![]() CD-recensie
© Paul Korenhof, december 2009
|
||||||||
Renée Fleming - VerismoAria's uit opera's van Puccini (La Bohème, Suor Angelica, Turandot, La rondine, Manon Lescaut), Catalani (La Wally), Cilea (Gloria), Giordano (Fedora, Siberia), Leoncavallo (La Bohème, Zaza), Mascagni (Iris, lodoletta), Zandonai (Conchita) Renée Fleming, Barbara Vignudelli (sopraan), Saito Kaoru (mezzosopraan), Arturo Chacón-Cruz, Paolo Cautoruccio, Jonas Kaufmann (tenor), Marco Calabrese (bariton) e.a., Coro e Orchestra Sinfonica di Milano, Giuseppe Verdi o.l.v. Marco Armiliato. Decca 478 1533 Opname: augustus 2008 Toen ik deze cd voor het eerst beluisterde, bekroop mij regelmatig een gevoel in de trant van: 'Wat een prachtstem, maar wat jammer dat zij niet iets meer heeft geluisterd naar ... ', en daar vulde ik dan de naam in van Magda Olivero, Mafalda Favero, Renata Scotto, Mirella Freni of noemt u maar op. Toen ik later het cd-boekje las, waarin Renée Fleming ons deelgenoot maakt van haar diepere gedachten over het opgenomen repertoire, bleken ook deze sopranen te behoren tot de lange reeks grote voorgangsters die de Amerikaanse sopraan zich bij de voorbereiding ten voorbeeld had gesteld. Jammer dat daarvan niet iets meer merkbaar is. De opening met 'Senza mamma' uit Suor Angelica klinkt nadrukkelijk en over-emotioneel op een manier waarop Scotto deze aria nooit gezongen zou hebben, de daarop volgende aria uit Iris is geheel vanuit de noten gezongen en niet vanuit de (verstaanbare) tekst zoals Olivero dat deed en 'Si, mi chiamano Mimì' uit La Bohème mist die onnavolgbare, meisjesachtige eenvoud waardoor Freni beroemd is geworden. Ook op andere punten verliest Fleming in haar benadering de directe vergelijking, onder andere in de scène van Magda uit La rondine, waarin haar (niet door haarzelf genoemde) rivale Angela Gheorghiu een combinatie van flirterigheid en weemoed ten toon wist te srpeiden, die deze Puccini-partituur ondanks zijn zwakke punten zo onweerstaanbaar kan maken. Jammer, jammer, jammer, want juist deze cd had iets heel bijzonders kunnen worden. Renée Fleming beschikt nog altijd over een van de mooiste stemmen van dit moment, een lyrische sopraan met een onweerstaanbaar, 'romig' timbre, en over een al even uitzonderlijke muzikaliteit. Haar achtergrond is echter te veel die van de grote Amerikaanse theaters, waarin klank en toonvorming belangrijker zijn dan tekstweergave en dat wreekt zich hier. Dat het anders kan, blijkt uit haar opnamen van de muziek van Richard Strauss, maar Fleming had het geluk dat zij op dat terrein kon werken met dirigenten van formaat naar wie zij kennelijk ook luisterde. Het Italiaanse repertoire kent nog maar weinig van zulke muzikale grootheden en bovendien heeft het er de schijn van dat Fleming op dit gebied te snel geneigd is haar eigen weg te gaan. Dat heeft haar eerst parten gespeeld bij het bel cantorepertoire, waarin zij na een overbluffende start pijnlijk onderuit is gegaan, en we zien nu iets gelijksoortigs gebeuren in deze verzameling veristische aria's (die in karakter overigens meer 'romantisch' dan 'veristisch' zijn). Dat het resultaat desondanks bijzonder aantrekkelijk is, komt niet aleen doordat deze muziek veel meer hebben kan. Het heeft ook te maken met het feit dat driekwart van de aria's tot het minder bekende repertoire behoren of zelfs vrijwel onbekend zijn, waardoor echt vergelijkingsmateriaal ontbreekt. Bovendien - en dat moet echt gezegd worden - gelooft Fleming zelf heilig in wat zij doet en die overtuigingskracht is ook heel wat waard. Ondanks de niet altijd inspirerende begeleidingen van een routinier als Marco Armiliato. Als Decca aan de dirigent evenveel aandacht had besteed als aan de vocale entourage (met bijvoorbeeld Jonas Kaufmann in de frasen van Ruggero in La rondine), was dit misschien een waarlijk grote cd geworden. Nu ligt de grote aantrekkingskracht vooral in de combinatie van vocale pracht en samenstelling, met als hoogtepunt de tien minuten durende scène uit Leoncavallo's zelden uitgevoerde Zazà. index | ||||||||