CD-recensie
© Paul Korenhof, februari 2021
|
De titel van deze cd zou Poirot de wenkbrauwen laten fronzen. Sophie Junker is namelijk een Belgische en geen Française. Zou de Belgische detective zich geïnteresseerd hebben voor het Londense operaleven in de 18de eeuw, dan zou hij geweten hebben dat 'La Francesina' de bijnaam was van de in Italië geschoolde Franse sopraan Élisabeth Duparc (?-1778). Voor deze lieveling van het Londense publiek schreef Händel maar liefst twaalf rollen (o.a. de titelrol in Semele) wat haar eveneens de bijnaam 'Händel's Nachtegaal' opleverde. Waar sommige labels een solo-cd van jonge solisten lijken vol te proppen (wat vaak juist eentonigheid in de hand werkt), komt Aparté met een uitgave die alleen al door de samenstelling een juweeltje is. De fragmenten, afkomstig uit 1738-1746, dus Händel's 'rijpe jaren', bieden daarbij een kleurrijke waaier aan muzikale sferen en menselijke emoties. Het blijft een feit dat veel aria's van Händel moeiteloos van het ene werk naar het andere verplaatst kunnen worden, maar dat neemt niet weg dat die aria's meestal wel duidelijk geprofileerde 'Affekten' uitstralen. Sophie Junker, die in de afgelopen jaren een repertoire heeft opgebouwd dat loopt van Monteverdi tot Poulenc, maakte vooral naam in het barokrepertoire, in het bijzonder in de muziek van Händel. Met een solide middenregister, een ruime hoogte en een voor deze tijd uitstekende belcantotechniek stelt zij tegenover het uitbundige vocaal vertoon van sommige voorgangsters een benadering die virtuositeit en kleuring in dienst stelt van dramatiek en tekstbegrip. Al in de aria uit Joseph and his Brethren valt op dat Junker, tussen alle helder gearticuleerde fiorituurreeksen door, de communicatie met de toehoorder voorop stelt. Een sleutelpositie daarbij vervult het met een scala aan nuances herhaalde 'And whisper', dat soms zelfs even neigt naar 'croonen'. Heel knap! Aantrekkelijk is ook de hantering van stemkleuren. Zo horen we meteen aan het begin al na de warmte van het licht extraverte 'Prophetic raptures' (Joseph) een sterk contrasterende, bijna ijle lyriek in de meer introvert gehouden Ode to St. Cecilia's Day. Ook hier staat echter de expressie voorop, zelfs culminerend in een duidelijk - maar niet te sterk! - benadrukt 'and quell' aan het slot. Dat Deidamia's 'Và, perfido!' ons daarna weer in een andere wereld brengt, spreekt bijna voor zich, en nog sterker wordt haar expressiviteit in onder meer de dramatische kleuring van 'Nasconde l'usignol (...) il nido' ('de nachtegaal verbergt zijn nest') uit diezelfde opera. Dat Semele's 'Myself I shall adore' en Romilda's 'Nè men con l'ombre d'infedeltà' (Serse) weer andere deuren openen, spreekt voor zich. Het resultaat is een sfeer waarin het streven naar intimiteit en contact tussen vertolker en publiek centraal staat. Dat komt historisch ook overeen met de sfeer in de meeste baroktheaters die op een enkele uitzondering na lang niet het formaat hadden van de grote theaters uit de 19de en 20ste eeuw. Het toont bovendien dat bij het zingen van barokmuziek wel degelijk een op tekstbegrip gebaseerde expressie centraal kan staan zonder dat een zangeres vervalt in het 'veristisch' gejodel van La Bartoli. De uitgave in een klaphoesje met een minimale hoeveelheid plastic is een weldaad van eenvoud, smaak en esthetiek. Een beetje jammer is wel dat in de opname het orkest iets te ruimtelijk achter de mooi prominent opgenomen soliste is geplaatst. Ten dele is dit te ondervangen door de cd mono af te spelen, al doet dat iets af aan de klankrijkdom in het sprankelende spel van het Concert de l'Hostel Dieu. Aan de andere kant: de zang van Junker demonstreert dat virtuositeit een middel is en zeker geen doel op zich! index |
|