorbeeld de open en iets te lange 'ie' en 'è' in 'je ris de me voir si belle dans ce miroir', en later klinkt ook een 'ee' ('réponds-moi') die niet honderd procent 'Frans' klinkt.

De begeleiding is bij Marco Armiliato in uitstekende handen en in het tweede deel van de scène uit La traviata horen we de tenor James Valenti als Alfredo. Voor de presentatie koos EMI het 'boekformaat' dat mij altijd sympathieker overkomt dan het bekende, kwetsbare plastic doosje waar bovendien geen fatsoenlijk cd-boekje in past.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links